Menu

Premium

Gods Geest: onze afhankelijkheid

Bij Numeri 11,24-29, Marcus 9,38-50 en Jakobus 4,11-17

Deze drie teksten benadrukken dat we Gods werk en de toekomst niet kunnen overzien en roepen zo op tot een houding van afhankelijkheid en nederigheid tegenover elkaar. Nadere bestudering bepaalt ons bij het karakter van God en leert ons waarin we radicaal moeten zijn.

Gods Geest: leiding en profetie

In Numeri 11 speelt de Geest van God een rol bij het leiden van het volk. De Heer werkt door zijn Geest in de leiders, zoals in het boek Rechters. Naast een algemene betrokkenheid van de Geest bij de schepping, werkt God in de wereldgeschiedenis doordat Hij zijn Geest aan personen (leiders en profeten) geeft. Zoals Saul (1 Sam. 10,9-13) krijgen de oudsten de Geest en gaan profeteren. Zoals in geval van Saul zou het hier om extatische uitingen kunnen gaan, maar ook (aanvullend, inhoudelijk) om een retrospectief verkondigen van de geschiedenis van de Heer met zijn volk, zoals Mirjam deed (Ex. 15,21; vgl. 1 Kron. 25,1-3) of in de zin van Joël 3’s (in NBG ’51: Joël 2) eschatologie, waar zulke terugblikkende ‘profetie’ aannemelijk is. Zo leert het volk lessen uit de geschiedenis en wordt in onderricht aangespoord God te loven. Wat overigens wel voor de extatische kenmerken spreekt, is de eenmaligheid van het ‘profeteren’ (11,25; Grootnieuwsbijbel: ‘in geestesvervoering spreken’), omdat dit parallellen lijkt te hebben bij onder meer Saul.

Sommigen vertalen juist dat het profeteren niet ophield, zoals de Targums Onkelos en Jonathan en de King James Version.

In dit opzicht lijkt de uitstorting van de Geest in Cornelius’ huis (Hand. 10,44-46) op Numeri 11,25. Wel is hierbij de vraag, hoe de verzuchting van Mozes (11,29) begrepen moet worden: dat heel het volk de Geest zou ontvangen en als teken daarvan eenmalig profeteert (vgl. Ex. 33,7b: is een ontmoeting bij de tent mogelijk voor iedereen?) of dat het volk God looft (à la 1 Kron. 25)? Hoe dan ook, Mozes benadrukt met zijn verzuchting dat de Heer het profeteren geeft en legitimeert daarmee nogmaals Eldads en Medads oudste-zijn.

Gods soevereiniteit, trouw en liefde

Gods capaciteit om het volk te leiden wordt niet betwijfeld, maar Mozes kan het niet alleen uitvoeren (Num. 11,10-17), daarom gaat een deel van de Geest bij Mozes over op de oudsten die gedeeltelijk zijn taak overnemen. Dat gebeurt bij de ontmoetingstent; Numeri 11 recipieert de traditie uit Exodus 33,7-11 dat deze buiten het kamp staat. Van twee mannen wordt gezegd dat ze in het kamp zijn, implicerend dat ze niet bij Mozes zijn. Dat ‘zij opgetekend staan’, lijkt aan te geven dat ze ook oudsten zijn (misschien was er een handgeschreven lijst; de NBV expliciteert dit door van ‘de lijst van zeventig’ te spreken). Waarom ze niet bij de tent zijn, vermeldt het verhaal niet. Wel kennen we hun veelzeggende namen: ‘God bemint’ en ‘bemind’ (door God). Hun reputatie lijkt voor de verteller niet meer stuk te kunnen. Wel krijgen ze kritiek van de andere ‘personages’. We leren hier hoe God de Geest stuurt waar Hij wil, niet alleen waar Mozes is, dat Hij trouw is – aan zijn ‘namenlijst’ – en dat Hij iedereen wil helpen in de door Hem gegeven taak. Dit punt wordt nog duidelijker door de interpretatie van de Targum Jonathan: Eldad en Medad zouden zich onbekwaam hebben gevoeld. Zo leert de tekst ons iets over Gods soevereiniteit, trouw en liefde.

Gods ruimhartigheid versus onze hokjesgeest

In de evangelielezing wordt Gods soevereiniteit opnieuw gecontrasteerd met ons hokjesdenken als zelflegitimatie. Johannes beklaagt zich bij Jezus over iemand die ‘ons’ niet volgt, maar wel zijn kracht ontvangt van Jezus/God. Kracht lijkt het cruciale punt. Jezus’ antwoord speelt met dit woord, dunamis: ‘Niemand die krachten doet in mijn naam, is krachtig kwaad te spreken over Mij. Zie daarom niemand die niet tegen ons is als je vijand.’ (Mar. 9,39). Als iemand God en Gods kracht de ruimte geeft, zal hij gemakkelijker goed spreken over Jezus. Een vergelijking met de zonen van Skevas (Hand. 19,13-20) brengt het springende punt nog duidelijker naar voren. Skevas’ zonen gebruikten de naam van Jezus zonder Hem te volgen, zij (er)kenden de kracht van Jezus’ naam niet en konden die naam dan ook niet gebruiken. De positieve resultaten van de ‘exorcist’ die door Johannes het zwijgen werd opgelegd, had Johannes erbij moeten bepalen dat het alleen Gods kracht kon zijn die in deze Christusbelijder werkt en dat deze ‘exorcist’ zich dus blijkbaar volledig aan God had overgegeven en – op zijn manier – Jezus volgde.

Jezus’ waarschuwing tegen hokjesdenken dat de werking van Gods Geest verbiedt (Mar. 9,38, vgl. Num. 11,28) past goed in een homiletische context met Numeri 11. Wanneer het om exclusiviteit gaat, wordt duidelijk dat dit nooit een focus op onze navolgenswaardigheid kan zijn, maar slechts een exclusiviteit van Jezus die wij samen met anderen navolgen in het bouwen aan Gods Koninkrijk.

Radicaliteit in overgave aan God

De evangelielezing benadrukt deze vorm van exclusiviteit met een oproep tot radicaliteit en puurheid. Een volledige overgave aan God wordt gevraagd door ledematen die je verleiden af te hakken. Zo blijft je lichaam puur, hetgeen benadrukt wordt door over vuur en zout met hun reinigende kwaliteiten te spreken.

In de waarschuwingen wordt gespeeld met de lichamelijke mogelijkheden. De eerste spreekt over met twee handen naar het gehenna gaan. Vervolgens wordt de dramatiek vergroot, door te benadrukken dat je niets meer hebt aan je voeten/ogen in het gehenna; ook al heb je nog twee voeten of twee ogen, toch word je in het vuur geworpen alsof je geen ogen meer had en geleid moest worden of je benen miste en gedragen moest worden.

Deze radicaliteit wordt in de epistellezing opnieuw verbonden met nederigheid in onze afhankelijkheid van God: niet in onze eigen kracht, maar uit Gods genade. Er klinkt een waarschuwing tegen trots: veroordeel anderen niet door Gods plaats in te nemen of besef hoe nietig je bent, want God is het die ons het leven geeft en ons in staat stelt onze taken in zijn dienst uit te voeren.

Bij Numeri 11:24-29, Marcus 9:38-50 en Jakobus 4:11-17

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken