Menu

Premium

Goed om je heen kijken

11e zondag van de zomer (Deuteronomium 24,17-22 en Lucas 14,1.7-14)

Bijbelwetenschappen

Twee totaal verschillende bijbelperikopen deze zondag. Een wetstekst uit de Tora en een gelijkenis van Jezus in de setting van een maaltijd. Toch passen deze perikopen goed bij elkaar, omdat de gelijkenis uit het Lucasevangelie een toepassing is van de wet uit Deuteronomium.

De wetstekst is helder en duidelijk. De basisgedachte achter deze wetten is dat jij als landeigenaar niet de rechtmatige bezitter bent van wat jouw land opbrengt. Uiteindelijk is JHWH de bezitter van elk stuk land. Jij mag genieten van de opbrengst van het land. Daarbij is het je plicht om het land niet uit te persen om zo veel mogelijk opbrengst te krijgen, maar ruimhartig iets te laten hangen of staan. Er zijn namelijk ook mensen in Israël die niet de luxe hebben van een eigen stuk land. Zij zijn afhankelijk van wat jij laat staan.

Oog hebben voor de vreemdeling

Op www.joods-christelijke-dialoog.nl staat een zeer lezenswaardig artikel van Paul Gabriner over deze perikoop, waarin vooral wordt ingegaan op de positie van de vreemdeling. Het zorgen voor armen, weduwen en wezen was ook buiten Israël een plicht en een daad van naastenliefde. Maar dat lag voor de ‘vreemdeling’ (Hebr.: ger) heel anders. Die was in de meeste landen vogelvrij, had geen rechten en moest maar zien te overleven. Dat de vreemdeling in de Tora vele malen in één adem wordt genoemd met de arme, de wees en de weduwe is heel bijzonder. In de meeste gevallen in het hele Oude Testament wordt de vreemdeling ook nog eens nadrukkelijk op de eerste plaats van dit rijtje genoemd (zie Ex. 22,21-22; Deut. 10,18; 14,29; 16,11.14; 24,17.19.20.21; 26,12.13; 27,19; Ps. 94,6; Jer. 7,6; 22,3; Ez. 22,7; Zach. 7,10; Mal. 3,5).

De achtergrond van deze zorg voor de vreemdeling is, zoals gezegd, dat al het land, de hele wereld, in essentie het eigendom is van JHWH. In dat licht is elk mens een vreemdeling, of beter gezegd: in dat licht mag geen mens een ander als vreemdeling beschouwen en daarmee afwijzen. Het feit dat mensen groepen vormen, elkaar beschermen en versterken door als familie of clan bij elkaar te wonen, mag nooit als gevolg hebben dat anderen daar de dupe van worden. Telkens wordt hierbij aan Israël in herinnering gebracht: bedenk dat u slaaf bent geweest in Egypte (Deut. 24,18.22). Ofwel: jullie zouden zelf kunnen weten hoe het is om slecht behandeld te worden, dus doe dit een ander niet aan.

Er bestaan diverse rabbijnse geschriften over de vraag hoever je als landeigenaar moest gaan om de vreemdeling, de wees, de weduwe en de arme te eten te geven. Je moest ook nog tienden offeren, waarvan de Levieten dan weer aten, die zelf geen land hadden maar aan de tempel toegewijd waren. Het was een kwestie van een evenwicht zoeken tussen recht doen aan de kwetsbare groepen en ook zelf nog wat overhouden om je familie en arbeiders te voeden. Voor ons Europeanen een herkenbare en actuele vraag. Hierbij is het zaak om nooit de basisgedachte te vergeten: dat wij het (relatief) goed hebben in West-Europa, is niet louter onze eigen verdienste. Is het ook voor ons mogelijk om God als eerste eigenaar van alles wat wij bezitten te beschouwen? Een spannende en schurende vraag voor veel kerkgangers…

De farizeeën houden Jezus in de gaten

De perikoop uit het Lucasevangelie schuurt ook flink. Waar je in je uitleg het accent gaat leggen, hangt erg af van de (kerkelijke) context van jouw gemeente. Voor een kerkganger die gewend is om ‘de laatste plaats’ (Gr.: ton eschaton topon – 14,9) te krijgen, klinkt de gelijkenis heel anders dan voor iemand die gewoonlijk ‘de eerste plaatsen’ (Gr.: tas prootoklisias – 14,7.8) krijgt. De NBV21 vertaalt eerste en laatste plaats met respectievelijk ‘ereplaats’ en ‘mindere plaatsen’, waarschijnlijk omdat de tafelschikking uit de tijd van Lucas niet meteen duidelijk zal zijn voor de moderne lezer. Het ging erom zo dicht mogelijk bij de gastheer aan te liggen, zodat het eenvoudiger was om gezien te worden en deel te nemen aan het gesprek. Als je op de plaats aanlag die het verst van de gastheer af lag, stond (of lag) je buiten de kring.

Het is goed om hier te letten op de situatie waarin de gelijkenis wordt verteld. Lucas 14,1 vertelt dat Jezus op sabbat bij een van de leiders van de farizeeën te gast is. De farizeeën ‘houden’ Hem ‘nauwkeurig in het oog’ (Gr.: paratèreoo). Ofwel: ze wachten op een gelegenheid om Hem te pakken, mocht Hij iets doen dat tegen de wet ingaat. Dat doet Hij in hun ogen inderdaad, wanneer Hij (op sabbat) een waterzuchtige man geneest (14,2-6).

Jezus ontmaskert hen

Maar niet alleen zij houden Jezus in het oog, ook Jezus houdt hen in het oog. Hij merkt op (Gr.: epechoo – 14,7) dat zij zorgvuldig de juiste plaatsen voor zichzelf uitkiezen. Letterlijk staat er dat Hij (de aandacht) vasthoudt op hun gedrag. Terwijl zij denken dat ze Jezus ergens op kunnen pakken, heeft Hij hen in de gaten en ontmaskert hun gedrag. De rollen worden omgekeerd.

Als je weet tegen wie Jezus het heeft, is de redenering ook beter te begrijpen. Het is objectief gezien niet echt een goede reden om de nederigste plek uit te zoeken, omdat je er dan op hoopt dat dit opgemerkt zal worden en jou de eer ten deel valt om een betere zitplaats uit te zoeken. Maar voor de mannen die hier worden aangesproken, die zo zelfgenoegzaam zijn dat ze als vanzelfsprekend de beste plekken voor zichzelf opeisen, is dit een redenering die ze kunnen begrijpen. Ook dat doorziet Jezus dus! Ze worden genadeloos ontmaskerd in hun egoïstische en zelfgenoegzame gedrag.

Deze exegese is opgesteld door Marise Boon.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken