Een gestalte die in ons zou kunnen opstaan
Toen Hij uit de boot stapte, zag Hij een grote menigte en voelde medelijden met hen, want ze waren als schapen zonder herder, en Hij onderwees hen langdurig. Marcus 6:34 (NBV21)
Wat betekent het dat Jezus de menigte ziet? En wat zien zij, wat zoeken ze, wat kunnen ze bij Jezus vinden?
Alles begint met zien. Zie je een menigte? Veel mensen? Zie je mogelijke vijanden? Mogelijke vrienden? Het maakt nogal verschil. Jezus stapt uit de boot en ziet een grote menigte. Het is geen opvallend werkwoord: horao, zien. Het is geen ‘even kijken’, en geen ‘schouwen’. Het is iets ertussenin. En toch: hij ziet ze.
Elke keer als dit zinnetje voorbijkomt, treft het me. Je kunt je ook indenken dat je uit de boot stapt, de menigte weliswaar in je onderbewuste signaleert, maar er geen verdere relatie mee aangaat. Jezus doet dat wel. Hij ziet de mensen en, zo vervolgt Marcus: het gaat hem door merg en been. Zijn innerlijk strekt zich uit naar hen. Want zij zijn als een kudde zonder herder.
Jezus ziet een bepaalde, nameloze, eenzaamheid. Een verlangen bij deze mannen en vrouwen dat geen antwoord lijkt te kunnen vinden. Ze staan daar allemaal. Te wachten. Op hem. Maar wat verwachten zij?
Jezus en wij
Een paar woorden over Jezus. Te vaak lijkt hij in preken getekend te worden als een soort superman, maar dan anders. Iemand naar wie je kijkt, die je bewondert en die jij beslist niet bent. In sommige theologieën is dat ook precies de bedoeling.
Jezus zou dingen doen die wij niet kunnen. En daarmee – onuitgesproken – niet mogen. Kijk je zo naar hem, dan maak je jezelf machtelozer dan je bent. Hij kan alles. Jij kunt niets. Onbedoeld worden mensen klein gemaakt. Je zou ook zo kunnen lezen: Jezus staat voor die gestalte die in ons zou kunnen opstaan. In dit geval: wíj zouden kunnen zien.
Jezus’ bewogenheid
Ik denk aan een winkelstraat op zaterdagmiddag. Massa’s mensen drommen langs de winkels. Reclames roepen hun toe: koop hier, eet hier, drink hier. En je wordt gelukkig. De teksten staan er niet alleen om de klanten van dienst te zijn maar ook de commercie. Ze willen iets van de voorbijgangers. Hun geld. Hebben de massa’s geen geld, zijn de winkels niet in hen geïnteresseerd.
Wie kijkt zo, dat mensen tot hun recht komen? Individuen worden. Ik denk aan de politiek van de laatste jaren. Daarin worden mensen van hun mens-zijn beroofd. Ze worden ‘die islamieten’, ‘die vluchtelingen’, ‘die buitenlanders’. Of nog anoniemer: testosteronbommen. En de vrouwen dragen kopvodden. Wie ziet hen zo, dat zij mensen worden met een naam en een gezicht?
Jezus laat de mensen toe tot in zijn ingewanden
Het gaat hem door merg en been, voegt Marcus toe aan het zien van Jezus. Zijn eigen innerlijk zegt hem, wie de anderen zijn. Blijkbaar ligt er achter het ‘zien’ nog een andere wereld. Hoe je jezelf beziet. Zie je jezelf als slachtoffer, is de ander dader. Zie je jezelf als verliezer, is de ander de winnaar. Zie je jezelf als rechtmatige bewoner van dit land, is de ander een illegaal. Jezus laat de mensen toe tot in zijn ingewanden. Het zijn Ida Gerhardt en Maria van der Zeyde die hierop wijzen (in hun vertaling en commentaar Marcus, tijding van vreugde; 1976). Splagchnizomai, het werkwoord voor ‘met ontferming bewogen worden’, draagt het woord splagchnon in zich: ingewanden. Het is een diepe bewogenheid. Van Ruler schrijft in Dichter bij Marcus (1974) dat Jezus in deze ontroering beeld is van God. Je zou het ook kunnen omdraaien: doordat Jezus ziet, wordt God zichtbaar. Omdat hij met bewogenheid ziet. Hij ziet in het slavenvolk vrije mensen. In mensen zijn geliefden. In zijn geliefden zijn kinderen.
Vertrouwen oefenen
Ik blijf nog even bij de bron van waaruit wij kijken. Die vraagt onderhoud. In onze hetzerige tijden wordt met veel cynisme gekeken. Blijkbaar is dat de bron waaruit wij drinken en die wij aan elkaar doorgeven.
In de ogen van de cynici is er niemand die oprecht het goede doet. Volgens hen is iedereen enkel uit op eigen belang en moeten we voor iedereen op onze hoede zijn. Mede daardoor drijft onze samenleving uit elkaar. En staan wij met kwaaie koppen tegenover elkaar. En schreeuwen wij.
Wat zou er gebeuren als we vertrouwen als bron zouden kiezen? Of ‘een tweede naïviteit’ zoals Henri Nouwen het noemt. Dat je besluit vriend te willen zijn van elke mens die je op je pad komt. Ook al kost jou dat meer dan dat het in eerste instantie oplevert. Dat je deze houding blijft oefenen. En dat je jezelf vergeeft, elke keer wanneer het je niet is gelukt. Soms maak je de ander anoniem uit pure zelfbescherming.
Onze ogen
Jezus ziet de schare. De ene keer zijn wij die schare. Hebben wij wat barmhartigheid nodig. Om opnieuw te kunnen beginnen, zodat wij niet overvraagd worden en onszelf niet overvragen. Op een ander moment zijn wij Jezus. En zien wij met bewogenheid. Dat is de diepte van dit ene zinnetje.
Zodat wij niet overvraagd worden en onszelf niet overvragen
Zeker twintig jaar geleden zongen we een projectlied: ‘Als onze ogen kruisen gaan, de ene ziet de ander aan.’ De strekking daarvan was: waar wij elkaar zien, ziet God ons. Een gemeentelid reageerde: alsof God afhankelijk is van ons. Dat maakte God te weinig God voor haar. Ik denk dat dit nu juist de beweging van God is: Hij (m/v/x) wordt vlees. In woorden. In daden. In onze ogen. En tegelijk is God ‘achter’ ons kijken. Hij daalt af en blijft God-in-den-hoge. Tegelijkertijd. Wij kunnen in Hem verblijven. Hij kan in ons verblijven. Wij kijken naar Hem, Hij kijkt uit onze ogen.
Het vervolg van de Marcusperikoop is fantastisch: er wordt brood en vis gedeeld. De leerlingen brengen rond, de mensen eten. Jezus breekt en zegent. ‘Zo wordt de schare een kudde,’ zegt Van Ruler. Ik zou daaraan willen toevoegen: zo worden mensen die als los zand aan elkaar hangen en aan hun eigen leven, tot een teken van een goede toekomst.
Maar het begint dus allemaal met zien.
Sybrand van Dijk is predikant van de Protestantse Gemeente van Roden-Roderwolde.