Menu

Premium

Ezra en Nehemia

De bijbelboeken Ezra en Nehemia zien eruit als een soort dossier van tenminste vijf verschillende soorten van documenten, waarvan een deel zelfs in een andere taal dan het Hebreeuws gesteld is, namelijk in de zustertaal Aramees; met het boek Daniël is Ezra het enige bijbelboek dat voor een aanzienlijk deel in het Aramees gesteld is. Wie de beide boeken in hun geheel leest ziet een serie min of meer officiële documenten die te maken hebben met de terugkeer van de Judese ballingen uit Babel, waar ze na de twee bekende innames van Jeruzalem door de Babyloniërs (in resp. 598 en 587 v. Chr.) terecht waren gekomen, de herbouw van het altaar en de tempel en van de stadsmuren van Jeruzalem (Ezra 1-6, vanaf 539 v. Chr.), een serie teksten rond de tocht van de priester en schriftgeleerde Ezra naar Jeruzalem en zijn ijveren tegen huwelijken met vreemde volkeren (Ezra 7-10, vanaf 458 v. Chr.), een soort gedenkschriften van Nehemia, de gouverneur van Juda, die in 445 voor Christus van het Perzische hof naar Jeruzalem kwam, daar de stadsmuren liet herstellen en tot 432 voor Christus op allerlei manieren actief bleef (Neh. 1-7; 12:27-43 en Neh. 13), een document over de voorlezing van de Wet door Ezra tijdens het gouverneurschap van Nehemia, een openbare schuldbelijdenis namens het hele volk en het sluiten van een verbond tussen God en het volk (Neh. 8-10) en ten slotte een reeks van lijsten van individuen of familiehoofden die naar Jeruzalem kwamen of daar woonden en nog wat ander materiaal (Neh. 11-12:26 en 12:44-47). Zie schema 1 voor een overzicht.

Samen vormen de boeken Ezra en Nehemia een tweeluik van het politieke en cultische herstel van Juda en Jeruzalem na de ballingschap, maar qua inhoud verschillen ze: Ezra houdt zich vooral bezig met het herstel van tempel, altaar en cultus, Nehemia heeft veel meer een politieke invalshoek en vertelt onder andere over het herstel van de stadsmuren van Jeruzalem. Het is dan ook geen wonder dat de traditie aarzelt of we met één of met twee boeken te maken hebben. In de Hebreeuwse canon vormen Ezra en Nehemia samen één enkel boek, in de oude Griekse vertaling, de Septuaginta, en in de meeste daarop voor de indeling steunende nieuwere vertalingen zijn het twee afzonderlijke boeken.

De boeken zien eruit alsof een redacteur een reeks van losse documenten over vergelijkbare onderwerpen in een map had zitten en die achter elkaar gezet heeft in een boek, waarbij hij niet altijd de juiste volgorde heeft aangehouden. Zo worden deze boeken door veel onderzoekers ook tegenwoordig nog behandeld, al erkent men meestal wel de sturende rol die een of meer redacteuren gespeeld moeten hebben.

De inhoud van Ezra en Nehemia

Ezra

1

Edict van Cyrus

2

Lijst van terugkeerders onder Zerubbabel

3

Altaar herbouwd, fundamenten voor de tempel gelegd

4

Herbouw tempel verhinderd, mislukte poging tot herbouw van de stadsmuren

5

Herbouw tempel weer ter hand genomen

6

Voltooiing en inwijdingsfeest van de tempel

7

Ezra krijgt toestemming om naar Jeruzalem te gaan, voorbereidingen

8

Ezra’s reis

9

Ontzetting over gemengde huwelijken, schuldbelijdenis

10

Bijeenkomst van het volk, eed om vreemde vrouwen en kinderen weg te sturen, onderzoek naar de situatie en lijst van gemengd gehuwden

Nehemia

1

Bericht over de treurige staat van Jeruzalem, gebed van Nehemia

2

Toestemming aan Nehemia om naar Jeruzalem te gaan

3

Begin herbouw stadsmuren

4

Tegenstand tegen herbouw

5

Intermezzo over sociale misstanden, en over de bescheiden huishouding van Nehemia

6

Voltooiing van de stadsmuur

7

Lijst van terugkeerders onder Zerubbabel

8

Voorlezing van de Wet

9

Schuldbelijdenis

10

Vernieuwing van het verbond van het volk met God

11

Nieuwe inwoners van Juda en Jeruzalem

12

Lijst van priesters en Levieten, inwijdingsfeest van de stadsmuur, overzicht van bijdragen

13

Diverse maatregelen van Nehemia

Er is echter alle reden om aan te nemen, zoals we hieronder zullen zien, dat we inderdaad met de Hebreeuwse canon moeten spreken over één boek Ezra-Nehemia, dat veel meer een bewust gecomponeerde eenheid is dan men bij een procedure van louter verzamelen, kiezen en redigeren zou verwachten, en dat een goede aanduiding van het boek zou zijn een gecomponeerd dossier of literair dossier. Dat betekent niet dat het om verzonnen documenten gaat. Het is heel goed mogelijk en zelfs wel waarschijnlijk dat een deel van de documenten op enige manier een historische werkelijkheid weergeven en voor het ontstaan van het boek al zelfstandig bestaan hebben. Het betekent dat er zo duidelijk een ordenende en scheppende hand zichtbaar is dat we rustig over een ‘schrijver’ van het boek Ezra-Nehemia kunnen spreken en dat het boek zelf een autonoom kunstwerk is, dat tot op grote hoogte los van zijn historische context en de geschiedenis van zijn eigen ontstaan gelezen en bestudeerd kan worden.

Het boek Ezra beschrijft het herstel van de Israëlitische cultus in Jeruzalem en de wederopbouw van de tempel van Salomo, die in 587 voor Christus verwoest was door de Babyloniërs onder hun koning Nebukadnezar, met in één hoofdstuk aandacht voor een mislukte poging om de stadsmuren van Jeruzalem te herbouwen. Dit gebeurt in twee verschillende episodes, respectievelijk in Ezra 1-6 en 6-10: in het eerste deel lezen we over het edict van de Perzische koning Cyrus (in het Hebreeuws Kores), die een einde maakte aan het rijk van Babel, uit ca. 539 voor Christus, met de toestemming tot terugkeer voor de ballingen uit Juda onder leiding van Sesbazzar, de ‘vorst van Juda’ (1:8); dan volgt een lijst van teruggekeerden onder leiding van een zekere Zerubbabel, wiens relatie tot Sesbazzar niet duidelijk is, het verhaal over het herstel van het altaar en het leggen van de fundamenten van de tempel, tegenwerking bij de herbouw en een verhaal met twee Aramese documenten, waarin de mislukte poging tot herbouw van de stadsmuren tijdens de veel latere regering van Artaxerxes (of Artachsasta, 465-423 v. Chr.) wordt beschreven en een eerder geval van tegenwerking tijdens de regering van koning Xerxes (Ahasverus, 486-465 v. Chr.). Na het eerste Aramese document gaat het boek, niet alleen de documenten, maar ook de verbindende tekst ertussen, volledig over in de Aramese taal, en daarin is ook het verhaal over de herbouw en de voltooiing van de tempel in het jaar 515 voor Christus in Ezra 5 en 6 gesteld (op de Hebreeuwse verzen 6:19-22 na). Opmerkelijk is natuurlijk dat het niet binnen de chronologie passende relaas over de poging tot herbouw van de stadsmuren tijdens onder meer de regering van Artaxerxes (Ezra 4:6-23) op die manier in één Aramees document lijkt te passen met de beschrijving van de gebeurtenissen tijdens de regering van Darius (Ezra 4:24-6:18). Het Aramees gaat zoals gezegd door tot 6:18, waarna het boek verder gaat in het Hebreeuws, en alleen nog een brief van koning Artaxerxes (7:12-27) in het Aramees wordt weergegeven.

Aan het begin van hoofdstuk 7 wordt de persoon van Ezra geïntroduceerd, met een lange genealogie die teruggaat tot op de eerste hogepriester Aäron. Ezra is zowel priester als schrijver, en gaat in 458 voor Christus met koninklijke instemming uit op weg naar Jeruzalem, met een groot gevolg en rijke schatten die voor de tempel bedoeld zijn (Ezra 7 en 8). Aan het eind van hoofdstuk 7 komt Ezra in een reactie op de brief van Artaxerxes plotseling in de eerste persoon aan het woord, de hoofdstukken 8 en 9 worden door hem verteld, en even onverwacht gaat het verhaal na hoofdstuk 9 terug naar de derde persoon. Eenmaal in Jeruzalem aangekomen levert hij de rijkdommen af, maar is geschokt als hij hoort dat de Israëlieten zich door hun huwelijken vermengd hebben met de omwonende volken.Namens het hele volk spreekt hij dan in gebed een schuldbelijdenis uit, gaat in de rouw en vast en laat de aanvoerders van het volk een eed afleggen dat de vreemde vrouwen weggestuurd zullen worden, op de twintigste dag van de negende maand komt het hele volk bij elkaar, er wordt tussen de eerste dag van de tiende maand en de eerste van de eerste maand onderzoek naar de zaak gedaan, en het boek wordt besloten met een lijst van degenen die gemengde huwelijken aangegaan waren (Ezra 9 en 10).

Het grootste deel van het boek Nehemia (1-7:5; 12:27-43 en geheel hoofdstuk 13) wordt in beslag genomen door een in de eerste persoon gesteld verslag van Nehemia, de zoon van Chakalja, die schenker van de Perzische koning Artaxerxes was toen hij hoorde over de treurige staat van Jeruzalem, onder meer over de verwoeste stadsmuren. Er wordt niet bij vermeld hoe de muren in die staat kwamen, men zou kunnen aannemen dat ze bij een niet beschreven gebeurtenis verwoest waren, maar Ezra 4:6-23 lijkt aan te geven dat ze sinds de inname van Jeruzalem in 587 voor Christus nog niet herbouwd waren. Hij krijgt toestemming van de koning om orde op zaken te gaan stellen in Juda, gaat in de lente van 445 voor Christus op weg daarnaartoe, en wordt daar op dat ogenblik of iets later ook als gouverneur aangesteld. Zijn verslag van het herstel van de muren en andere bestuurlijke beslissingen die hij neemt en uitvoert wordt onderbroken door een aantal verwante documenten, die hem gewoonlijk in de derde persoon vermelden. Ook binnen het ik-document is een oneffenheid te constateren: het verhaal over de herbouw van de stadsmuren wordt onderbroken door een episode over de sociale maatregelen die Nehemia neemt en het overzicht van zijn eigen bescheiden huishouden (Neh. 5). Maar de contouren van het ik-document zijn wel duidelijk, en het is waard om even apart beschouwd te worden.

