Menu

Premium

‘De Vader houdt van jullie, omdat jullie van Mij hebben gehouden.

Bij Johannes 16,23b-30

Johannes 16,23-30 is deel van Jezus’ afscheidsrede in Johannes 13-17, een van de langste scènes in de context van een maaltijd in het Nieuwe Testament. Dit afscheidsmaal zelf is tijdens deze rede grotendeels buiten beeld, maar de context ervan, een relatief intieme situatie, waarin Jezus op een bijzondere manier tot zijn leerlingen spreekt, is wel van belang om de intensiteit van zijn woorden mee te maken.

Door deze enscenering krijgt de lezer als het ware een plaats aan tafel, tussen Jezus’ meest vertrouwde leerlingen, ook al zal een van hen Hem verraden – wat misschien wel aan de spanning toevoegt.

Onderwerp van gesprek zijn de woorden die Jezus nét voor deze verzen gesproken heeft: ‘Nog een korte tijd en je ziet Me niet meer, en nog een korte tijd en je zult Me zien’ (Johannes 16,16 – Willibrordvertaling 1955). Sinds dat vers vragen de leerlingen zich af wat Jezus daarmee bedoeld kan hebben. Als een eerste antwoord geeft Jezus aan dat er een tijd van verdriet en een tijd van vreugde zal komen; tijdens de eerste tijd zal Hij afwezig zijn en tijdens de tweede weer aanwezig. Het proces om hierdoorheen te komen vergelijkt Hij op een indringende wijze met de geboorte van een kind: ‘Wanneer een vrouw moet bevallen, heeft ze het zwaar, omdat haar uur gekomen is; maar is het kind eenmaal geboren, dan denkt ze niet meer aan haar benauwdheid, uit pure vreugde, omdat er een mens ter wereld is gekomen. Zo hebben ook jullie het nu wel zwaar, maar Ik zal jullie weerzien en jullie hart zal vol vreugde zijn, een vreugde die niemand je ooit kan ontnemen’ (Johannes 16,21-22). Het is een bijzondere uitspraak, spelend met ten minste drie betekenislagen: die van feitelijke doodsangst bij een bevalling – zeker in de eerste eeuw! – en het komen van het ‘uur’, johanneïsche code voor het moment van verheerlijking dat tegelijk een moment van lijden is: in Jezus’ geval het moment van zijn kruisiging, in dat van de leerlingen het moment waarop ze Jezus zullen weerzien.

Directe communicatie met God

Dit is het moment waarover Jezus in Johannes 16,23 spreekt. Het gaat om een situatie van directe, ongehinderde communicatie en gemeenschap tussen God en mensen, en wel in Jezus’ naam. De leerlingen volgen als het ware hetzelfde traject als Jezus, via hun eigen lijden – en wellicht: dood – naar een bestaan in Gods aanwezigheid. Het is werkelijk een utopische situatie die Jezus schildert. Directe communicatie is ook te vinden in Jezus’ belofte aan zijn leerlingen van een directe, onverhulde manier van spreken over God (Johannes 16,25) en in hun reactie, wanneer ze zeggen dat Jezus nu zo spreekt dat ze geloven dat Hij van God gekomen is (Johannes 16,30): ‘Kijk, nu gebruikt U eens geen versluierende taal, nu spreekt U onomwonden’ (Johannes 16,29). Het lijkt erop dat Jezus in het heden al heeft gedaan waarvan Hij spreekt alsof het pas in de toekomst werkelijkheid zal zijn: onomwonden over de Vader en zichzelf spreken. Johannes 16,27-28 bevatten namelijk de kern van Johannes’ soteriologie en christologie: ‘(…) uit eigen beweging houdt de Vader van jullie, omdat jullie van Mij hebben gehouden en geloofd hebben dat Ik van God ben uitgegaan. Ik ben inderdaad uitgegaan van de Vader, Ik ben in de wereld gekomen; maar nu verlaat Ik de wereld en ga Ik weer naar de Vader.’

Jezus’ bemiddelende liefde

‘Liefhebben’ karakteriseert de relatie tussen gelovigen en God, en daarmee neemt Johannes ook taalgebruik uit de Schrift van Israël op, waar in soortgelijke bewoordingen over de verbondsrelatie gesproken kon worden. De rol van Jezus is een bemiddelende, in die zin dat de relatie die de leerlingen met Hem opbouwen, in liefde en in vertrouwen dat Jezus van God gezonden is, tegelijkertijd de basis is voor Gods relatie met de mensen. Elders in het evangelie zal Jezus dit in nog dynamischer bewoordingen uitdrukken, waar de relatie tussen Jezus en de Vader de brug vormt tussen de gelovigen en de Vader, via hun eigen relatie met Jezus. In deze zin is Jezus Gods aanwezigheid op aarde en de weg tot een eigen relatie, in de zin van verbondsrelatie, met de Vader. De functie van Jezus bij dit alles is om deze relatie tot stand te brengen en vervolgens zijn weg te voltooien door terug te keren naar de Vader. Een weg waarvan Jezus in deze perikoop suggereert dat ook de leerlingen die zullen gaan, als door een zwangerschap en bevalling heen.

Een preek over deze tekst kan goed ingaan op het relationele spreken dat erin voorkomt. De leerlingen houden van Jezus, de Vader houdt van hen. Tegelijkertijd houdt dat ook in dat de leerlingen Jezus herkennen als wie Hij is: Gods gezant op aarde, degene via wie ze een band met de Vader kunnen hebben. Deze notie kan een behoorlijke uitdaging inhouden. Deze kan christologisch zijn: hoe zie je Jezus zelf? Is Hij iemand die een band met God mogelijk maakt door van Hem te houden als Gods gezant? Deze kan ook soteriologisch zijn: wat voor effect heeft een band met Jezus eigenlijk? De twee hangen natuurlijk nauw met elkaar samen: ieder beeld van Jezus houdt een bepaalde opvatting over zijn functie in, en bij iedere opvatting over zijn functie passen bepaalde beelden beter dan andere. In hun concreetheid kunnen de woorden van Jezus ook aanstoot geven: waarom zou God nu uitgerekend via deze mens tot mensen spreken en een band met hen opbouwen? Die vraag is terecht, en uiteindelijk zou Johannes erop antwoorden: in Jezus is God op een zo bijzondere manier zichtbaar geworden dat je er niet omheen kunt. Is deze Jezus ook in de kerk, zijn lichaam op aarde, herkenbaar anno 2017?

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken