De ogen geopend
6e zondag van de herfst (Jesaja 59:9-19 en Marcus 10:46-52)
Een roep om ontferming gaat gepaard met een besef van persoonlijk tekortschieten. Bij Jesaja treft ons de overtuiging dat het vervreemd raken van recht en gerechtigheid door eigen wangedrag vergelijkbaar is met het rondtasten van een blinde in duisternis. Bij Marcus is het de blinde Bartimeüs, roepend om mededogen, die met geopende ogen Jezus gaat volgen op zijn weg naar Jeruzalem. Na de allesbepalende ontmoeting met Hem kan hij niet langer aan de kant van de weg blijven zitten, hij wordt direct een aanhanger van de Weg (Handelingen 9:2).
‘De genezing van Bartimeüs’ – dat is meestal het opschrift boven dit evangelieverhaal. Het is een vlag die wel de lading dekt, maar laten we daarbij ook de context ervan niet uit het oog verliezen. In die context is sprake van hardnekkige blindheid. In het verlengde van het tweede broodverhaal (Marcus 8:1-9) is Jezus ronduit verbaasd over het gebrek aan inzicht bij zijn leerlingen. ‘Begrijpen jullie het dan nog niet, en ontbreekt het jullie aan inzicht? (…) Jullie hebben ogen, maar zien niet? Jullie hebben oren, maar horen niet?’ (8:17-18).
De leerlingen zijn ziende blind
Het is een thema dat volop speelt in dit Evangelie: zij die Jezus nu reeds geruime tijd van nabij meemaken en Hem volgen op zijn weg, begrijpen Hem toch niet echt. Ze hebben nauwelijks zicht op de ware identiteit van Jezus en op de weg die Hij ten einde toe moet gaan. De leerlingen zijn ziende blind en horende doof. Ook de lijdensvoorzeggingen in dit gedeelte van het Evangelie stuiten op onbegrip van hun zijde. Terwijl ze al onderweg zijn naar Jeruzalem, spreekt Jezus hierover nogmaals indringend met de twaalf (10:32-34), maar ook dan hebben zij niet door wat Hij daarmee wil zeggen. Vervolgens komen ze aan in Jericho, en daar gebeurt het: eindelijk iemand met het juiste inzicht en de bereidheid om Jezus te volgen op zijn moeilijke weg. Eindelijk iemand met ogen om te zien!
We kunnen het verhaal heel goed begrijpen en interpreteren tegen deze achtergrond. Bartimeüs vormt voor de leerlingen een contrastfiguur. Op het gehoor (10:47a) heeft hij vernomen van Jezus’ nabijheid. Daar moet hij het in feite ook van hebben, want hij is dubbel afhankelijk van anderen – als blinde én als bedelaar. Maatschappelijk gezien staat hij aan de kant. Er staat natuurlijk niet voor niks dat hij ‘lang de weg’ zit. Op het gehoor wordt zijn geloof in Jezus gewekt (10:47vv.) – ‘Zoon van David, Jezus’ is een messiaanse manier van spreken. In het Marcusevangelie is Bartimeüs de eerste die Jezus zo aanspreekt – en het loopt uit op het volgen van Jezus. De genezing van de blinde Bartimeüs vormt niet alleen een aanwijzing voor het bevrijdende en helende karakter van het evangelie, maar is tegelijkertijd een daad van messiaanse betekenis (vgl. Jesaja 35:5: ‘Dan worden blinden de ogen geopend’).
Méér dan een roepingsverhaal
Alles wijst erop dat we hier te maken hebben met een soort roepingsverhaal. Bartimeüs die het uitschreeuwt om Jezus’ aandacht te trekken, en Jezus die Bartimeüs roept om naderbij te komen. De roeping van Bartimeüs blijft niet zonder resultaat: hij gaat Jezus volgen onderweg naar Jeruzalem. Zijn plaats is niet meer lángs de weg, maar óp de weg. Genezingverhaal, roepingsverhaal: er valt wel wat voor te zeggen. Maar er is meer. Wat als we, gelet op de omstanders rond Bartimeüs, het nu eens lezen als een bekeringsverhaal? Want niet alleen met Bartimeüs gebeurt iets, dat geldt ook voor de omstanders. In eerste instantie reageren zij negatief op de pogingen van de blinde om Jezus’ aandacht te trekken; ze snauwen hem toe dat hij zijn mond moet houden.
Maar wanneer Jezus Bartimeüs laat roepen, veranderen zij van tegenstanders in medestanders en bemoedigen ze hem zelfs: ‘Houd moed, sta op, Hij roept u’ (10:49). Ze worden tot propagandisten van zijn opstanding uit de moeilijke situatie waarin hij zich bevindt. Misschien is dit wel het meest verrassende van het verhaal. Dat mensen op slag kunnen veranderen op grond van de helende kracht van de aandacht voor kwetsbare en weerloze mensen. Die helende kracht heeft een grote uitstraling, en het effect ervan blijft niet beperkt tot enkel Bartimeüs. ‘Je geloof (Gr.: pistis) heeft je gered’ (10:52). Ofwel: ‘Je vertrouwen is je redding.’ Dat geldt blijkbaar ook voor de omstanders. Zij worden op slag genezen van hun onbarmhartige houding. De schreeuw om mededogen van de blinde Bartimeüs (Gr.: eleèson me – 10:48) brengt zo ook bij hen het nodige teweeg.
Bij Jericho
Het gebeuren speelt zich af in de omgeving van Jericho, en dat is natuurlijk niet zonder betekenis. In het vervolg op deze passage is men Jeruzalem dicht genaderd (11:1). Jericho is dus een laatste stopplaats voordat de beoogde bestemming wordt bereikt. Maar het mag wel opvallend heten dat aankomst en vertrek vermeld worden zonder dat daartussen iets voorvalt – pas bij het verlaten van de plaats gebeurt er iets. De vermelding van Jericho kan verteltechnisch wel een bepaalde functie hebben, want de plaats speelt ook een prominente rol bij het verhaal over de intocht in het Beloofde Land (Jozua 5:13vv.): ook daar is Jericho de laatste halteplaats voor het volk Israël op weg naar de uiteindelijke bestemming. Bij het vertrek uit Jericho wordt Jezus ook, als een nieuwe Jozua, gevolgd door een grote volksmenigte. Daarmee krijgt het feitelijk ook iets van een intochtsverhaal.
Prachtig om te zien hoe in de Kijkbijbel van Kees de Kort de blinde Bartimeüs zo ongeveer de longen uit zijn lijf schreeuwt om Jezus’ aandacht te trekken. Hij weet daarbij van geen ophouden! Bartimeüs roept zó hard, dat hij zelfs helemaal rood aanloopt…[1]
Deze exegese is opgesteld door Harry Tacken.
Voetnoot
[1] K. de Kort, Kijkbijbel. Verhalen uit het Oude en het Nieuwe Testament, Haarlem/Brugge/Heerenveen 201018, 250-261.