Deze tekst doet een beetje denken aan koningsinscripties zoals we die in sommige landen om het Oude Israël heen tegenkomen, bijvoorbeeld de inscriptie van koning Mesja van Moab of die van koning Zakkur van het Aramese landje van Hama. Ze zijn in de eerste persoon gesteld en beginnen gewoonlijk zelfs met het woord ‘ik’, en de hoofdpersoon vertelt erin over de manier waarop hij zijn machtige positie heeft verkregen door goddelijke hulp en ondanks allerlei moeilijkheden. Daarna gaat het er gewoonlijk over welke zaken hij tot stand heeft gebracht, waaronder men in ieder geval altijd een aantal bouwwerken vindt. Ten slotte treft men een aantal wensen aan voor zegen voor degenen die de inscriptie bewaren en verzorgen en vervloeking voor degenen die hem willen uitvegen of vernietigen. Deze documenten zijn blijkbaar zowel bestemd voor de godheid, in wiens heiligdom ze waren opgesteld, als voor de menselijke lezers die er kennis van kwamen nemen, al hebben ze de vorm van een monoloog die alleen voor de tweede persoon wijkt als de lezers aangesproken worden op hun houding jegens het monument. Al die elementen treft men, zij het in gewijzigde vorm, ook in het boek Nehemia aan. Aangezien een stuk papyrus of perkament niet begeleid wordt door een afbeelding en ook niet door zijn duurzaamheid als een stabiele aanwezigheid van de sprekende persoon kan gelden, verbaast het ons niet dat zijn memoires niet beginnen met ‘Ik, Nehemia’, maar met ‘De woorden van Nehemia’. Van zijn werkzaamheden krijgt natuurlijk de stadsmuur van Jeruzalem de meeste aandacht, maar hij noemt ook zijn hulp voor de behoeftigen (Neh. 5), zijn ijver voor de zuiverheid van de afstamming van het volk, voor het onderhouden van de sabbat en voor de juiste cultus (allemaal hoofdstuk 13)

Wat wel afwijkt van dit genre is de sterk persoonlijke beschrijving. Nehemia is kortaangebonden en driftig, maar sluw genoeg om alle trucs te doorzien die zijn politieke tegenstanders op hem loslaten. Er is wel op gewezen dat hij in dit opzicht lijkt op de ‘tirannen’ die de Perzische macht vertegenwoordigden in diverse steden in Klein-Azië. Ook voor de aard van zijn beschrijving van zichzelf en zijn overwegingen de verschillende achtergrond als verklaring dienen: in een tekst die niet voor publiekelijke tentoonstelling bestemd is, ligt een veel persoonlijker beschrijving van eigenschappen en emoties voor de hand. Opmerkelijk zijn ook de rechtstreekse aanroepingen tot God om de ik-persoon, zijn daden en de daden van zijn vijanden te ‘gedenken’ (4:4-5; 5:19; 13:14.22.29.31); in zekere zin gaat het om een vergelijkbaar verlangen naar gedachtenis als in de genoemde koningsinscripties, alleen worden hier niet de menselijke lezers maar God zelf aangesproken.

Deze memoires van Nehemia lopen echter niet achter elkaar door, ze worden onderbroken door verschillende andere teksten. Niet geheel duidelijk is of de lijst van teruggekeerden onder Zerubbabel in Nehemia 7 (grotendeels dezelfde lijst als in Ezra 2, maar met een aantal verschillen) nu door Nehemia geciteerd wordt of een echte invoeging is, want hij begint wel met de vermelding ‘Ik vond het register van hen die het eerst opgetrokken waren … ‘ (7:5), maar aan het eind gaat de lijst naadloos over in het verhaal van de voorlezing van de Wet. Heel vreemd is dat het directe vervolg van de lijst letterlijk hetzelfde is in Ezra 2 als in Nehemia 7, namelijk ‘Toen nu de zevende maand aanbrak, terwijl de Israëlieten in hun steden waren maar volledig verschillende verhalen inleidt! In Ezra 3 gaat het immers om een bijeenkomst vlak na de terugkeer uit de ballingschap, in Nehemia 8 om de episode van de voorlezing van de Wet, bijna honderd jaar later.

De eerste en langste onderbreking van de memoires van Nehemia beschrijft dat voorlezen van de Wet door Ezra, de belijdenis van schuld die door de Levieten wordt uitgesproken en de vernieuwing van het verbond tussen God en Israël (Neh. 8-10). Nehemia 11:1 tot en met 12:26 bevat diverse lijsten van de priesters, Levieten en andere Israëlieten die zich in Jeruzalem en de rest van Juda gevestigd hebben, 12:44-47 bevat een kort stukje over de bijdragen die aan diverse religieuze functionarissen moeten worden gegeven.

De rol van de lijsten zal zeker in het licht van het literaire karakter van het boek nog eens grondig opnieuw beschreven moeten worden. Het lijkt het meest aannemelijk dat hun functie binnen het boek is om ten eerste een vorm van continuïteit weer te geven ten opzichte van de situatie vóór de ballingschap, waarbij in het bijzonder de verbindingen met de boeken van de Kronieken een grote rol lijken te spelen, ten tweede het geordende karakter van terugkeer en herstel en ten derde het overweldigende enthousiasme van de ballingen om terug te keren en het onderbroken bestaan in het eigen land weer op te bouwen.

Tegen het eind van het boek Nehemia staat een scène beschreven die als symbolisch voor het hele boek gelden (Neh. 12:27-43). Hij wordt door Nehemia in de eerste persoon verteld. De muren van Jeruzalem zijn voltooid en ter gelegenheid daarvan wordt een groot feest georganiseerd. Twee groepen van priesters, zangers, muzikanten, hoogwaardigheidsbekleders en gewone Israëlieten lopen in tegenovergestelde richtingen over de pas gereedgekomen muren, en komen uiteindelijk bij elkaar in de herbouwde tempel. Op het altaar in de tempel worden vervolgens grote brandoffers gebracht. De ene groep van feestvierders staat onder leiding van de schriftgeleerde Ezra, aan de tweede neemt de gouverneur Nehemia deel.

De belangrijkste data en feesten

De belangrijkste data en feesten in Ezra-Nehemia, verdeeld over de hoofdstukken. De cesuur in Ezra en Nehemia is aangegeven door een verticale lijn. Let op de chiastische opbouw in de middelste twee delen en de parallelle opbouw in de eerste en laatste delen. Loofh = Loofhuttenfeest; Inw = inwijdingsfeest van resp. de tempel (valt samen met Pesach) en de stadsmuren. Nis-Ab = de tochten van Ezra en Nehemia, van de eerste maand Nisan (van de uittocht uit Egypte) tot het begin van de vijfde, Ab (waarin Jeruzalem en de eerste tempel verwoest werden); Kis = de negende maand Kislew, met rouw en vasten in beide gevallen; Nis = de eerste Nisan, het bijbelse Nieuwjaar, de dag waarop de telling van Ezra 10 voltooid was.

In deze episode zien we alle drie de inhoudelijk belangrijke etappes van het herstel bij elkaar: het altaar met de offerdienst, de tempel en de stadsmuren. De samenstelling van de twee groepen en hun samenkomen spiegelt verder de inhoud en opbouw van de boeken Ezra en Nehemia. Deze twee grote figuren zijn zo verschillend van karakter en manier van optreden, dat het verbazend is om te constateren dat ze beschreven worden in een chronologisch raamwerk dat ze heel dicht bij elkaar brengt. Dat is allereerst zichtbaar bij de duur van hun activiteiten in Jeruzalem. De periode van de activiteiten van Ezra tot aan de komst van Nehemia en die van Nehemia vanaf zijn komst tot aan de laatste datum in het boek zijn namelijk allebei twaalf jaar: Nehemia van het twintigste tot het tweeëndertigste jaar van Artaxerxes (Neh. 5:14), Ezra van het zevende (Ezra 7:7) tot en met het negentiende. Dat drukt ons eens te meer op het bekende feit dat tijdsduur in de Hebreeuwse Bijbel vaak meer een aspect van het verhaal uitdrukt dan bedoelt de precieze lengte van een periode aan te geven. Ook andere data in hun carrière blijken een duidelijke functie binnen de boodschap van het boek te hebben, waardoor de vraag naar historische waarheid naar de achtergrond verschuift.

Beiden vertrekken uit het oosten van het Perzische rijk naar Jeruzalem in de maand Nisan, waarin het feest van Pesach wordt gevierd (14 Nisan), dat de uittocht uit Egypte gedenkt, terwijl dit feest in geen van beide gevallen ook daadwerkelijk genoemd wordt. Ezra vertrekt vlak voor het feest, op de twaalfde Nisan (Ezra 8:31), bij Nehemia wordt alleen maar gezegd dat hij in de maand Nisan toestemming krijgt van koning Artaxerxes om naar Jeruzalem te gaan. Ook de datum van aankomst in Jeruzalem is karakteristiek en bovendien bijna of helemaal dezelfde. Volgens II Koningen 25:8-10 zijn de muren van Jeruzalem en de tempel door de Babyloniërs verwoest vanaf de zevende dag van de vijfde maand, de maand Ab in de traditionele Joodse kalender, die overgenomen is van de in de Perzische tijd gebruikelijke Babylonische kalender. Ezra komt in Jeruzalem aan op de eerste dag van de maand Ab (Ezra 7:9), de aankomst van Nehemia moet teruggerekend worden uit de datum van de voltooiing van de muur van Jeruzalem op 25 Elul na 52 dagen werk. Daarmee komen we ongeveer op 4 Ab voor het begin van het werk (4-30 Ab = 27 dagen in Ab, en 1-25 Elul=25 dagen in Elul), na de drie dagen van rust na Nehemia’s aankomst, die dus ook op of op zijn minst rond de eerste dag van de maand Ab geweest moet zijn.

We zien dus dat vooral deze data van de bekende Joodse feesten en gedenktijden die in het boek vermeld worden en waaraan we nog de viering van Pesach bij de inwijding van de tempel in Ezra 6:19-22 kunnen toevoegen, een duidelijke functie binnen het verhaal hebben, en ook lijken te verwijzen naar andere gedenkwaardige vieringen van die feesten, zoals die van Pesach na de hervormingen van de Judese koningen Hizkia (II Kron. 30) en Josia (II Kon. 23 en II Kron. 35), en van de instelling van het lezen van de Wet op het Loofhuttenfeest door Mozes (Deut. 31:10-13). De chronologie van het hele boek vertoont een merkwaardig beeld, een regelmaat die lijkt te steunen op symmetrische structuren van de data en de feesten, ook waar ze in verschillende jaren en zelfs in verschillende perioden plaats vinden. Het eerste deel van Ezra en het tweede deel van Nehemia bewegen zich tussen de polen van het Loofhuttenfeest en het inwijdingsfeest voor respectievelijk de tempel en de stadsmuren. De data in de aan elkaar grenzende tweede helft van Ezra en de eerste helft van Nehemia bewegen zich tussen twee tochten die duren van de maand Nisan, de maand van de uittocht uit Egypte en het Pesach-feest, tot het begin van de maand Ab, demaand van de verwoesting van Jeruzalem en de tempel van Salomo, via een periode van rouw, vasten en schuldbelijdenis in de maand Kislew (Ezra over de gemengde huwelijken en Nehemia over de treurige staat van Jeruzalem) en het begin van het jaar op de eerste Nisan (Ezra 10:17). Hier zijn de data dus als het ware gespiegeld, terwijl ze in de eerste helft van Ezra en de tweede van Nehemia dezelfde volgorde laten zien. Zie ook schema 2.

Niet alleen de chronologie van de boeken Ezra en Nehemia heeft dezelfde opzet, ook de formele structuur van de twee boeken lijkt sterk op elkaar. Gedeeltelijk is dat heel gemakkelijk te zien, voor een ander deel is het enigszins verborgen. Zonder meer duidelijk is dat er in beide boeken een cesuur ligt na hoofdstuk 6, waarin respectievelijk de voltooiing van de tempel en van de stadsmuren beschreven wordt, en dat beide een belijdenis van schuld hebben in hoofdstuk 9, die wordt voorafgegaan door het zich afscheiden van het volk en wordt gevolgd door de belofte om zich aan de beleden zonden niet meer schuldig te maken. Ook kan men gemakkelijk observeren dat in beide boeken het eerste deel wordt onderbroken door een intermezzo dat naar een latere tijd lijkt te verwijzen: het verhaal over de aanvankelijke mislukking van de herbouw van de stadsmuren in Ezra 4:6-23 en het verhaal over Nehemia’s sociale rechtvaardigheid in Nehemia 5. Moeilijker te zien is dat de gedeelten in de derde en in de eerste persoon in beide boeken nagenoeg elkaars spiegelbeeld zijn (zie schema 3). Beide bevatten een dubbelzinnige overgang van vertellende persoon in hoofdstuk 7. De overgang van de Aramese documenten in Ezra 4-6 naar de vertelling in Ezra 7 met de eveneens in het Aramees gestelde brief van koning Artaxerxes lijkt vloeiend te verlopen, maar aan het eind reageert Ezra zelf zonder enige inleiding in de eerste persoon, zelfs zonder dat zijn naam daarbij genoemd wordt (Ezra 7:27): we moeten uit de context opmaken dat Ezra daar plotseling zelf aan het woord komt. Op een vergelijkbare manier begint Nehemia in Nehemia 7:5 te citeren uit de lijst van terugkeerders onder Zerubbabel, terwijl die lijst zonder commentaar overgaat in een verhaal in de derde persoon, waarin Nehemia in de derde persoon vermeld staat (8:10); merk op dat de aansluiting tussen 7:73 en 8:1 verzekert dat het verhaal doorloopt! Die aansluiting komt overigens zoals gezegd letterlijk ook zo voor in Ezra 2:70 en 3:1, waar hij een heel ander verhaal in een heel andere tijd inleidt, en dient daarmee waarschijnlijk om een heel andere spiegeling of chiasme in het boek aan te duiden, namelijk die van de vier vermeldingen van tochten uit het oosten vandaan naar Jeruzalem: die van Ezra (Ezra 7-8), die van Nehemia (Neh. 2) en twee keer die van Zerubbabel (Ezra 2 en Neh. 7), op corresponderende plaatsen in de boeken.

De bedoeling van deze structurele congruentie is waarschijnlijk aan de ene kant om de twee aspecten van de restauratie, de geestelijke en de wereldlijke, verpersoonlijkt in Ezra en Nehemia, elkaar eens te meer te laten complementeren, aan de andere kant om deze boeken naast hun dossier-achtige karakter toch een vorm van afsluiting en eenheid te geven. Het is voor ons literaire gevoel natuurlijk heel ongewoon om bijvoorbeeld een overgang van een lijst naar twee volstrekt verschillende gebeurtenissen met precies dezelfde woorden uit te drukken, om een buiten de chronologie vallend verhaal door een gemeenschappelijke taal in zijn context te integreren, of een dubbelzinnige overgang van de eerste naar de derde persoon of andersom als structurerend element te gebruiken, maar als je daaraan eenmaal gewend bent kun je zien hoe die literaire vorm dient om de lezer het sacrale, tweevoudige en toch bij elkaar horende gebeuren van het herstel na de ballingschap voor ogen te brengen.

Een historische vraag die men bijna niet vermijden in het licht van de relatie tussen de boeken Ezra en Nehemia is of misschien een van de twee in zijn huidige vorm al eerder bestaan heeft en als basis gediend heeft voor het andere. Als dat zo is, heeft Nehemia zonder meer de beste papieren. Het boek biedt zoals gezegd een tamelijk realistisch verhaal, waarvan veel hoofdpersonen ons ook uit documenten van buiten de Bijbel bekend zijn. De episode van het voorlezen van de Wet en de belangrijke rol van Ezra bieden een belangrijke parallel met het moderne inzicht dat de historische boeken aan het begin van de Bijbel, de boeken Genesis tot en met II Koningen, rond deze tijd voor het eerst in hun definitieve vorm opgeschreven zijn. Toch lijkt het, mede in het licht van het gelijkwaardig naast elkaar stellen van Ezra en Nehemia in de episode van de inwijding van de stadsmuur in hoofdstuk 12, wat binnen het boek Nehemia alleen niet goed begrijpelijk is, aannemelijk dat we mogen spreken van een als één geheel geschreven, zeer bekwaam gecomponeerd boek Ezra-Nehemia.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken