Geloven na incest??
Mw. dr. A.W. Balk-van Rossum is theoloog en promoveerde recent op ‘De rol van godsbeelden in de levensverhalen van vrouwen met een incestervaring’
‘Alma’ (54): ‘God was voor mij een grote strenge agent, die alles zag en Hij heeft niet ingegrepen. Hij liet het zelfs keer op keer toe. Dat klopt voor mijn gevoel nog steeds niet. Later had ik meer het gevoel dat God een liefhebbende Vader was, maar daar geloof ik niet meer in. Een vader die zijn kind liefheeft, beschermt zijn kind. Op dit moment weet ik het niet meer en wil ik er niet teveel over nadenken wie of wat God is.’
‘Annemarie’ (48): ‘Ik wil zo graag geloven dat God van me houdt en me de moeite waard vindt, maar het lukt me niet en dat is denk ik het gevolg van vroeger, ik durf niemand echt of helemaal te vertrouwen. Zelfs God niet, hoe erg ik dat ook vind. En ik hoop dat Hij me dat vergeeft. Ik denk ook dat ik God daarmee enorm tekort doe. Het wordt me nu allemaal even teveel. Dit is precies de vinger op de zere plek.’
Zomaar twee stemmen van vrouwen die christelijk werden opgevoed en ook incest meemaakten.
Incest
Minstens een op de zeven meisjes wordt slachtoffer van incest. Incest is, vanwege de specifieke kenmerken ervan, vrijwel altijd traumatiserend. Incest vindt meestal langdurig en frequent plaats, waardoor het slachtoffer moet dealen met een dubbele angst: de instinctieve angst die het incestueuze gedrag oproept en de voortdurende angst voor herhaling. Dat kan een kind niet en dus ontstaan er allerlei overlevingsmechanismen. Gezin en familie zijn voor een kind de belangrijkste toevlucht en hulpbron bij bedreigende omstandigheden. Bij incest zijn deze nu juist bron van het kwaad. Daarbij bestaat incest in een uitgebreide zwijgcultuur, wat het stoppen ervan en een tijdige en adequate hulpverlening belemmert.
Incest vindt plaats in relaties van vertrouwen, afhankelijkheid en loyaliteit. In een veilig gezin ontwikkelt een kind een basisbeleving dat zij anderen kan vertrouwen, dat zij veilig, geliefd en waardevol is. Deze basisbeleving (basic trust) wordt ondergraven door incest. Er ontwikkelt zich een basaal wantrouwen, een diep gevoel van onveiligheid, een verlies aan verbondenheid en een beleving van waardeloos en niet geliefd zijn. Incest heeft meestal grote en langdurige gevolgen, op vele terreinen, ook op geloofsgebied. De weg naar heling is vaak lang en moeizaam. Behalve met de gevolgen voor haarzelf, heeft het slachtoffer ook nog te maken met gevolgen van het openbaar komen van de incest. Ongeloof en onbegrip, breuken en partijvorming in de familie en (vaak ook) in de kerk komen veel voor. Desondanks is er ook een ‘geheeld’ leven mogelijk en behoud of herstel van geloof, maar wel via een lange weg van hulpverlening en pastoraat.
Godsbeelden
De basis van de godsbeelden wordt gelegd in de vroege relaties van het kind met de omgeving. Dat zijn meestal eerst de ouders, dan gezin en familie. Als het goed is, leert een kind dat zij de wereld en de mensen kan vertrouwen, dat zij veilig is en dat zij geliefd en waardevol is. Deze ervaringen kleuren de godsbeelden die zich ontwikkelen en zo ook de relatie met God. Dit is meer de ervaringskant, de emotionele kant van godsbeelden. Daarna en daarnaast komt dan alles wat aan het kind geleerd wordt over God, met woorden en met gedrag. Dit is de meer cognitieve kant van de godsbeelden, de kennis ervan. Vooral de ouders hebben zo een grote en dubbele invloed op het godsbeeld van het kind, emotioneel en cognitief. Maar ook de hele cultuur waarin het kind zich bevindt, van gezin, school en kerk, oefent deze dubbele invloed uit. Het zelfbeeld van het kind is eveneens van grote invloed op het godsbeeld. Ook hier hebben de ouders de eerste en meeste invloed op, maar daarnaast evenzo de cultuur van gezin, school en kerk. Zelfbeeld en godsbeeld beïnvloeden elkaar voortdurend. Met deze beschrijving wordt al duidelijk dat schade aan de ‘basic trust’ van een kind, zich kan voortzetten naar het godsbeeld.
Godsbeelden en incest
In vrijwel alle 57 verhalen van mijn onderzoek bleek dat de schade die incest had aangericht zich ook had uitgebreid naar God. Daarbij springen er twee punten uit, namelijk Gods liefde voor haar en haar relatie met Hem. In Gods liefde voor haar kon niet meer geloofd worden en als er nog een relatie was met Hem, dan werd die getekend door wantrouwen en onveiligheid, door een zich verlaten voelen door God. In de helft van de verhalen heeft deze schade zich hersteld, na een lange weg van hulpverlening en pastoraat. In de andere helft is deze schade (nog) niet of niet helemaal hersteld. Hierbij gaat het dus vooral over de ervaringskant van God. Daarnaast bleek dat ook de meegekregen cognitieve kennis over God een rol kon spelen. Waar er strenge en straffende godsbeelden waren overgedragen, konden deze de schade versterken en herstel belemmeren. Meegekregen liefdevollere beelden van God waren na de incestperiode ondersteunend bij het herstelproces. Deze welwillender beelden konden bovendien gemakkelijker behouden of herwonnen worden.
De christelijke God is bij uitstek een relationele God, Hij wil graag een relatie van liefde en vertrouwen met de mens. Daarom is deze schade door incest ook zo uiterst pijnlijk.
Tegelijkertijd wordt in het overgrote deel van de verhalen, ook in die waarin de relatie met God nog problemen geeft, uitgebreid en zeer positief verteld over Gods handelen na de incestperiode: Hij draagt, zorgt, helpt, heelt, en herstelt het geloof. Hierin is dus herstel zichtbaar.
God de Vader
Iedereen denkt bij incest gelijk aan God de Vader en de eigen vader. In de verhalen werd inderdaad áltijd een vergelijking gemaakt met de eigen vader, maar wel op twee verschillende manieren. In de ene helft van de verhalen was het beeld van God als Vader extreem negatief en bedreigend, Hij werd geïdentificeerd met de misbruiker, of Hij werd afgewezen omdat Hij niet zorgde en beschermde en dus geen Vader mocht heten. In de andere helft van de verhalen functioneerde God de Vader juist als de ideale Vader, een prima vervanging van de vader of de ouders.
‘Renske’ (60): ‘… en het godsbeeld als Vader werd onverdraaglijk. Abba Vader, ik kan het niet zingen en wil het niet zingen.’
‘Loes’ (39): ‘Ik zocht niet langer meer een vader in mijn aardse vader, maar ik ging een Vader zoeken in God. (..) Nu mag ik kind zijn, al is het zonder ouders, maar van een Vader.’
God als Moeder is voor deze groep vrouwen geen zinvol alternatief beeld. In bijna alle verhalen wordt een zeer negatief beeld van de moeder geschetst. Bij sommige katholieke vrouwen is te zien dat moeder Maria in ondersteunende zin functioneert als vervanging van de eigen moeder.
Jezus
Het beeld van Jezus bleek slechts in een enkel verhaal wat beschadigd te zijn door de incestervaring. Over Jezus wordt heel positief gesproken. Dan gaat het vooral over Zijn liefde, Zijn nabijheid, de relatie met Hem en Zijn rol in processen van herstel en heling. Precies die aspecten dus die bij de godsbeelden zo ondersteunend konden zijn en waar anderzijds zoveel moeite mee was. Dit geeft dus veel mogelijkheden voor het pastoraat.
‘Henriëtte’ (31 jaar): ‘Na een lange tijd van pijn en verdriet in mijn hart, kwam er weer licht naar binnen. Licht van Jezus. Hij stond naast mij, met Zijn handen open en hoe stond ik: Ik stond beschadigd, boos en verdrietig met mijn rug naar Hem toe. Toen ik dit besefte, draaide ik mij om en gaf mijzelf aan Jezus en legde mijn handen in Zijn handen en ik ben bevrijd na zoveel jaren van verdriet en pijn en Jezus heeft mijn wonden geheeld. Hij is dichtbij, heel dichtbij.’
Wat kunnen wij doen?
De belangrijke aanbeveling voor kerken is: Praat erover!!! Praat over gezonde seksualiteit en goede man-vrouw-verhoudingen. Daarmee wordt de drempel lager om over het kwaad van seksueel misbruik van kinderen te praten. Ook voor slachtoffers en overlevenden kan het dan ‘gemakkelijker’ worden om met het misbruik naar buiten te komen. Praten bevordert bovendien bekendheid met incest en de gevolgen ervan. En dat is heel belangrijk voor het geven van erkenning en adequate ondersteuning van het slachtoffer. Bovendien worden dan afweermechanismen als ongeloof, bagatellisering, zwijgen of ‘gemakkelijke oplossingen’ aanbieden (‘vergeef het maar’!) belemmerd.
Het aanstellen van vertrouwenspersonen voor kinderen en volwassenen, (anonieme) meldpunten creëren, en goed kinder-en jeugdpastoraat instellen, zijn goede acties.
Een grote wens van slachtoffers is het noemen van seksueel misbruik van kinderen in de voorbeden. Immers, wat nooit genoemd wordt, ‘bestaat niet’.
Voor christenen geldt dat zij functioneren als beeld van God. De schade door incest, ook aan het geloof, is door mensen toegebracht. Dat betekent dat mensen ook een grote rol kunnen spelen bij het herstel. Vertrouwen, veiligheid en verbondenheid, geliefd en waardevol zijn, zullen eerst weer aan mensen geleerd moeten worden. Dat vraagt erkenning van het slachtoffer en van de impact van het misbruik. Geduld, blijvende betrokkenheid en vooral luisteren zijn noodzakelijk.
Vanwege het grote zwijgen over incest, en zeker vroeger, is het altijd belangrijk om in pastorale gesprekken te vragen naar het levensverhaal. Jeugdervaringen kunnen immers een grote rol spelen bij moeite met God. In geloofsgesprekken kan samen gezocht worden naar heilzame beelden van God. De Bijbel is rijk en zeer gevarieerd in het spreken over God. De vraag hoe God nu zou kijken naar haar als slachtoffer van incest en beschadigd mens, kwam veel voor. Vooral in de psalmen en de profeten werden antwoorden gevonden.
Spreken over Jezus en Hem inbrengen in het levensverhaal kan helend werken.
Als lichaam van Christus en als leden daarvan zijn wij geroepen het kwaad van incest te benoemen en te bestrijden, en helend aanwezig te zijn voor slachtoffers daarvan.