Menu

Premium

Esoterie en christendom

De aanwezigheid van de esoterie binnen de kerken

Een recent voorbeeld. In oktober 2009 werd er een studiedag belegd voor gemeenteleden die sterk geïnteresseerd waren in de protestantse theologie. Voor een dergelijk grote bijeenkomst wordt altijd een boekentafel klaargemaakt, en deze was ook dit jaar voorzien van zeer veel relevante literatuur. Na afloop sprak een aanwezige bondspredikant zijn zorg uit tegenover degene die de boekentafel had georganiseerd: “Ik vind dat u wel erg veel boeken hebt die duidelijk een esoterische achtergrond hebben, en dat op een studiedag over christelijke theologie!” Waarop de organisator antwoordde: “Maar dat lezen de mensen! Boeken over theologie of Bijbelstudies wil niemand, maar men wil wel van alles over meditatie, over engelen, ontmoetingen met wezens uit de andere wereld, etc.”

Een ander voorbeeld. In november 2009 was ik op bezoek bij een oude bekende van me, die vele jaren in mijn kerkelijke wijk actief was geweest. Maar dat niet alleen, ze was een paar jaar voorzitter van de KAZ geweest, zat in aantal stedelijke kerkelijke commissies, kortom ze leefde met hart en ziel in haar kerk. Ze had zich de laatste jaren vooral ontwikkeld in de richting van de alternatieve therapieën, had verschillende malen een cursus in ‘healing’ gevolgd en gaf nu zelf ook therapieën, waarin ze als het ware ‘in iemands energie kon kijken’ en waarbij ze ‘de kracht van iemands zelf’ kon vinden. Dat ‘zelf’ is volgens haar een bron van licht en kracht, het is iets ‘heels’ in je, je kunt dat ‘zelf’ ook ‘goddelijk’ of ‘het goddelijke’ noemen. God heeft als het ware in ieder mens een stukje van zichzelf gelegd, en zo zijn we allen deel van God, en gaan we uiteindelijk op in dat goddelijke. Ze noemde haar visie zonder enig probleem esoterisch, en was van mening dat dit vinden van de eenheid met God de essentie van het christelijk geloof is. Jezus heeft immers in zijn bestaan laten zien dat hij het licht is, en dat wij allen dit licht ook in ons hebben, ofwel: het Koninkrijk van God is in ons. Overigens blijft ze naar de kerk gaan en voelt ze zich met de kerk verwant, al krijgt ze in toenemende mate een hekel aan bepaalde vormen van kerkdienst en theologie.

Deze beide voorbeelden laten een drietal dingen duidelijk zien. Allereerst dat het woord en de zaak van de esoterie in brede kring in de kerken bekend zijn. In de tweede plaats dat er onder kerkleden velen zijn die zich in de esoterie herkennen. In de derde plaats dat in de meeste gevallen betrokken kerkleden met een esoterische inslag geen spanning ervaren tussen hun nieuwe esoterische geloof en de reguliere geloofsleer en -praktijk van de kerk.

Reden genoeg om het terrein van kerk en esoterie te verkennen.

Kerk en esoterie voor de jaren zestig

Tot aan de jaren zestig van de vorige eeuw hadden kerk en christelijk geloof niets met esoterie van doen, integendeel, in wezen bestond er een zeer vijandige houding van de kerk tegenover de esoterie. Dat had te maken met de in de eerste en tweede eeuw opgekomen gnostiek, een religieuze stroming die we zondermeer esoterisch kunnen noemen, maar met een geheel andere religieuze oriëntatie dan de jonge kerk[1]. Hoewel de esoterie van de gnostiek soms sterk afwijkend is van de hedendaagse esoterie, zijn ze in wezen nauw met elkaar verwant en kunnen ze tot een en dezelfde religieuze traditie gerekend worden.. Deze klassieke gnostiek heeft ondermeer een geheel ander beeld van God dan de vroege kerk en spreekt liever van het goddelijke, de mens wordt gezien als een wezen dat ten diepste een goddelijke vonk in zich kent, een vonk die eens zal moeten opgaan in de goddelijke gelukzaligheid, de mens moet tot inzicht ofwel gnosis gebracht worden en kan daarbij geholpen worden door een wijsheidsleraar als Jezus. Het waren punten waarop de vroege kerk fundamenteel van mening verschilde en nadrukkelijk tegenin ging, met als neveneffect dat de kerk dank zij deze gnostiek helderder en scherper kon formuleren waar zij zelf voor stond. De afwijzing van de gnostiek heeft de houding van de kerk meer dan duizend jaar bepaald: er ontstonden voortdurend nieuwe bewegingen met een sterk gnostisch-esoterisch karakter, zoals de Paulicianen in wat nu Oost-Turkije heet, de Bogomilen op de Balkan en vooral de Katharen (ook wel Albigenzen genoemd) uit Frankrijk, Italië en Spanje. Deze laatste groep, die in onze tijd zeer populair geworden is, werd letterlijk bloedig door de kerk uitgeroeid.

In de vijftiende eeuw, de tijd van de renaissance, kwam er echter een nieuw soort gnostiek of esoterie naar voren. Toen werden de ‘Hermetische geschriften’ in Europa bekend, een gnostiek van geheel andere aard dan de oude, door het christendom bestreden stroming, en week daarvan zozeer af, dat men aanvankelijk de overeenkomsten niet zag. De Hermetische geschriften hadden echter een soortgelijke visie op de mens als een wezen met een goddelijk element in zich, en op de mogelijkheid door inwijding tot gnosis van God en van zichzelf te komen. Het verschil was dat Jezus in deze vorm van gnostiek geen enkele rol speelde, maar dat die goddelijke wijsheid afkomstig was van Hermes of de Egyptische god Thoth. Dat deze hermetica populair werd had te maken met de overtuiging dat deze geschriften van Hermes in wezen van Mozes afkomstig waren, en daarom een diepere dimensie aan het christelijk geloof konden geven. Het heeft vrij lang geduurd voordat de kerk uitsprak dat de hermetica niet christelijk was, maar intussen was deze in Europa zo sterk verbreid en door de reformatie was de (rooms-katholieke)kerk zo veel van haar gezag kwijtgeraakt, dat de esoterie niet meer weg te denken en uit te roeien viel. Sindsdien is de esoterie deel blijven uitmaken van het religieuze landschap van Europa.[2]

De houding van de kerken bleef echter negatief. Dat ervoer Jakob Boehme (1575-1624), die esoterische visioenen en inzichten kreeg en publiceerde, zodat hij uiteindelijk in de Lutherse kerk onder censuur kwam en zijn opvattingen niet meer mocht uiten. Ook Emmanuel Swedenborg (1668-1772) met zijn beschrijvingen van de hemelse werelden, zag zich gedwongen de kerk te verlaten en een eigen zelfstandig kerkgenootschap op te richten. Andere esoterische stromingen hadden geen contact met de kerk. De Vrijmetselaars stelden principieel dat tijdens hun bijeenkomst niet over het christelijk geloof gesproken zou worden, er was dus geen geloofsbelijdenis vereist als men toetrad, zodat veel christenen zich probleemloos aansloten, al is er op de achtergrond niettemin een esoterische leer aanwezig.

Langzaam maar zeker werd het aantal esoterische stromingen groter in aantal, maar bleef niettemin een marginaal verschijnsel. De kerken negeerden hen of reageerden afwijzend. Zo bleef de situatie tot aan het midden van de jaren zestig van de vorige eeuw. Illustratief is het boek Verleidende geesten van de gereformeerde predikant A.B.W.M Kok, dat in 1959 zijn vierde druk beleefde[3]. Hij geeft een opsomming van de in zijn tijd aanwezige esoterische bewegingen (al worden zij in zijn boek zo niet genoemd), zoals de Christian Science, de Theosofie, de Antroposofie,de Christengemeenschap, de astrologie, het spiritisme, de Vrijmetselaars en de Rozenkruisers. Dat zijn ze dan ook allemaal, veel meer is er in ieder geval in niet te vinden. Het spreekt vanzelf dat Kok bij elke beweging aangeeft hoezeer zij afwijken van de ware leer en het orthodoxe christelijke geloof. Het zijn ‘verleidende geesten’.

Opkomst van de esoterie in de moderne westerse cultuur

Het religieuze landschap begint in de tweede helft van de jaren zestig drastisch te veranderen, een verandering die tot op de dag van vandaag doorwerkt in de westerse cultuur en de christelijke kerken. De vraag waarom deze veranderingen juist in die tijd begonnen op te treden laten we in deze bijdrage buiten beschouwing, we willen nu enkel signaleren wat er tegenwoordig in het westen aan esoterie te vinden is en hoe dat binnen de kerken ligt.

We zouden kunnen zeggen dat vanaf dat moment de esoterie met een ware zegetocht begonnen is die nog steeds door gaat. Het aantal groeperingen met een esoterische inslag is bijna niet te tellen. In de zesde druk van zijn Encyclopedia of American Religion (1999) beschrijft Gordon Melton meer dan vijfhonderd zelfstandige esoterische groeperingen in de Verenigde Staten (het aantal christelijke religieuze bewegingen is overigens meer dan twaalfhonderd). De verscheidenheid onderling is hier groot. Wat komen we zoal tegen, en dan beperken we ons tot de Nederlandse situatie? Er is een groot aantal nieuwe esoterische groeperingen vanuit de theosofische traditie ontstaan, zoals de Psychosofie[4]. Dan zijn er stromingen die sterk bepaald worden door het in Amerika populaire ‘Positieve denken’, waar het boek The Secret een bekend en goed voorbeeld van geworden is. Soms uit zich dit in de vorming van georganiseerde groepen, maar meestal is het vrij los en sterk individualistisch georiënteerd. Binnen de kerken komt men dit soort ‘de kracht van het denken’ ook tegen, bijvoorbeeld in de overtuiging dat men door zijn eigen denkkracht ziektes overwinnen. Het esoterische is verder sterk aanwezig in wat ‘alternatieve geneeswijzen’ wordt genoemd. Men spreekt van healing door inzicht of door het opvangen van de signalen van de (eigen) energie, die verwant is met de goddelijke, en men spreekt van hulp van bovennatuurlijke wezens, zoals we dat bijvoorbeeld op een zeer specifieke manier tegenkomen in de sessies van Jomanda. Veel alternatieve geneeskunde noemt zichzelf ook ‘holistisch’ en achter dit begrip gaat de gedachte schuil dat alles met elkaar verwant en verbonden is en uiteindelijk uitingen zijn van de eeuwige goddelijke energie. We komen het vervolgens tegen in de zogeheten ‘spiritualiteit op de werkvloer’, waarbij men in een soort meditatie tot zichzelf komt, tot rust komt, en de verbondenheid ervaart met het diepste zelf. Vaak is dit verbonden met management en met een beter functioneren in het eigen bedrijf, zodat de spiritualiteit in dienst wordt gesteld van de prestatiegerichtheid. Dan, in 1980, verschijnt Marilyn Fergusons The Aquarian Conspiracy[5], waarin zij een schets geeft van het nieuwe denken, het denken waarin men niet onderscheiding, maar verbinding zoekt, ook de verbinding van het eigen diepe zelf met de bron van energie in de kosmos. Ze laat in haar boek zien hoe op allerlei niveaus in onze westerse cultuur op deze verbindingleggende manier wordt gewerkt. In dezelfde lijn ligt eveneens het destijds zeer populaire boek van James Redfield De Celestijnse Belofte (1994), waarin de hoofdpersonen op een spirituele zoektocht gaan naar steeds hogere geestelijke niveaus. In dit kader past de opkomst van wat men New Age is gaan noemen of ‘het nieuwetijdsdenken’, een verzamelterm voor onderling zeer uiteenlopende groeperingen en activiteiten, die alle op basis van een astrologische berekening een nieuw tijdperk verwachten, waarin de eenheid en verbondenheid centraal staan (al bestaan er in deze kring ook apocalyptische scenario’s vol rampen en ondergang).

Bepaalde ideeën, die van oorsprong niet in de westerse cultuur bekend waren, zijn zeer populair geworden, zoals de idee van reïncarnatie. Soms is het voor iemand niet meer dan een losse en interessante gedachte, maar in de meeste gevallen is dit ingepast in een esoterisch kader, waarbij reïncarnatie een onderdeel vormt van de spirituele ontwikkelingsweg naar de uiteindelijke eenheid van de goddelijke kern met de goddelijke energie, nu niet meer beperkt tot dit ene aardse leven. Bij dit alles is een grote interesse ontstaan voor bovennatuurlijke wezens: het gaan om de geesten van gestorvenen (zoals in het spiritisme), maar in zeer veel gevallen spreekt men van engelen: dit wordt meestal niet christelijk ingevuld, maar veeleer vanuit persoonlijke ervaringen of met de engelenleer van Swedenborg. Hiermee verbonden is de interesse voor de BDE’s (bijna-dood-ervaringen), waarbij vrijwel altijd sprake is van een lichtwezen. Want dat is hier wezenlijk: er contact gelegd worden met deze bovennatuurlijke machten en krachten, een contact dat zeer heilzaam is. Overigens zijn niet alle engelen- en ontmoetingsverhalen in een dergelijk esoterisch kader ingepast, maar als regel gaat het wel die richting op.

Ook op een andere manier is er belangstelling voor de esoterie gekomen. We kunnen het zien in de grote interesse voor de klassieke gnostiek; al vele jaren kunnen heruitgaven van oude gnostische geschriften rekenen op een breed publiek, hierin sterk gestimuleerd door J.Slavenburg, die al vele boeken over gnostiek en gnostische geschriften heeft gepubliceerd en die in sommige christelijke kringen graag geciteerd wordt. Soms wordt dit publicitair sterk overdreven, zoals blijken uit de affaire rond het Judas-evangelie[6][7]. De indruk werd gewekt dat het zou gaan om de eigen woorden van Judas, en dat we hier nu eindelijk de waarheid zouden horen van hoe het tussen Jezus en Judas precies was gegaan. Want dat is bij de heruitgave van al deze gnostische teksten steeds de onderliggende gedachte: deze gnostische evangeliën zijn betrouwbaarder dan de Bijbelse, de ware Jezus was gnosticus. Overigens vermoed ik dat de meesten die het evangelie van Judas aanschaften er weinig aan beleefd zullen hebben. Het is voor iemand uit de twintigste eeuw niet meer invoelbaar. Verwant hiermee, maar aanmerkelijk toegankelijker is het zeer populaire The Da Vinci Code van Dan Brown. Hoewel hij geen esoterie propageert, en voor zover ik weet ook niet esotericus genoemd kan worden, heeft hij wel een verhaal geschreven dat de lezers de gnostisch -esoterische richting wijst. Al is veel uit zijn boek fantasie en speculatie, – het moet gezegd, het is spannend en interessant – deze fantasie heeft veel mensen doen geloven, dat Jezus inderdaad gnosticus is en dat de kerk de echte waarheid altijd verborgen heeft gehouden of heeft aangepast en bedorven.

Ik heb niet de pretentie dat het nieuwe esoterische veld nu volledig in kaart is gebracht. Maar het zal duidelijk zijn dat onze hedendaagse cultuur sterk door het esoterische beïnvloed is en er door bepaald wordt. In deze cultuur staan ook de kerken en zij kunnen zich daarom niet aan deze esoterische invloed onttrekken. Hoe staat de zaak er in dit opzicht voor?

Esoterie en de kerken

We kunnen constateren dat velen uit de kerken openstaan voor de esoterie. Tot aan het midden van de jaren zestig werd er op de esoterie uitsluitend afwijzend gereageerd en werd het esoterisch gedachtegoed zonder meer principieel afgewezen, zonder dat men zich de vraag stelde wat de leden van dergelijke esoterische organisaties bezielde. Er waren wel enkele stemmen binnen de kerk die een genuanceerder geluidover esoterische organisaties lieten horen, zoals in Kerk en secte van F. Boerwinkel, dat in 1953 verscheen, maar ook bij hem ging het uiteindelijk om de kerk zelf, en zag hij in de ‘secten’ enkel een reactie op een tekort in de kerk[8][9].

Omstreeks 1970 begint dat te veranderen. Er wordt gesignaleerd dat overal in het westen met name jonge mensen zich breed oriënteren in vele vormen van nieuwe religiositeit, in een zo grote mate dat kerken en christenen zich genoodzaakt zien zich in dit alles te verdiepen. Zo wordt de esoterie voor het eerst door christenen serieus genomen. Men constateert dat het Nederlandse christendom zich zelden in andere religiositeit heeft verdiept, en dat men in feite vrijwel uitsluitend op missionaire wijze naar andersgelovigen heeft gekeken. Zo begint er in de loop van de jaren zeventig een werkelijke interesse voor de esoterie te ontstaan. Het blijft niet enkel bij interesse, want veel kerkleden voelen zich door deze esoterische spiritualiteit persoonlijk aangesproken. Veel christenen zijn van mening dat het idee van reïncarnatie acceptabel en plausibel is, anderen worden geboeid door contacten met engelen of gestorvenen, weer anderen komen via bepaalde alternatieve geneeswijzen in een esoterische sfeer terecht, waarin sprake is van het diepste zelf of het goddelijke in zichzelf, de energie die hen helpt om te genezen. Kortom, in toenemende mate gaat esoterisch gedachtegoed binnen de kerken leven.

Ook worden er meer en meer kritische vragen gesteld ten aanzien van het ontstaan van het christendom: staat in het Nieuwe Testament wel alles wat we over Jezus weten? Er bestaan toch ook andere tradities? Heeft de gnostiek niet een betere en betrouwbaarder visie op Jezus? Had Jezus niet een geheime leer, waarin hij zichzelf toonde als wijsheidsleraar, die inzicht kon brengen, en sprak hij niet over reïncarnatie? Kortweg gezegd: men ziet de bijbel niet zondermeer als de enige absolute bron van kennis over Jezus en over het heil.

Deze stellingname heeft in de loop van de jaren tachtig sterk de aandacht gekregen. Een aantal theologen en een psycholoog van kerkelijke huize verdiepten zich niet enkel in de esoterie, maar stimuleerden deze ook binnen de kerken. Het betrof hervormd predikant Ds. Hans Stolp, die na ervaringen met ontmoetingen van gestorvenen zich anders ging oriënteren; voor hem was de gnostische visie de echte visie op en van Jezus, Jezus was een wijsheidsleraar, een verlichte meester, die de mensen naar inzicht kon brengen, en die reïncarnatie propageerde. Verder sprak en schreef Stolp over engelen en over de andere wereld. De belangrijkste theoloog in dit gezelschap was de pater Jezuiet Karel Douven. Al in 1974 sprak hij in het tv-programma Zienswijze uit dat contact met een andere werkelijkheid mogelijk was, en begon hij met de hindoeïstisch gekleurde Transcendente Meditatie. Na een ervaring met de zogeheten ‘regressie-therapie’ (een therapie waarbinnen men terugkeert naar vorige levens) kreeg hij een geheel andere visie op God, en kwam hij in contact met de psychosofie, een sterk theosofisch gekleurde beweging, onder leiding van het medium Zohra Bertrand. Hij vatte zijn visie samen in Het christendom op weg naar de 21e eeuw (1988), waarin hij het nieuw denken ook plaatste in de verwachting van het nieuwe tijdperk van Aquarius. De derde theologe was Joanne Klink. Na een experiment met regressie-therapie kwam ze voor haar gevoel in een geheel andere wereld terecht, een religieuze wereld die veel warmer en ruimer was dan de traditionele protestantse theologie. Zij schreef veel over reïncarnatie, bracht diverse alternatieve visies over Jezus in de publiciteit en benadrukte de ontwikkeling van het zelf in de mens[10]. Tenslotte was er de psychologe Aleid Schilder, die vanuit haar afkeer van het sterke en strenge gereformeerde geloof zich ging oriënteren op het zogeheten ‘nieuwetijdsdenken’ of ‘nieuwe denken’, waarin verbondenheid en heelheid, ook eenheid met zichzelf en met God (het goddelijke) een centrale rol speelden[11].

Deze groep heeft een vrij sterke invloed gehad gedurende de jaren tachtig, tot ver in de jaren negentig. Men hield vele lezingen, die vaak door een groot publiek werden bezocht, men stimuleerde het om ervaringen op te doen met reïncarnatie of met de andere werkelijkheid en men bracht de nieuwe visies op Jezus nadrukkelijk naar voren. Hoe sterk de invloed van deze groep is geweest valt moeilijk na te gaan, maar het heeft er voor gezorgd dat men binnen de kerk de esoterie niet zomaar van tafel veegde en dat er veel over werd gesproken. In ieder geval hebben de synodes van de beide grote protestantse kerken destijds er een synode-rapport over geschreven, en werd er nadien een commissie ingesteld die conferenties over deze thematiek moest beleggen, en die een aantal publicaties heeft uitgebracht. In het begin van de 21e eeuw is deze activiteit beëindigd[12].

Het bleek dat anderen de draad weer oppakten. Een predikante uit Zuid-Holland propageerde contacten met engelen en begeleidde mensen daarin, een andere predikante uit Groningen stelde dat de esoterie het ware christendom is. En zo is er meer. De esoterie heeft binnen de kerk een -niet-officiële – plaats gekregen.

Esoterie en christendom

Ik heb veelvuldig het woord esoterie gebruikt, er van uitgaande dat ieder weet wat het inhoudt, maar het is toch niet zo helder als ik doe voorkomen. Daarom wil ik tenslotte de zaken definiëren en godsdienstwetenschappelijk aan de orde stellen.

Wat is esoterie? Het woord kan diverse betekenissen hebben, maar betekent in eerste instantie simpelweg ‘de binnenkant’ van iets, met daarbij de gedachte dat deze binnenkant niet zichtbaar is. Hieruit vloeide voort dat men onder esoterie ging verstaan: iets dat ‘geheim’ of ‘verborgen’ is. Het gaat dan met name om de geheimen van de natuur, van de mens, van het goddelijke, ofwel: er is sprake van een ‘geheime leer’. Het ligt dan voor de hand dat men die geheimen wil leren kennen: dat is mogelijk, maar dan moet men ‘ingewijd’ worden. Zo is esoterie ‘de geheime leer’ geworden, alleen voor ingewijden toegankelijk. Zeker in de oudere esoterie valt een grote nadruk op deze geheimen, maar in de moderne esoterie gaat men er op andere manier mee om: het is niet nodig geheimzinnig te doen of over allerlei zaken te zwijgen, want de geheime leer is niet verborgen, zij valt in boeken en geschriften te lezen, en de inwijding houdt daarom met name in dat men onder begeleiding van een leraar een inwijdingsweg met vele treden begaat, een inwijdingsweg die zich over vele levens uitstrekt.

Er zijn een aantal kenmerken van het esoterische geloof (overigens zal een esotericus nooit spreken van geloof, want er hoeft niets geloofd te worden, alles wordt ervaren), waarvan een paar voor ons onderwerp van groot belang zijn.

  • Centraal staat God, beter gezegd ‘het goddelijke’ (want God is geen persoon), de Bron van alles, een eeuwige alomtegenwoordige energie, een energie die te vinden en te ervaren is.

  • Even belangrijk is de idee dat de mens een fragment van dit goddelijke in zich heeft. Dat kan ‘het Zelf’ genoemd worden, of de ziel, of het eeuwige principe, het diepste zijn, de kern, etc.

  • Het doel van het menselijk bestaan is om steeds meer de eenheid te realiseren van de eigen kern met het/de goddelijke, zodat men eens op kan gaan in dit goddelijke of er mee versmelten kan. De weg naar deze gewenste eenheid is veelkleurig, het kan bijvoorbeeld via meditatie of via het in de leer gaan bij een meester. In ieder geval is er niet sprake van genade, het wordt een mens niet zomaar geschonken. Men gaat, veelal met de hulp van een leraar, zelf deze inwijdingsweg.

  • Belangrijk is de idee van karma en reïncarnatie. Een mens kent vele levens, en door deze levens heen komt hij tot vervolmaking. Karma houdt in dat men in zijn huidige leven de bouwstenen aanlevert voor het volgende leven.

De esoterie is breder, maar voor ons onderwerp kan dit volstaan. Een van de consequenties van deze omschrijving is dat niet alles wat op de spirituele markt verschijnt esoterisch is. Vaak krijgt alle ‘nieuwe spiritualiteit’ – ten onrechte – zonder meer het etiket esoterisch opgeplakt. Sommige vormen van nieuwe spiritualiteit zijn er wel mee verwant, maar zijn niet esoterisch. Hoewel het hindoeïsme er soms verwantschap mee vertoont, is dit geen esoterie. Ook de tegenwoordig zo populaire ‘mindfulness’ is geen esoterie, maar in wezen boeddhistisch[13], al wordt dit in het westen wel vaak zo ingevuld. Stromingen als (neo)paganisme, moderne hekserij, de godinnenbeweging en aanverwante nieuwe tradities zijn geen esoterie in deze zin. Ook het satanisme, al kent het verwantschap, behoort er niet toe.

Een term die vaak gebruikt wordt voor de esoterie is gnostiek of gnosis. Hoewel de klassieke gnostiek esoterisch is, is ze niettemin anders gekleurd dan de moderne westerse (verschillen t.a.v. de vrouw, van de materie, van de heilsweg), en wel zodanig dat velen van mening zijn dat de moderne esoterie op deze manier te weinig onderscheiden wordt als men die gnostisch zou noemen. Eventueel zou men het woord neo-gnostiek kunnen gebruiken, maar dat blijkt niet aan te spreken. Andere termen die gebruikt worden zijn meestal te ruim: er wordt gesproken van ‘nieuwe spiritualiteit’ of ‘de nieuwe spirituelen’. Dat is echter te wijd, tot de nieuwe spiritualiteit behoren ook bepaalde christelijke groepen, of ietsisme, of de al eerder genoemde paganisten. Al met al is gebleken dat men de laatste jaren bij voorkeur is gaan spreken van esoterie.

In dit verband is het van belang om te signaleren dat er de laatste tijd in toenemende mate gesproken wordt van ‘esoterisch christendom’, bijvoorbeeld door John van Schaik in zijn bijdrage in Handboek Religie in Nederland (2008)[14]. In deze bijdrage poneert hij dat de gehele esoterische traditie als een stroming binnen het christendom dient te worden beschouwd, naast de grote stromingen als protestantisme, orthodoxie en rooms-katholicisme. Hij kan dit ook hierom doen omdat hij naast de bovenvermelde vier elementen van de esoterie nog een vijfde dat er volgens hem er ook wezenlijk toebehoort, invoert, nl. de idee van het Christus-principe. Inderdaad, in zeer veel esoterie wordt gesproken van ‘de Christus in zichzelf’, de ‘Christusgeest’, de ‘Christus in zichzelf realiseren’, etc. Soms wordt dit ‘Christusprincipe’ als identiek met het goddelijke zelf in de mens beschouwd, soms is het de aanduiding van de ‘verlichting’ die een mens ten deel valt, maar meestal is het niet helder omschreven. In ieder geval is duidelijk dat deze Christus onderscheiden dient te worden van de Jezus die hier op aarde leefde. Deze Jezus had wel de Christus in zichzelf gerealiseerd, soms wordt gezegd dat de Christus tijdens zijn aardse leven in hem woonde, maar hij is niet de Christus zelf. De overtuiging is dat ieder evenals Jezus dit Christusprincipe in zichzelf kan realiseren.

Inderdaad, terecht kan geconstateerd worden dat vrijwel alle esoterische bewegingen het over Christus of de Christus hebben. Soms zeer nadrukkelijk, zoals bij de antroposofie of de Christengemeenschap, soms vaag en soms is het zelfs afwezig, zoals hij de astrologie of het spiritisme. Er bestaat inderdaad enige grond om de gehele esoterie als een stroming van het christendom te beschouwen. Het lijkt mij echter beter om alleen die groepen tot het esoterisch christendom te rekenen waarin Christus een belangrijke rol speelt.

Overigens kan het spreken over ‘esoterisch christendom’ dubbelzinnig zijn en verwarring wekken, omdat het soms op geheel andere wijze wordt ingevuld. De vraag is namelijk: wordt de term ‘esoterisch’ puur feitelijk gebruikt, dus als omschrijving van de binnenkant van het christelijk geloof, of wordt deze term inhoudelijk, als het ware ideologisch gebruikt, dus als aanduiding van die stroming die de vijf kenmerken vertoont die ondermeer Van Schaik noemt.

Een voorbeeld. Enige tijd geleden[15] las ik een artikel over ‘esoterisch christendom’. Ik had in dat artikel verwacht die vorm van christendom aan te treffen zoals door van Schaik geschetst. Dat bleek echter niet het geval te zijn. Het bewuste artikel ging uit van het traditionele christelijk geloof, sprak over Jezus als de eniggeboren zoon van God, liet duidelijk zien dat het niet ging om het goddelijke principe in de mens, kortom het ging over het algemeen, onbetwijfeld christelijk geloof. Dit geloof heeft ook zijn binnenkant: er wordt gebeden tot God, er is sprake van stille tijd en meditatie als een verborgen omgang met God, kortom het betrof de ‘binnenkant’ van het traditionele christelijk geloof. Deze binnenkant nu werd door de auteur omschreven als ‘esoterisch christendom’. Daar is op zich niets mis mee, want ‘esoterisch’ betekent immers de binnenkant, het verborgene van het geloof. Het is alleen niet te doen gebruikelijk om de weg van het gebed esoterie te noemen. Het kan wel, er is op zich niets op tegen, het is het goed recht van de schrijver, maar het is wel verwarringwekkend, want we hebben hier in wezen van doen met een geheel andere visie op esoterie. Indien dit een tendens zou worden en deze zich zou voortzetten , dient in ieder geval duidelijk gemaakt te worden over welke vorm van esoterisch christendom men spreekt: over het inhoudelijke, ideologische zoals bij van Schaik, of over het formele van de binnenkant van het christelijk geloof, zoals bij deze niet meer terug te vinden auteur.

Een soortgelijke problematiek komen we tegen als het over mystiek gaat. Veelvuldig wordt vanuit de esoterie gezegd dat de bekende grote christelijke mystici op inhoudelijk-esoterische wijze geïnterpreteerd dienen te worden, dat het bij hen ook zou gaan om het goddelijke, ermee versmelten, het goddelijke in zich bewust worden. Deze visie op de mystiek is echter niet correct, de klassieke christelijke mystiek is van een andere aard dan dit inhoudelijk ingevulde esoterische christendom. In feite wordt de christelijke mystiek geannexeerd en zodanig geïnterpreteerd dat deze misvormd is.

Kortom: dit verschillend gebruik van de term ‘esoterisch christendom’ kan verwarring wekken. Als een christen mediteert, zijn stille tijd heeft, een verborgen omgaan met God kent, kan dat, zoals werd opgemerkt, op zich ‘esoterisch’ genoemd worden. Het is echter een geheel andere esoterie dan de ideologisch-esoterici presenteren. Want een orthodox christen die in zijn stille tijd mediteert wordt niet een esotericus, die in het goddelijke of in re-incarnatie gelooft. We hebben hier dan met twee zeer verschillende vormen van esoterisch christendom doen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken