Menu

Premium

De weg voor Jezus leerlingen na Jezus’ opstanding

Bij Jeremia 32,36-41 en Lucas 24,35-48

Lucas is de evangelist van het grote reisverhaal (9,51-19,28). Tijdens de reis van Galilea naar Jeruzalem vertelt Jezus vele verhalen en onderricht Hij zijn leerlingen en de menigten die naar Hem komen luisteren. Fysiek gesproken worden er afstanden overbrugd, maar er is zeker ook sprake van een geestelijke weg die afgelegd wordt. In de Handelingen, zijn tweede boek, gebruikt Lucas de aanduiding ‘aanhangers van de Weg’ voor de volgelingen van Jezus (9,2). Niet zo vreemd dus dat we uitgerekend in het Lucasevangelie, bij wijze van apotheose, het diepzinnige verhaal van de Emmaüsgangers aantreffen. Zij zijn immers ook op weg – naar nieuwe hoop en naar een nieuw geestelijk inzicht. Maar eenmaal op hun schreden teruggekeerd naar Jeruzalem na die overweldigende ervaring, vertellen zij daar met toenemend enthousiasme hun verhaal.

Het lijkt wel alsof hier de profetie van Jeremia in vervulling gaat: ‘… Ik zal ze terugbrengen naar deze stad en ze er in vrede laten wonen’ (32,37b). En dan herhaalt zich daar in Jeruzalem de geschiedenis van Jezus’ verschijning voor de derde maal.

Drie verhalen

Het laatste hoofdstuk van het Lucasevangelie bevat in feite drie verhalen die zich allemaal op dezelfde dag afspelen. Allereerst het verhaal van de Paasmorgen (24,1-12), vervolgens het verhaal van de Emmaüsgangers (13-35) en ten slotte de verschijning van Jezus aan de elf en de anderen (36-53). Deze drie verhalen vertonen ook een opgaande lijn, die hierin tot uitdrukking komt, dat de ontvangers van de boodschap als het ware steeds ‘prominenter’ worden. In het eerste verhaal gaat het om de vrouwen – die echter niet voor vol worden aangezien (24,22v); vervolgens zijn het twee leerlingen, en in het derde verhaal gaat het om de apostelen zelf. De lezing voor deze dag zet in vers 35 in met het slot van het Emmaüsverhaal. Daar wordt verteld hoe de Emmaüsgangers getuigenis afleggen over wat zij onderweg hebben meegemaakt. Dit getuigenis rijmt als het ware op het slot van het eerste verhaal, waar de vrouwen de rol van de eerste geloofsgetuigen toebedeeld krijgen. En dan is het ook opmerkelijk dat er aan het einde van het derde verhaal andermaal sprake is van getuigenis, wanneer Jezus de apostelen de opdracht geeft om te getuigen, om te beginnen in Jeruzalem. In de Handelingen zal Lucas later uitvoerig vertellen hoe de apostelen uitvoering geven aan dit programma, en wel na de herhaling van het bericht over de hemelvaart van Jezus. Het getuigenis start in Jeruzalem, maar zal reiken tot aan de uiteinden van de aarde (Hand. 1,8).

Brood en vis

Het derde verhaal vertoont veel inhoudelijke overeenkomsten met het tweede: de verschijning van Jezus (eerst onderweg, later in Jeruzalem zelf), de moeite van de leerlingen om Hem direct te herkennen, het verwijt van Jezus (niet kunnen geloven respectievelijk twijfelen), het onderricht vanuit de Schriften, het delen van voedsel (brood en vis) en het nieuw verworven inzicht van de leerlingen. Er valt op grond van deze vaststelling wel iets voor te zeggen om beide verhalen niet helemaal van elkaar los te koppelen. Daarom is het ook niet verkeerd om de lezing te laten beginnen met het schakelvers 35. Brood en vis leiden in beide verhalen tot herkenning en inzicht. Het kan bijna niet anders of Lucas grijpt hiermee terug op het verhaal van de wonderbare spijziging (9,12-17). Brood en vis zijn de codewoorden van de vroegchristelijke kerk. Ook een verwijzing naar het verhaal van het Laatste Avondmaal, de eucharistie, moet zeker niet uitgesloten worden. Ida Gerhardt heeft het verband tussen brood en vis (Ichthus: Jezus Christus, Zoon van God, Redder) ooit eens prachtig onder woorden gebracht in haar bekende gedicht ‘De disgenoten’, waarin aan het slot ook de vredegroet uit de evangelielezing voorkomt.

Structuurelementen

We kunnen de lezing vrij eenvoudig in twee delen opsplitsen: allereerst de verschijning van Jezus aan de elf en de anderen in 24,36-43, waarbij de nadruk gelegd wordt op het lichamelijke aspect: het bekijken van Jezus’ handen en de voeten met de tekenen van de nagelen, het betasten, het eten van een stuk gebakken vis. En vervolgens het zendingswoord in 24,44-49, waarbij de nadruk gelegd wordt op de vervulling van de Schriften. Pas nu, ná de opstanding, kunnen de leerlingen dit ten volle begrijpen en wordt de vervulling van de Schriften hernomen in het ‘goddelijk moeten’ van de lijdende én verrezen Messias (vgl. 24,26). Precies zoals in het voorafgaande Emmaüsverhaal is het ook hier de Heer zelf die het verstand van de leerlingen ontvankelijk maakt voor het begrip van de Schriften (24,45). Wat er gebeurd is met de twee Emmaüsgangers, overkomt nu heel de groep van de leerlingen. De groei van herkenning die in het voorafgaande is getekend, krijgt hier een fundament in het verstaan van de Schriften. In de volgende twee verzen (46 en 47) wordt dit verder toegespitst op het lijden en de opstanding van de Messias.

In een aantal paasverhalen in de evangeliën is de verschijning van de Opgestane een steeds terugkerend element (bijvoorbeeld in Joh. 20,19-31). Dat is ook hier het geval in vers 36. De specifieke wijze waarop over deze verschijning verteld wordt, zoals met het bericht over het nuttigen van een stuk geroosterde vis, moet duidelijk maken dat Jezus werkelijk aanwezig is en dat het geen verbeelding is.

Voor alle volkeren

Evenals aan het slot van het Matteüsevangelie (28,19) treffen we in de slotpassage van Lucas een duidelijk universalistisch motief aan, waar het de verkondiging aan alle volkeren betreft. Heel de wereld, tout le monde, komt hier in het vizier. Met dat doel ontvangen de apostelen hier een zendingsopdracht, namelijk om overal van de verzoening in Christus te getuigen. Zij worden daartoe uitgerust met ‘kracht van boven’ (24,49), waarmee uiteraard de heilige Geest bedoeld moet zijn. Als gezegd: dit vormt de opmaat voor het boek Handelingen.

Bij Jeremia 32:36-41 en Lucas 24:35-48

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Premium

Nachtelijke Wijsheid

Vanaf de oorsprong klinkt Gods stem over schepping en geschiedenis van mensen (Ps. 29). Dit goddelijk spreken van wijsheid ervaren de eerste christenen in Jezus. Zoals regen neerdaalt uit de hemel en de aarde doordrenkt om daarna tot God terug te keren, zo is het ook met Jezus. In die beweging weet de gemeenschap rond Johannes zich opgenomen. Het laat hen opnieuw geboren worden als Gods kinderen, in een leven met eeuwigheidswaarde. Vanuit dit inzicht gaan ze in gesprek met hun joodse geloofsgenoten.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Premium

Ontvangt heilige Geest

Bij Johannes, in tegenstelling tot Lucas-Handelingen, vallen Pasen en Pinksteren op dezelfde dag. Met Pasen lazen we hoe Maria Magdalena ‘op de eerste dag der week’ van Jezus de opdracht krijgt om aan zijn leerlingen het evangelie, de ‘goede boodschap’, te ‘boodschappen’ (Gr.: angelloo), namelijk dat Hij is opgestegen naar zijn hemelse Vader. Daarmee gaf ze als apostel van de apostelen de aanzet tot een horizontale beweging: de kerk op aarde (Joh. 20,1-18).

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Premium

Gebed voor de achterblijvers

Hemelvaartsdag is één en al jubel om de troonsbestijging van onze Heer Jezus Christus. Pinksteren is uitbundige blijdschap in de Heilige Geest. Maar de zondag daartussen heeft als Latijnse naam Exaudi: ‘verhoor toch!’ Zeker met de orthodoxe lezingen dringt het opeens tot ons door: we moeten het voortaan stellen zonder Jezus’ geruststellende aanblik. We blijven in deze wereld achter. Met het oog daarop heeft Jezus gebeden: ‘Heilige Vader, bewaar hen door uw naam.’

Nieuwe boeken