‘En in de laatste dagen zal het zijn …’
Bij Openbaring 4,2-11, 1 Petrus 4,7b-11 en Johannes 15,26-16,4
Wat is het verband tussen het hemelse visioen uit Openbaring en de wat verdrietige stemming bij de afscheidsmaaltijd van Jezus met zijn leerlingen? De setting in beide lezingen is een bijeenkomst, maar het zijn werelden van verschil. In de evangelielezing gaat het over een kwetsbaar begin, in Openbaring over een gegarandeerde voltooiing. En wordt in de Petrusbrief de route aangegeven die de begintijd en het einde van de tijd met elkaar verbindt? Grote thema’s uit het Eerste Testament, zoals het verbond met de Eeuwige en het liefdesgebod, resoneren in de lezingen mee.
Algemeen wordt nu aangenomen dat Openbaring een van oorsprong joods geschrift is, maar door toevoegingen van een christelijke schrijver van toepassing op een actuele situatie waarin de jonge kerk verkeerde. De ‘troon’ is er het centrale thema, als symbool van de heerschappij van de Eeuwige over de kwade machten van elke tijd. Het visioen gaat terug op Exodus 24,9-11, waar Mozes, Aäron, Nadab en Abihu de berg op gaan voor de verbondssluiting met de Eeuwige.
Einde van de tijd
Ook op andere bijbelplaatsen komt zo’n troonvisioen voor, waarbij de zieners een glimp opvangen van God als koning en als rechter, zoals in Jesaja 6. Bij Ezechiël wordt de troon een strijdwagen, die de overwinningen van de Eeuwige in een politieke situatie van zijn tijd weergeeft. De vier leiders uit Exodus zijn hier vier dieren, die kracht, adel, alertheid en wijsheid representeren: koninklijke eigenschappen. Het aantal oudsten rond de troon is een verdubbeling van het heilige getal twaalf, het aantal stammen van Israël, Gods volk: 24 oudsten als teken van Gods koningschap over álle volken (Openbaring 4,4)? Het visioen van een hemelse tempel weerspiegelt de aardse tempel: zoals de zeven fakkels de menorah; de oudsten de 24 orden van priesters en levieten; de glazen zee het waterbekken in de voorhof. Het visioen staat in scherp contrast met de disharmonie en de catastrofes die hierna worden aangezegd, die het gevolg zijn van de goddeloosheid van aardse autoriteiten. Een onrealiseerbare droom?
Realiteit
Ook in de Johanneslezing is de setting een samenzijn, maar er is geen troon. Geen engelengezang of geschitter van edelstenen, maar Jezus die de dood tegemoet gaat, omringd door twaalf angstige leerlingen, die hetzelfde aan beproevingen te wachten zal staan. Is er een groter contrast denkbaar? Is de belofte van de steun van een ‘pleitbeslechter’ genoeg om dat alles zonder angst en met vertrouwen tegemoet te zien? Om vast te houden aan het visioen van God alles in allen, als je omringd bent door mensen die daar blind voor schijnen te zijn? Jezus is bezorgd dat zijn leerlingen nog niet klaar zijn voor hun taak om van Hem te getuigen. Daarom zullen zij daarbij geholpen worden.
Die pleitbeslechter (Gr.: paraklètos), die ‘erbij geroepen’ wordt, wordt hier (Johannes 15,26) niet voor het eerst genoemd. Johannes introduceert deze goede Geest al in Johannes 1,32vv. bij Jezus’ doop. Zijn hele leven heeft Jezus getuigd van die Geest, ademtocht van de Eeuwige, de ruach ’elohim (Genesis 1,2), die waarheid is. De leerlingen moeten dat nu ook gaan doen. Zij hebben de bagage en zij krijgen hulp toegezegd bij het uitdragen daarvan. Die zal hard nodig zijn. Vervolging en de toegang tot de synagoge te worden ontzegd zijn al realiteit voor de gemeente van Johannes. Al meteen na Pinksteren begonnen de vervolgingen met Stefanus als eerste martelaar. Paulus werd na zijn bekering meermaals uit synagogen verbannen, Petrus werd gevangengezet en ten slotte werden beiden gedood. Het effect van een breuk met je volks- en geloofsgenoten moet niet worden onderschat. Ook vandaag worden mensen vervolgd om hun getuigenis en verbannen uit hun religieuze gemeenschap. Het maakt eenzaam, brengt twijfel en het vraagt dan moed te blijven getuigen van Jezus’ weg als heilzaam voor iedereen. Daar is hulp bij nodig van anderen met een goede Geest.
Tussentijd
Hoe staat het ermee in onze tijd? Hoever is het visioen uit Openbaring nog verwijderd van het beeld dat onze wereld vandaag de dag biedt? Hoe is in die niet-Joodse christelijke gemeenschap in Klein-Azië, waaraan Petrus zijn brief schreef, die brief gelezen? Hoe die aankondiging van het nabije einde? Zoals in dat liedje ‘Vluchten kan niet meer, schuilen nog wel, heel dicht bij elkaar’? Of als een wenkend perspectief? Het moet dat laatste zijn geweest. Het Griekse woordje telos (1 Petrus 4,7), door de NBV vertaald met ‘einde’, betekent ‘voltooiing; vervulling’; en daarmee wordt de aanhef een bemoediging om alle beproevingen vol te houden en in het spoor van Jezus de onderlinge band te versterken. Alléén de onderlinge band? Heel dicht bij elkaar blijven, lief en gastvrij voor elkaar (1 Petrus 4,8-9), in afwachting van het einde? Goede Geest alleen voor intern gebruik? Juist niet! De Geest waait waarheen zij wil, niet alleen onder elkaar in de kleine kring, maar van daaruit ook naar ‘anderen’ (1 Petrus 4,10-11), uiteindelijk wereldwijd. Dat vraagt van elke christelijke gemeenschap een open, gastvrije, liefdevolle houding ten aanzien van elke ‘ander’, die is zoals jij; niet als louter sociale omgangsvorm, maar bezield door de goede Geest van Jezus, die daarin voorging. Als jouw ‘credo’. Het Latijnse werkwoord credere is samengesteld uit cor, hart en dare, geven. Geloven is dan ‘van harte geven’. Wanneer dat wordt gedaan zoals Jezus ons dat heeft voorgeleefd, zijn er werelden te winnen met uiteindelijk één nieuwe wereld, waarin alle volken, twee keer twaalf, zich verzamelen rond de troon.
Is de christenheid op haar retour? Kom op, laat ons allen één zijn bij het uitvoeren van deze opdracht, bezield door die ene Geest.
Bronnen
-
The International Bible Commentary, Kampen/Averbode 2001.
-
Anchor Yale Bible Commentary, Revelation, New Haven 1984.
-
S. van Tilborg, Johannes, Boxtel 1988