Menu

None

Een plek waar God je niet kan vinden

Fragment uit Mantel van angst

Knuffel op bed
(Beeld: Michal Dziekonski via Pixabay)



In Mantel van angst biedt Inge Bosscha een aangrijpende, maar ook noodzakelijke kijk op de schadelijke kant die religie kan hebben. Duizenden persoonlijke verhalen van kerkgangers en kerkverlaters vormen samen met haar eigen ervaringen de basis voor een indringende uitnodiging om eerlijk te kijken naar wat zo vaak bedekt wordt met de mantel van liefde. Op integere en respectvolle wijze wordt ruimte gemaakt voor herkenning en erkenning, als basis voor herstel en preventie.

Lees hieronder een fragment waarin Bosscha vertelt hoe ze als zevenjarige verlangt naar een plek om zich te verstoppen voor een alziende blik
.

Boekomslag Mantel van angst van Inge Bosscha

Bedtijd

Ik was zeven en kon niet slapen. Ik had al nagedacht over hoe het later in de hemel zou zijn, wat mijn favoriete truc was om rustig en slaperig te worden. Dan dacht ik aan de fijnste dingen die ik kende en bedacht dat die in de hemel nóg fijner zouden zijn. Dat maakte me zo blij! En ongeduldig. Was het maar vast zover. Stopte dit aardse leven maar. Soms kon ik daar intens naar verlangen. Elke minuut dat ik leefde, maakte ik mijn schuld voor God immers groter. Ik voelde me daardoor soms wanhopig. Ik kon er beter maar niet aan denken, want dan kwam dat nare gevoel in mijn buik en daardoor werd in slaap vallen alleen maar moeilijker.

Ik wist nog wel een trucje: nadenken over de eeuwigheid. Ik sloot mijn ogen en zuchtte. Eeuwig… Dat was zonder einde. Hoe langer ik daaraan dacht, hoe meer het erop leek dat mijn denkvermogen zich buiten mezelf bevond. Het duizelde me. Als dit lang genoeg zou duren, zou ik vanzelf slaperig worden. Maar ik nam per ongeluk de verkeerde afslag in mijn hoofd en dacht aan wat er kon gebeuren als ik níét naar de hemel mocht. Nu zou ik voorlopig nog niet in slaap vallen.

Expres zondigen

Ik dacht weer aan het koekje dat ik drie weken geleden uit de kast gestolen had. Ik had goed opgelet of er iemand zou binnenkomen en had dus heel goed geweten dat dit niet mocht. Ik had expres en bewust gezondigd en was als de dood dat ik daarmee de zonde tegen de Heilige Geest had gedaan. Dat zou namelijk betekenen dat er voor mij geen vergeving meer mogelijk was en dat ik… Nee, niet aan denken!

Elke minuut dat ik leefde, maakte ik mijn schuld voor God immers groter

Mijn hart bonsde in mijn keel. Ik vouwde mijn handen en smeekte God of Hij mij wilde vergeven. Ik moest bijna huilen. Zou God meer van mij houden als ik echt moest huilen? Misschien lukte het als ik mijn best deed. Maar was dat dan wel oprecht? Het besef dat ik op geen enkele manier iets goeds kon doen voor God maakte me verdrietig. Nu huilde ik toch nog. Zou God blij zijn met deze tranen? De dominee had gezegd dat God onze tranen telde en bewaarde in een kruik. Hoe groot zou die kruik zijn? Was er voor iedereen een aparte kruik of werden alle tranen bij elkaar verzameld?

Een extra doorn

Ik moest echt proberen zo weinig mogelijk te zondigen. Het zou me niet lukken, maar ik moest desondanks toch mijn uiterste best doen. Het offer van Jezus was precies genoeg voor alle zonden. Als ik meer zou zondigen, betekende dat misschien een extra doorn aan de kroon van Jezus. Dat zou dan míjn schuld zijn. En dat was het toch al. Nee, ik mocht niet zondigen. En zeker niet bewust of godslasterend! Ik mocht niets zeggen waar de naam of een gedeelte van de naam van God of Jezus in voorkomt.

Zou God meer van mij houden als ik echt moest huilen?

‘Goh’ mocht niet. En ‘Jeetje’ ook niet. En… Nee! Niet aan denken! God kon mijn gedachten horen. Ik wilde niet meer denken. Niets meer. Bestond er maar een manier om onzichtbaar te zijn voor God! Nu was ik veel te bang dat mijn gedachten de verkeerde kant op zouden gaan. Als ik zou ontspannen, zou ik steeds minder opletten. Dan kon de duivel me in zijn greep krijgen. Dat zou ik eerst niet eens merken, zo geleidelijk zou het gebeuren. Maar het zou van kwaad tot erger gaan, net zolang tot ik op een dag een heiden zou zijn geworden. Dat was het doel van de duivel: mensen bij God wegtrekken.

Onzichtbaar voor God

Ik wilde dat God me hielp. Maar nog meer wilde ik dat Hij me niet kon zien. Even. Zodat ik Hem niet langer zou teleurstellen. Zodat ik slapen kon.

En toen bedacht ik mijn beste truc ooit. Ik gebruikte mijn verbeeldingskracht en schiep een koepel over mij heen, waardoor God mij niet meer kon waarnemen. Ik wist wel dat het niet kon en dat dit alleen maar fantasie was, maar ik kon ook fantaseren dat het wél kon en dat het echt was. Het lukte me uiteindelijk om me volledig ongezien te voelen.

Ik gebruikte mijn verbeeldingskracht en schiep een koepel over mij heen

Toen mijn lichaam langzaam ontspande, voelde ik hoe moe ik eigenlijk was. Mijn kussen rook lekker schoon. Ik dacht aan bloemen en bedacht dat die in de hemel nog veel mooier zouden zijn. Ik was niet meer bang om per ongeluk iets verkeerds te denken. Ik lag veilig in mijn koepel, verstopt voor Gods alziend oog. Ik zou heerlijk slapen. En morgen zou ik bidden om vergeving.

Inge Bosscha studeerde Contextueel Pastoraat en is werkzaam als Coach voor Kerkverlaters.


Inge Bosscha, Mantel van angst. Als religie onderdrukt, beschadigt of traumatiseert. Uitgeverij: KokBoekencentrum, Utrecht, 2024. 192 pp. €22,50. ISBN 9789043539616

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken