Dragen
Geloofstaal & cultuurtaal
Het Nederlandse woord dragen heeft de betekenis van optillen, ondersteunen en ergens heen brengen. Het kan eveneens gebruikt worden voor kleding, schoeisel of wapens. Overdrachtelijk heeft het positieve betekenissen: vruchtdragen of een naam dragen. Er zijn ook negatieve: het op zich nemen van bepaalde lasten, zoals schuld of risico. In deze categorie kan het ook ‘verdragen’ betekenen. In kerk en geloofstaal komen vooral de overdrachtelijke betekenissen naar voren, zoals in de opdracht tot vruchtdragen (zie Joh. 15:1-8), je kruis dragen (zie Luc. 14:27) of in het (ver)dragen van de moeilijkheden in het leven: ‘er is zoveel te dragen’ uit het lied Ga niet alleen door ‘t leven..
Woorden
Uitgaande van het Nederlandse woord ‘dragen’ wordt hieronder een keur aan woorden behandeld die alle die betekenis kennen. Daarnaast hebben die woorden nog andere betekenissen, zoals ‘opheffen’ of ‘wegnemen’. Ook die worden meegenomen in de uitleg. In het Hebreeuws zijn er twee woorden voor dragen: lavasj wordt gebruikt voor het dragen van kleding, schoeisel en wapens. De overige betekenissen van ons woord dragen worden weergegeven met nasa. Ook het Grieks kent onderscheid tussen het dragen van kleding, schoeisel of wapens en het dragen van objecten en lasten. Het Grieks kent hiervoor een rijke woordenschat (zie onder).
Betekenis in context
Oude Testament
Kleden
Het Hebreeuwse werkwoord lavasjheeft als basisbetekenis ‘iets aantrekken’ of ‘met iets bekleed zijn’. Het kan slaan op kleding (1 Sam. 28:8) en op wapens (Jes. 59:17). In beeldspraak kan iemand zich ‘kleden’ met sterkte (Jes. 51:9), met schaamte (Ps. 35:26) of met redding (2 Kron. 6:41). Het gaat er dan om, dat de persoon in kwestie bepaalde eigenschappen van zichzelf sterk naar voren doet komen of, in het geval van de redding, die van een ander ontvangt. Een voorbeeld is de beschrijving van God die, toen Hij zag dat er niemand redding bracht, zich kleedde als een soldaat (Jes. 59:17): gerechtigheid was zijn borstpantser, redding was zijn helm, wraak was zijn kleding en toorn zijn bovenmantel. Dat zijn de eigenschappen die God liet zien in zijn actie om de onderdrukten van het valse gericht te redden.
Dragen en tillen
Het werkwoord nasa wordt gebruikt voor het letterlijk dragen of optillen van voorwerpen. Overdrachtelijk kan het de combinatie ‘vruchtdragen’ opleveren, hoewel dan vaak het werkwoord ‘maken’ wordt gebruikt. Meestal wordt het figuurlijk gebruikt voor het opnemen of dragen van bepaalde lasten. Iemand kan de verantwoordelijkheid voor een vrouw op zich nemen (Ruth 1:4), dus huwen. God als goede herder draagt de lammetjes (Jes. 40:11). Ook negatieve gevoelenskunnen met dit werkwoord uitgedrukt worden: Micha (ver)draagt Gods toorn (Mi. 7:9), terwijl God niet langer de schijnheiligheid van zijn volk (ver)draagt (Jes. 1:14).
Het werkwoord wordt veel gebruikt in combinatie met lichaamsdelen, bijvoorbeeld voor het opheffen van een hand (Deut. 32:40), het opslaan van de ogen (Gen. 13:14) of het verheffen van de stem (Ri. 9:7). Een speciale plaats neemt de uitdrukking ‘het aangezicht verheffen’ in. Als iemand anders aangezicht opgeheven wordt, wil dat zeggen dat die persoon vriendelijk behandeld wordt (Mal. 1:8), hoog in achting staat (Klaagl. 4:16) of begunstigd wordt (Lev. 19:15). In veel bijbelvertalingen wordt deze uitdrukking niet meer letterlijk vertaald, maar vervangen door wat het betekent. In de Aäronitische zegen (Num. 6:24-26) is ook in het Nederlands de uitdrukking ‘zijn aangezicht verheffen’ blijven staan. Hier wendt God zijn eigen gelaat toe naar het volk. Het drukt genade en vriendelijkheid uit. Een ander werkwoord, dat maar negen keer voorkomt, is amas. Het wordt normaal gebruikt voor het opleggen van een juk of het opladen van een ezel. Tweemaal komt het echter voor met God als onderwerp: Hij draagt zijn kinderen vanaf hun geboorte, zoals aardse moeders dat doen (Jes. 46:13; vgl. 46:1). Daarvoor wordt Hem ook dank gebracht met de woorden: ‘Geprezen zij de Here. Dag aan dag draagt Hij ons. Die God is ons heil’ (Ps. 68:20).
Vergeven
De combinatie van nasa en zonde is een bijzondere: mensen moesten de verantwoordelijkheid en dus ook de straf voor hun zonde dragen (Lev. 5:1). Toch heeft God verschillende mogelijkheden ingesteld om van deze last verlost te worden. Een daarvan is de Grote Verzoendag (Lev. 16). Het ritueel met de bok laat zien dat de zondelast weggenomen kan worden: de hogepriester moest de zonden belijden en deze last als het ware op de bok overdragen en die de woestijn inzenden (Lev. 16:21-22). Deze bok droeg dan de zonden weg. Zo kan het werkwoord nasa in bepaalde contexten ook vertaald worden met ‘vergeven’
(Jes. 33:24).
Nieuwe Testament
Kleden
Het dragen van schoeisel kent in het Grieks een apart werkwoord, hupodeistai (Mar. 6:9). Het werkwoord periballein wordt gebruikt voor kleding (Mat. 6:31) of hoofddeksels (Joh. 19:2). Het werkwoord phorein is daaraan synoniem, maar heeft de bijbetekenis van ‘constant, voortdurend’, zoals bijvoorbeeld bij de overheid, die het zwaard niet tevergeefs ‘draagt’ (Rom. 13:4).
In overdrachtelijke zin wordt vaak het werkwoord enduein gebruikt. Daarmee wordt aangegeven, dat mensen bepaalde karakteristieken laten zien of bepaalde deugden uitstralen. Zo kan een christen zich kleden met kracht van boven (Luc. 24:29), met medeleven (Kol. 3:12) of zelfs met Jezus Christus (Rom. 13:14). Paulus maakt intensief gebruik van deze beeldspraak. Hij verwacht dat christenen hun ‘oude mens’ uittrekken en hun ‘nieuwe mens’ aandoen (Ef. 4:22-24). Hij geeft daarbij aanwijzingen hoe dat in de praktijk kan, dus hoe het geloof in Christus zichtbaar wordt in het dagelijks leven (Ef. 4:25-32). Zich baserend op oudtestamentische voorbeelden spoort hij dezelfde lezers aan zich te kleden met de wapens van gerechtigheid en waarheid (Ef. 6:14).
Dragen
Ook voor het dragen van objecten kent het Grieks verschillende woorden. De meest gebruikte werkwoorden zijn bastazein, aireinenferein. Alledrie kennen ze de betekenis van dragen, optillen en wegnemen, zoals dat ook met het Hebreeuwse nasa het geval was. Daarom kan ook in het Grieks gezegd worden dat Christus de zonden van velen ‘gedragen’ heeft (Hebr. 9:28 NBV). Ook bij de uitroep ‘Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt’ (Joh. 1:29) kunnen de hoorders daaraan gedacht hebben.
Het werkwoord bastadzein wordt veelal in overdrachtelijke zin gebruikt, vaak met een negatieve bijklank. Paulus draagt de littekens van Christus in zijn lichaam (Gal. 6:17). Volgelingen van Jezus moeten bereid zijn een kruis te dragen (Luc. 14:27). Simon van Cyrene draagt (airein, pherein) een tijdje Jezus’ kruis (Mat. 27:32; Luc. 23:26), maar Jezus’ discipelen moeten bereid zijn eigen vernedering en zelfs de martelaarsdood op zich te nemen (bastadzein). Het ‘dragen van (geestelijke) lasten’ is een groot thema in het Nieuwe Testament. Joodse leiders legden hun volk zware lasten op door allerhande voorschriften. Daartegen ageert Jezus (Luc. 11:46), en ook Paulus (Hand. 15:10). Paulus roept op om juist lasten te verminderen en zwakheden bij anderen te verdragen (Rom. 15:1). In Galaten 6 geeft hij daarvoor twee goede regels, die op het eerste gezicht volledig tegengesteld zijn: ‘draagt (bastadzein) elkanders lasten’ (Gal. 6:2) en ‘ieder drage (bastadzein) zijn eigen vracht’ (Gal. 6:5). Als het om moeilijkheden van een ander gaat, als die ander bijvoorbeeld op een overtreding betrapt wordt, moet de christen andermans last helpen dragen (Gal. 6:1-2). Zachtmoedigheid is daarbij het devies. Maar als het om een hoge maatstaf gaat en de christen heeft daarbij al veel bereikt – of denkt dat in ieder geval -, dan gaat het niet aan om een andere gelovige daarmee af te troeven of zelfs naar beneden te duwen. Die vracht van het (bereikte) hoge ideaal draagt ieder zelf, in stilte (Gal. 6:3-5). Dit alles als uitwerking vanPaulus’ uitroep om bij de vrijheid in Christus te blijven en niet weer een slavenjuk op te (laten) leggen (Gal. 5:1).
Een speciale betekenis is ‘verdragen’, waarbij twee aspecten zichtbaar worden. Christenen worden geprezen, als zij geen slechte mensen verdragen in hun midden (Op. 2:2). Integendeel, zij moeten hen als valse apostelen brandmerken. Toch wordt de liefde aangeprezen als iets dat ‘alles verdraagt’ (1 Kor. 13:7). Deze twee noties worden door Petrus samengevat met: ‘Laat dus niemand van u moeten lijden als moordenaar, dief, boosdoener of als een bemoeial. Indien hij echter als christen lijdt, dan schame hij zich niet, maar verheer-lijke God onder die naam’ (1 Petr. 4:15-16).
Kern
Uitgaande van het ene woord ‘dragen’ in het Nederlands, komt de lezer van de Bijbel op zijn minst twee verschillende woorden tegen: één voor het dragen van kleding en één voor het dragen van lasten.
Het dragen van kleding wordt in Oude en Nieuwe Testament gebruikt als een metafoor voor het zichtbaar maken van bepaalde karaktereigenschappen of bepaalde deugden. Beide testamenten gebruiken het beeld van de geestelijke strijd, waarbij wapens van gerechtigheid en waarheid gedragen moeten worden. Met name Paulus werkt met de metafoor van het dragen van de ‘nieuwe mens’: een nieuwe levensstijl die past bij een vernieuwd denken.
‘Dragen’ van objecten is in het Hebreeuws een vrij neutraal werkwoord, terwijl het in het Nieuwe Testament uitgesproken negatief kan worden geladen. Het opleggen van lasten is iets wat christenen onderling moeten vermijden. Verdragen is dan eerder aan de orde, of meedragen van andermans lasten. De betekenis van het ‘wegdragen’ van zonde en schuld, wat in het Oude Testament somsvertaald kan worden met ‘vergeven’, wordt ook in het Nieuwe Testament gebruikt. Jezus Christus is het Lam Gods dat de zonde der wereld wegdraagt en daarmee de basis legt voor vergeving en verzoening.
Verwijzing
Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: vergeving, vruchtdragen.