Geboren uit God en uit een vrouw
Het Hebreeuws kent geen begrip voor ‘ouders’, er wordt van vader en moeder gesproken. Kinderen worden in het meervoud als ‘de geborenen’ benoemd. Het kan om een net geborene, een zuigeling gaan (Exodus 2:7), maar ook om een ouder kind. Net als in het Nederlands bestaan er in het Hebreeuws ook begrippen om de verwantschap met een kind te beschrijven: zoon en dochter. Het meervoud ‘zonen’ wordt vaak gebruikt voor nakomelingen, onafhankelijk van het geslacht (zie Genesis 3:16) of van de directe lijfelijke afkomst, bijvoorbeeld in de verbinding ‘nakomelingen/zonen Israëls’. Daarnaast is er een woordpaar voor de oudere (mannelijke) generatie (‘de baardige’) en de jongere (mannelijke) generatie (‘de jongen’, ‘de knechten’, de ‘jonge lui’). Hiervan afgeleid bestaat ook een vrouwelijke vorm voor ‘meisje(s)’. De verbinding tussen de verschillende leeftijdsgroepen blijkt dus van belang te zijn voor de opzet van de maatschappij.