De zondvloed en Gods alternatief: Jezus Christus
![Bijbelwetenschappen [2;1]](https://www.theologie.nl/wp-content/uploads/2021/10/Bijbelwetenschappen-21-1140x570.png)
Bij Genesis 9:8-17, Psalm 25:1-10, 1 Petrus 3:18-22 en Marcus 1:12-15
De Genesislezing gaat over de regenboog als teken van Gods belofte aan mensen en dieren: Ik zal het nooit meer zo doen. Maar als in de synagoge over de regenboog gelezen wordt, in het najaar, hoort de gemeente Genesis 6 tot en met 11 voorlezen – het hele verhaal van de vloed, plus de naamlijsten van wie daarna de aarde gaan bewonen, de toren van Babel, en de genealogische aanloop naar Abram.
Daarbij vergeleken geeft ons leesrooster een viertal pietluttige knipseltjes. Uit Genesis 9 krijgen we Gods belofte, maar zonder de zegen en zending die eraan voorafgaan en zonder de dramatische manier waarop die zending vervolgens gestalte krijgt. Daarover straks meer. Van Psalm 25, nota bene een alfabetpsalm, krijgen we de letters alef tot en met kaf, net niet de helft – alsof je zo’n compositie zomaar kunt afbreken. Uit de Petrusbrief krijgen we de climax, maar tegelijk de meest raadselachtige uitspraak, zonder aanloop of context. En van het evangelie krijgen we vier schamele verzen, uit een hoofdstuk dat met korte tafereeltjes en veelvuldig gebruik van het bijwoord euthus (meteen) de indruk van een lopend vuur wil vertolken, een ontwikkeling zonder pauze. Wie echt de Schriften wil laten spreken, zal minstens één van de teksten al vertellend de ruimte moeten geven om in zijn eigen context te klinken.
Geen zondvloed meer
Het is wel spannend om op de eerste zondag in de vastentijd bij het zondvloedverhaal aan te haken. Ik neem aan dat voor het regenboogfragment gekozen is omdat de Eeuwige daar verklaart dat een allesverwoestende vloed voortaan geen optie meer is om zijn problemen met de wereld op te lossen. Het was een mogelijkheid die ook bij mensen zo vaak is opgekomen: het kwaad en de kwaadwilligen in één grote beweging wegvagen, de bezem erdoor, de vlam erin, weg ermee. Maar per saldo bleek het niets op te lossen: Noach en zijn familie brachten alle problemen van de vorige wereld mee naar de volgende. In de enige uitspraak waarmee Noach sprekend wordt opgevoerd in het zondvloedverhaal, zal hij eerst zijn derde zoon vervloeken voordat hij de anderen zegent (Gen. 9,25). En joodse exegeten spraken al in de Middeleeuwen het vermoeden uit dat Noach zich na de vloed bedronk uit wroeging, omdat hij destijds niets had ondernomen om zijn tijdgenoten te redden, of het bij de Eeuwige voor hen op te nemen.
Zie P. van Veldhuizen, Gehoorzaamheid is niet genoeg. Over Noach in de schaduw van Abraham. In: Interpretatie 19,2 (2011), 25-27. Ook op http://www.woordenmetzielenzin.nl/PDFs/2011-noach.pdf.
Het is een zelfonderzoek waard: hoe vaak denk je niet dat bepaalde problemen opgelost zouden zijn als anderen tot zwijgen gebracht konden worden, als er alleen weldenkende mensen zoals jijzelf zouden zijn, als de raddraaiers uitgeschakeld zouden worden. We verwerpen met kracht elk idee van etnische zuivering of genocide, en terecht – maar het sluit aan bij een hartstocht die we allemaal kennen. Volgens opperrabbijn Jonathan Sacks was de zondvloed een experiment dat de Eeuwige nodig had om tot de slotsom te komen dat zo’n zuivering voortaan geen optie meer was.
Jezus bevrijdt voorbij de dood
Maar hoe dan wel? Aan het begin van de Veertigdagentijd werpt een lezing uit Genesis 9 de vraag op of de weg van Jezus een werkelijk alternatief is, een interventie waarmee de Eeuwige bereikt wat met de zondvloed niet bereikt kon worden. Volgens de lezing uit 1 Petrus (3,19-20) worden zelfs de doden van de zondvloed alsnog betrokken in de beweging van Jezus: Hij daalt tot hen af en spreekt hen aan. In een eerdere bijdrage heb ik betoogd dat de auteur van 1 Petrus daar niet kan bedoelen dat Jezus die doden hun verlorenheid komt inwrijven, zoals nogal eens beweerd wordt, maar dat Jezus tot over de doodsgrens heen bevrijding brengt.
Zie P. van Veldhuizen, Een doophomilie? Bij 1 Petrus 3,14-22. In: De Eerste Dag 37,3 (zomer 2014), 19-20.
Een langzame weg
De weg van Jezus is, als oplossing voor het kwaad in de wereld, volstrekt tegengesteld aan de zondvloed. De zuivering wordt niet van buitenaf voltrokken, maar van binnenuit. Ze komt niet als een vloed, maar als een kiem. In Jezus gaat de Eeuwige niet óver alles heen, maar dóór alles heen. Als belichaming van Gods betrokkenheid zal Jezus de liefde en de trouw vasthouden terwijl Hij afdaalt, en desnoods ten onder gaat, in de overvloed van menselijk kwaad en lijden. Zo zal Hij alles vervullen – en dat betekent dan niet dat Hij de hele checklist afvinkt, maar dat Hij alles wat Hij aanraakt laat vollopen met genade, zelfs daar achter de doodsgrens bij de geesten in de gevangenis.
Die weg heeft meer tijd nodig, en een heel andere instelling, dan de grote wasbeurt van Genesis 6-9. Daar vraagt heel de brief 1 Petrus ook begrip voor: ook de volgelingen van Jezus, dragers van de kiemen van zijn liefde en trouw, zullen nog door alle kwaad en lijden van de wereld heengaan om alles aan te raken met Gods goedheid.
Als we in dat kader het mini-perikoopje over Jezus in de woestijn lezen, is van belang dat we Hem uit het water zien opklimmen: Hij spoelt niet met zijn grote gelijk de wereld weg, maar dompelt zich onder in ons bestaan. De Geest die Hem dan bezielt, laat Hem niet vuurspuwend door het land gaan, maar drijft Hem ertoe om zijn eigen zuiverheid te oefenen in de woestijn – want die zuiverheid is zijn bijdrage aan een nieuw bestaan voor alles en allen. Alleen – voor de zondvloeddenkers die wij dikwijls zijn, gaat het dan wel erg lang duren voordat alles goed zal zijn…