Menu

None

God in Nederland: “De cijfers zijn vrij ontnuchterend”

Religiesocioloog Erik Sengers over het nieuwste God in Nederland-onderzoek

Recensie God in Nederland

Hoe staat het met het christendom in Nederland, met de christelijke kerken, het christelijk geloof en met christenen zelf? Deze vraag wordt sinds 1966 elke tien jaar aan de Nederlandse bevolking gesteld. Onlangs is de zesde editie van het bekende God in Nederland-onderzoek verschenen. Religiesocioloog Erik Sengers bezocht het symposium op 26 april aan de Vrije Universiteit en las na afloop de publicatie God in Nederland.

Zo’n langlopend onderzoek biedt veel mogelijkheden voor vergelijking, maar de onderzoekers proberen ook elke keer wat nieuwe accenten te zetten. Deze keer was dat de vraag wat de mate van verbondenheid met het christendom betekent voor de sociale samenhang en het waardenpatroon in de Nederlandse samenleving.

Religie in cijfers

In het eerste hoofdstuk hebben de onderzoekers gekeken naar drie aspecten van religiositeit.

Het eerste aspect gaat over belonging: waar voelen Nederlanders zich mee verbonden? De cijfers zijn vrij ontnuchterend: 8% noemt zich katholiek, 6% PKN, 4% voor orthodox-gereformeerden, en overige religies en kerken 9%. Driekwart van de bevolking is dus niet verbonden met een religieuze organisatie, daarvan is 46% echt seculier en 27% ongebonden maar wel spiritueel of gelovig. Kerklidmaatschap (en geloof) is vooral van oudere generaties, en iets meer van praktisch opgeleiden en migranten.

De cijfers zijn vrij ontnuchterend: 8% noemt zich katholiek, 6% PKN, 4% voor orthodox-gereformeerden, en overige religies en kerken 9%

Ook de percentages rondom het tweede aspect believing zijn gedaald ten opzichte van voorgaand onderzoek: 36% van de bevolking definieert zichzelf als gelovig, 32% van de Nederlanders voelt zich ‘verwant’ met het christendom. Het percentage godgelovigen (theisten) blijft stabiel; vooral de ‘ietsisten’ dalen in verhouding. Uit de cijfers blijkt duidelijk dat er een groep ‘ongebonden spirituelen’ is, die spirituele autoriteit in het innerlijk zien en tradities relativeren.

Het derde aspect behaving gaat over gedrag. Het zal ook hier niet verbazen dat kerkgang verder is gedaald, evenals de behoefte aan kerkelijke rituelen, Bijbellezen en bidden. Met name onder katholieken is de daling frappant.

Religie als sociaal bindmiddel

In het tweede hoofdstuk staat religie als sociaal bindmiddel centraal. De vraag is hoe het staat met de betrokkenheid van de Nederlandse bevolking bij de samenleving en in hoeverre religie en kerken hierbij een rol spelen. Die rol blijkt wederom bescheiden, maar niet verwaarloosbaar: 40-50% van de bevolking vindt religie van belang bij een aantal maatschappelijke thema’s, voor het thema ‘behoud van normen en waarden’ is dat zelfs 59%.

Het laatste decennium laat op dit onderwerp een stabilisering zien. Een minderheid vindt dat religie een rol mag spelen in de publieke ruimte, maar de meesten vinden het een privézaak. Een meerderheid vindt nog steeds dat kerken moeten blijven bestaan, maar men staat neutraal tegenover de maatschappelijke impact. Van verschillende maatschappelijke instituties hebben Nederlanders het minste vertrouwen in de kerken.

Van verschillende maatschappelijke instituties hebben Nederlanders het minste vertrouwen in de kerken

Uit deze op het oog tegenstrijdige opmerkingen wordt duidelijk dat ‘religie’ in algemene zin misschien nog wel belangrijk wordt gevonden, maar dat ‘kerken’ voor de samenhang niet belangrijk zijn. Nederlanders voelen zich verbonden met medeburgers tijdens crisissituaties of bij herdenkingen van de Tweede Wereldoorlog, bij sport en koningsdag, maar niet via de kerken. Behalve bij protestanten, spelen kerkelijke clubs ook geen rol in de sociale ontmoeting en verbinding. Het grote verschil is wel dat kerkelijk betrokkenen meer vrijwilligerswerk doen en giften geven.

Religie als moreel richtsnoer

Het derde hoofdstuk gaat over de vraag of religie nog als moreel richtsnoer kan gelden voor de Nederlandse bevolking. Ook dat blijkt niet het geval: bij de meeste Nederlanders, behalve de protestanten, sluiten de kerken niet aan bij hun kijk op het leven. Ze gaan bij problemen ook niet naar een geestelijke toe. Kerkleden vinden dat er te weinig respect is voor religieuze opvattingen, andere Nederlanders vinden juist dat er te veel aandacht voor is.

Kerkleden vinden dat er te weinig respect is voor religieuze opvattingen, andere Nederlanders vinden juist dat er te veel aandacht voor is

Er is grote steun voor de vrijheid van godsdienst en publieke uitingen van religie, maar niet op het werk. Op het gebied van de samenlevingsethiek verschillen kerkleden nauwelijks van niet-kerkleden, maar op het gebied van persoonlijke ethiek zijn er, met name tussen de protestanten en de Nederlandse bevolking als geheel, grote verschillen: de Nederlandse bevolking is wat dat betreft veel ruimdenkender.

De algehele conclusie van het onderzoek is dat de dalende godsdienstigheid niet heeft geleid tot het uiteenvallen van de samenleving of tot moreel verval. Religie en religieuze betrokkenheid lost enerzijds op in het geheel van de samenleving, de echte gelovigen worden steeds duidelijker onderscheiden, en de christelijke inhoud lijkt te zijn getransformeerd naar een vaag soort symbool voor maatschappelijke samenhang.

Bescheidenheid en actie

Tsja, wat moeten religieuze en kerkelijke lezers nu met deze gegevens?

Het eerste kan zijn: bescheidenheid. De kerken spelen wat betreft ledenaantal en aanzien nog maar een zeer beperkte rol in de Nederlandse samenleving. Grote woorden zijn daar niet op hun plaats. Een tweede punt is dat kerken, en met name de katholieke kerken, werk moeten maken van religieuze socialisatie. Als het niet lukt om de jongere generaties aan zich te binden, zal het georganiseerde christendom geheel verdwijnen in Nederland. Hiermee samenhangend is het noodzakelijk om uit te stralen wat de meerwaarde van geloof en geloofsgemeenschap kan zijn. Zowel voor het individuele welbevinden, als voor de samenleving als geheel. Mijns inziens is het cruciaal dat er gemeenschappen zijn die onbevooroordeeld iedereen welkom heten en accepteren.

De kerken spelen wat betreft ledenaantal en aanzien nog maar een zeer beperkte rol in de Nederlandse samenleving

Ook wordt verwacht dat kerken zich af en toe, met goede argumenten, uitspreken over maatschappelijke kwesties. De kerken dienen zich echt opnieuw uit te vinden en de theologische en pastorale consequenties van de huidige situatie te accepteren. Misschien wordt het eens tijd om het in Duitsland veelgeprezen boek van Jan Loffeld Wenn nichts fehlt wo Gott fehlt (Herder Verlag) in het Nederlands te vertalen.

Erik Sengers

Erik Sengers is theoloog, legerpredikant en diaken van het bisdom Haarlem-Amsterdam. Hij promoveerde in de sociologie van religie én in de kerkgeschiedenis en is als hoogleraar Chaplaincy Studies in the Military verbonden aan Tilburg University. In zijn werk reflecteert hij op de rol van zingeving, religie en publieke verantwoordelijkheid, met bijzondere aandacht voor dienstbaarheid en het gemeenschappelijk goede.

Meer lezen?

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken