Menu

Basis

Een kerkgang in Rolde met Psalm 8:2: U die aan de hemel Uw luister toont

Lezend in de Bijbel valt op hoe vaak de vertelling zich buiten afspeelt. In de achtste Psalm gaat het over ‘de maan en de sterren door U daar bevestigd’, en over de ‘dieren van het veld, de vogels aan de hemel, de vissen in de zee’. Het zou best wel eens zo kunnen zijn dat de Bijbelschrijvers meer van hun tijd in de open lucht doorbrachten dan wij. Hetzelfde geldt trouwens voor ons voorgeslacht in een nog niet eens zo ver verleden. Schriftlezing vond op geregelde tijdstippen thuis aan tafel plaats, en uiteraard op zondag in het kerkgebouw. Maar daartussen waren er de vele, vele uren in weer en wind. Je kunt je nauwelijks onttrekken aan de indruk dat de buiten opgedane ervaring haar weerslag had op de manier waarop de Bijbel werd uitgelegd. Catechetische leerboekjes uit de achttiende eeuw, als dat van de bekende Abraham Hellenbroek, ademen die sfeer van buitenlucht. Ze spreken over God die zich ten hoogste openbaart in het Woord en in Jezus Christus, maar nadrukkelijk óók in de schepping ofwel de ‘natuur’. Geloof krijgt gestalte in de werkelijkheid zoals die zich concreet aan ons voordoet, inclusief een door God daarin aangebrachte regelmaat.

‘Natuur’ heeft voor Hellenbroek niets te maken met romantisering, eerder met het tegendeel daarvan. Het gaat hem erom dat het geloof dat van binnen komt (het Woord dat landt in de ziel) zich verhoudt tot de realiteit die buiten is en niet tot een gekuiste versie daarvan. Dat heeft minder te maken met een theorie over geloof en wetenschap dan met de alledaagse ervaring van de zorgkundige in het verpleeghuis, de boer op het veld, de onderwijzer voor de klas. De gelovige verhoudt zich vanuit een christelijke overtuiging tot de werkelijkheid zoals die zich voordoet, inclusief de harde kant (zoals de eigen sterfelijkheid). De realiteit van de schepping, inclusief de daarin aanwezige regelmaat (in seizoenen, baan van de sterren, weerspiegeld in de wiskunde) legt tevens een verbinding naar alle andere mensen, inclusief diegenen die een andere overtuiging aanhangen dan de christelijke.

Verbinding tussen ‘binnen’ en ‘buiten’ wordt uitgedrukt in het klassieke Nederlandse kerkgebouw, zoals dat ligt in het landschap. Het gebouw van de protestantse gemeente in Rolde is in dit opzicht wel een heel bijzonder exemplaar. In steen en hout wordt uitgedrukt wat natuur betekent voor een catecheet als Hellenbroek: een geordend geheel, waarin eigenschappen van God als alomtegenwoordigheid en onveranderlijkheid zich uitdrukken op ieder moment en op elk moment van ons bestaan.

Het is de moeite waard om in Rolde de eredienst bij te wonen, en om die kerkgang vooraf te laten gaan door een wandeling. Zo ging dat in de tijd van Hellenbroek of van de in Rolde prekende ds. Johan Picardt rond 1650: kerkgangers legden vele kilometers af, te voet, om de diensten mee te maken. Zulke tochten kleurden ongetwijfeld de ervaring van de Schriftlezing en de eredienst. Het effect op de wandelaar valt zelfs in onze eigen moderne tijd niet te onderschatten. Maak zelf eens die tocht, op een vroege zondagochtend van Assen naar Rolde.

Door de Rolder kerkgang al wandelend te maken besef je hoe voor de hand liggend het is dat Hellenbroek, aansluitend bij Psalm 8, onderscheid maakt tussen openbaring in de natuur en openbaring in de Schrift. De buitenwereld laat zien dat al vóór de komst van kerk en theologie nagedacht is over zaken als het offer, de regelmaat die zich uitdrukt in de baan van de hemellichamen en het geestelijk contact met het voorgeslacht. Dat daar ook naar is geleefd blijkt onderweg. Zie het Looner en het Taarloosche Diepje, waar het offer gebracht werd: met uiterste zorgvuldigheid bewerkte voorwerpen in steen of in brons. Of de oriëntatie van het hunebed (gelegen op de oost-west as) en van de grafheuvels (zo geplaatst in het landschap dat je er lijnen langs kunt leggen naar de plek van zonsop- of ondergang aan de horizon tijdens de midzomer- of midwinterwende). De relatie met het voorgeslacht bevindt zich pal achter de kerk van Rolde. Lopen we om de kerk heen aan de noordzijde (het is nog vroeg, de kerkdienst is nog niet begonnen) dan zien we aan de oostkant de zeer ruime dodenakker op de Esch. Die begraafplaats wordt tot op de huidige dag gebruikt, door kerkgangers evengoed als door seculiere dorpsgenoten. Natuurlijk zijn er verschillen tot in de dood: tussen de generaties, tussen de inkomensklassen, tussen de levensbeschouwingen. Des te meer valt op dat al deze Roldenaren zijn bijgezet op globaal dezelfde lijn. De kerk en de zerken delen dezelfde oriëntatie, met slechts enkele graden verschil. De ouderdom van dit onderling verband blijkt zodra de wandelaar aan de oostzijde de hunebedden bereikt: vijfduizend jaar komen hier samen in een bezield verband.

Goed te zien in Rolde is dat deze oosting op verschillende momenten is uitgevoerd door verschillende generaties. Er zitten naden in de continuïteit die je hier met eigen ogen kunt waarnemen. Inmiddels is het een uur of half tien in de morgen. De torenklok roept op tot de dienst van woord en gebed. De fundering van de oudste kerk van Rolde, mogelijk al uit de achtste eeuw, ligt onder de huidige verborgen. Wat we zien stamt merendeels uit de vijftiende eeuw, de vooravond van de Reformatie. Het bouwvolume van de toren, geometrisch georiënteerd op de windstreken en met de zonnewijzer, is gelijk aan dat van schip en koor gecombineerd. Die toren laat zien hoe een catecheet als Hellenbroek Psalm 8 gelezen heeft. De natuur is er in feite het eerst: de concrete werkelijkheid die we compleet met de daaraan inherente regelmaat delen met ons voorgeslacht en met alle mensen om ons heen. Hoe zichtbaar wordt dat in die machtige stenen spits, in die bevestiging van struc-tuur in ruimte en tijd! Niet voor niets vatte Augustinus tijd op als aanwezigheid van God in de schepping (wanneer tijd ook pas ontstaat). Hellenbroek is in wat hij zegt over de onderhouding geen andere mening toegedaan.

Nu wordt het tijd de kerk te betreden, via het portaal onder de toren door. Naar het schip waar de Bijbel opengaat, waar gebeden wordt; naar het koor waarin het avondmaal wordt gevierd. Zo komen alle dingen samen: bediening van Woord en sacrament, terwijl de vaste gang van de tijd bevestigd wordt door de met de baan van de zon veranderende inval van het licht door de hoge ramen. Geloof staat niet los van wat buiten is. Misschien is het zelfs wenselijk dat de theologie weer sterker de aansluiting zoekt bij de rechtstreekse ervaring van die natuur: op de werkvloer van de zorg bijvoorbeeld, in praktische beroepen, binnen het daarop voorbereidende onderwijs. Dat is allerminst hetzelfde als een natuurlijke theologie, van het soort waarvoor Barth en Miskotte ons terecht gewaarschuwd hebben. Een verbreding van het perspectief van de theologie (bijv. door besef van verbondenheid met de voorchristelijke cultuur van ons voorgeslacht) betekent allerminst dat theologie zich zou moeten oplossen in religiewetenschappen of in een vorm van la-ïcïté. Binnen de grote kaders van ruimte en tijd speelt het gelovige leven zich af, geeft het geloof een antwoord in eigen termen op de levensvragen. Omgang met de openbaring in de natuur, juist ook met de harde kant daarvan, wordt bemoedigd door de openbaring in het Woord. Ons maatschappelijke functioneren ‘buiten’, in een onttoverde wereld met al haar wetmatigheden, behoeft innerlijke kracht van ‘binnen’. Ook in Rolde wordt Psalm 8 gelezen, over de mens in die o zo concrete natuurlijke wereld:

U hebt hem bijna een god gemaakt,

Hem gekroond met glans en glorie,

Hem toevertrouwd het werk van uw handen

En alles aan zijn voeten gelegd:

Schapen, geiten, al het vee,

en ook de dieren van het veld,

de vogels aan de hemel, de vissen in de zee

en alles wat trekt over de wegen der zeeën.

Heer, onze Heer,

hoe machtig is uw naam

op heel de aarde.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken