Menu

Premium

Ezechiël 33,21-33

Bij Ezechiël 33,21-33

Hijgend komt er iemand aanlopen. ‘Ezechiël, Ezechiël, luister! De vijand heeft onze stad Jeruzalem ingenomen!’ Lange tijd had Ezechiël niet kunnen praten. Dat had God gedaan. Maar op dit belangrijke moment liet God zijn mond weer opengaan. Ezechiël kon weer spreken. Hij stond op en keek naar de mensen die om hem heen stonden. Ze hadden het slechte nieuws ook gehoord. En zo sprak de profeet toen namens God: ‘Mensen, luister! Jullie denken wel dat het land en Jeruzalem van jullie zijn, maar jullie gedrag is er niet naar. Ik zie dat jullie Gods wetten vergeten. Jullie vereren afgoden, eten verkeerd voedsel, en jullie vechten wat af. God ziet dat jullie in je hart alleen maar met dingen voor jezelf bezig zijn. Jullie menen dat je eigenaar bent van Jeruzalem en het land, maar God zal hier alles verwoesten. Dat zal jullie wakker schudden, dan gaan jullie weer echt met God bezig. Want jullie mond praat mooie woorden, maar jullie daden zijn goddeloos. Zo hebben jullie geen recht op Jeruzalem en het land. Daarom heeft God het in handen van vijanden gegeven.’

Wat wil God dat de mensen doen, denk je? De stad Jeruzalem bestaat nu ook nog. Wie weet in welk land het ligt?

(Jeruzalem komt in heel veel kerkliederen voor, kijk maar eens in het Liedboek. Als je weer gaat zitten, blader dan eens door het Liedboek en tel eens, in hoeveel liederen de stad Jeruzalem genoemd wordt.)

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken