Menu

Premium

Het geloof van een vreemdeling

Bij 1 Koningen 8,22.37-43, Psalm 96 en Lucas 7,1-10

De lezingen van vandaag zijn knap gekozen. Op veel punten verruijzen ze naar elkaar, tegelijkertijd liggen ze aan rueerskanten van een breuklijn. Immers, in de tijd dat Lucas’ evangelie op schrift ruerd gesteld, ruas er geen tempel meer. De tempel van Salomo ruerd in 587 vóór Christus verruoest; de herbourude tempel in 70 na Christus. Voor het Joodse volk ruaren het van toen af voornamelijk de Schriften die hen samenbonden, en de hoop op een nieurue tempel in Jeruzalem. Lucas toont een andere ‘heilige plaats’, maar dat niet alleen.

Als de tempel af is, spreekt Salomo in gebedshouding staande voor het altaar een smeekgebed uit. Hij bidt om bijstand van de Eeuwige in zeven verschillende situaties. In de vierde en de vijfde bede, de lezing van vandaag, bidt hij om redding uit hongersnood, ziekten en oorlog (1 Kon. 8,37-40) en dat de vreemdeling die naar de tempel komt om de Eeuwige eer te brengen, zal worden verhoord (8,41-43).

Een plaats om de Naam te gedenken

In het hart van de tempel stond de Ark van het Verbond opgesteld met de twee stenen tafels, tekens van de verbondenheid van de Eeuwige met het volk en van voortdurende Aanwezigheid, zoals de ‘wolk’ bij de uittocht. Maar anders dan de goden in de heidense tempels, had de God van Israël geen beeld in dit ‘huis’ (Hebr.: bet – 8,38.42.43) om te worden vereerd, maar woonde Hij buiten elke waarneming in de ‘hemelen’ (8,43). De tempel, als aardse ‘plaats’ (Hebr.: maqom) wordt het centrum om de Naam te gedenken, waar Salomo overigens zijn eigen naam aan hecht: ‘die ik heb gebouwd’ (8,43). Al een signaal van zijn megalomanie, die fataal zal blijken voor zijn koningschap (1 Kon. 11,11)?

In het oude Oosten hoorde het ophemelen van de vorst en overdrijving van zijn rijkdommen en capaciteiten erbij, maar zelfs dat in aanmerking genomen, roept de beschrijving van Salomo’s rijkdommen (10,14-29) en van zijn gedrag vragen op met betrekking tot zijn ‘wijsheid’. De schuld voor het mankeren daarvan wordt gelegd bij de duizend vrouwen van zijn harem (1 Kon. 11). Maar het is Salomo zelf die zwicht voor macht, aanzien en rijkdom, waardoor vrouwe Wijsheid hem verlaat. Zijn rijk zal ‘scheuren’ (11,31); de tempel van Salomo zal ophouden te bestaan. Maar: ‘De Eeuwige is getrouw. Alleen de Eeuwige is koning. Rechtvaardig zal de Naam de wereld regeren’ (Ps. 96,10.13). Daarvan getuigt Lucas vele eeuwen later met zijn verhaal over een vreemdeling met een heel andere instelling dan Salomo, die als Romeins militair een synagoge bouwde en zich wendt tot Jezus.

Een vreemdeling bidt tot Jezus

In de evangelielezing komen de beide beden van Salomo uit de eerste lezing terug: een vreemdeling, een Romeinse centurio, bidt Jezus zijn dodelijk zieke slaaf te redden. Jezus, in wie de Geest van de Eeuwige woont (Luc. 3,22), trekt lerend en genezend door Galilea. Voorafgaand aan de ontmoeting met de centurio heeft hij een lange rede gehouden, bekend als de ‘vlakte-rede’, voor een opvallend grote en gevarieerde menigte uit Judea en Jeruzalem, het religieuze hart; uit het meer gehelleniseerde Tyrus en Sidon en uit Galilea (6,17).

In het landelijke Galilea was de Romeinse bezetting mogelijk minder onderdrukkend dan in Judea. De Romeinse officier die Jezus om hulp bidt, wanneer deze vergezeld van de menigte Kafarnaüm in gaat, leeft in ieder geval op goede voet met de bevolking, hij houdt zelfs van hen (Gr.: agapao, 7,5). Hij heeft Joodse vrienden (7,6), en hoewel hij een andere religieuze en culturele achtergrond heeft, toont hij zich gevoelig voor de godsdienst van de bevolking. Hij heeft zelfs een synagoge laten bouwen voor hen, waar, anders dan Salomo, anderen hem om prijzen.

Lucas stelt veel in het werk om deze Romein te schetsen als een hoogstaand mens met gezag, gewaardeerd door de bevolking. Zijn zorg voor zijn zieke slaaf, die hij ‘hoog acht’ (7,2) en die hem zo dierbaar is dat hij hem ‘zijn kind’ (Gr.: pais, 7,7) noemt, en zijn fijngevoeligheid dwingen respect en verwondering af. Ook neemt hij de joodse reinheidswetten serieus. Hij wil Jezus niet in verlegenheid brengen door persoonlijk contact of door het binnengaan in zijn niet ‘koosjere’ woning. Geen wonder dat Jezus zich over hem verbaast. Temeer, omdat de centurio ook nog blijkt te vertrouwen op Jezus’ gezag, dat hij van een andere, hogere orde acht dan het zijne. De slaaf wordt gezond. Maar op wiens woord? Jezus woorden betreffen alleen de centurio. Hij doet geen uitspraak over de slaaf.

Wie geneest?

Salomo bad: ‘Wanneer een vreemdeling hierheen komt en een gebed richt naar deze tempel, aanhoor dan vanuit de hemel, uw woonplaats, en doe wat hij U vraagt.’ De tempel is er niet meer in Lucas’ tijd. Hij getuigt over Jezus als de plaats van inwoning van de Geest van de Eeuwige (Luc. 3,22), getrouw en genadig (Ps. 96).

Tegelijkertijd is de centurio een spiegel voor ons. Hij laat zien, dat ‘geloven’ ‘vertrouwen’ is met als grondhouding het van harte, oprecht en respectvol oog hebben voor de ander, ongeacht zijn/haar stand, positie, cultuur of religie. Karen Armstrong herinnert er in haar Manifest of Compassion (2009) aan, dat het Latijnse credo komt van het Latijnse cor, ‘hart’, en dare, ‘geven’. Geloven is ‘je hart geven’, naar de oorspronkelijke betekenis ‘zich iets lief maken’. Daarnaar proberen te leven, ook al is dat geloof maar een mosterdzaadje groot, is de unieke ‘geloofswaarheid’, die bergen verzet, heelt en te leven geeft.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken