Het heden der genade

3e na Epifanie (Jesaja 61:1-9 en Lucas 4:14-21)
Misschien wel het belangrijkste woordje uit de schriftlezingen: ‘vandaag’ (Lucas 4:21). Niet het onbereikbare verleden waar je weemoedig op terugblikt. Niet de gedroomde toekomst van je goede voornemens. Vandaag: het heden der genade. Vandaag kan alles anders worden. Vandaag kan het genadejaar van de Heer beginnen. Daar mikt de liturgie op. We laten onze verglijdende ‘al-tijd’ aanraken door het goddelijke heden der genade.
Jezus citeert Jesaja 61:1-2. Lucas geeft het citaat weer vanuit de Septuagint, waardoor we ook horen over blinden van wie de ogen geopend worden. Bovendien komen de woorden ‘om onderdrukten hun vrijheid te geven’ uit Jesaja 58:6. Zodoende klinkt tweemaal het woord ‘vrijheid’, afesis in het Grieks. Dit woord betekent zowel losmaking als vergeving. Een dubbelheid die veelzeggend is. Want vrijheid is uiterlijk én innerlijk van aard. Men zou er de vinger bij kunnen leggen dat Jezus zijn citaat laat ophouden voor de ‘dag van wraak’. Maar wat betekent dat? Toch zeker niet dat Jezus de straffende gerechtigheid van God negeert ‒ niemand noemt de gehenna zo vaak als Hij.
Jubeljaar na ballingschap
Jesaja 61 zinspeelt op het jubeljaar (Leviticus 25). ‘Jubel’ komt van het Hebreeuwse jobheel, ramshoorn. Deze luidde het jubeljaar in. Een jaar waarin al wie aan lagerwal geraakt was, opnieuw mocht beginnen op zijn erfdeel. Iedereen een ‘hoeske met een mooi lapke grond’, om met Ede Staal te spreken. Een great reset die voorkomt dat er een bezitloos proletariaat ontstaat. In de context van de ballingschap krijgen deze woorden nieuwe betekenis. Israël als geheel was uit het land verdreven en zo bezitloos geworden. Het keert nu als volk terug.
Onze Heer Jezus past deze woorden op zichzelf toe om zijn missie te verwoorden. De titel ‘Christus’ (Gezalfde) is Hem niet voor niets verleend. Hij richt zich op ‘armen, gevangenen, blinden, onderdrukten’. Hij brengt hun een blijde boodschap, nieuw zicht, en vooral vrijheid. In het evangelie zien we Jezus aan het werk te midden van outcasts, zieken, engerds en sletten. Ploeteraars die hijgend van de ene dag in de andere leven, financieel, fysiek en emotioneel de eindjes aan elkaar knopend. Hij bevrijdt ze uit die dwang. Ze ademen op, ze zien voor het eerst de hoge hemel.
Bevrijding: uiterlijk en innerlijk
Maar wat zou vrijheid zijn als het alleen uiterlijke vrijheid was? De toespraken rond 4 en 5 mei staren zich daar nogal eens blind op. Alsof vrijheid alleen is dat je niet door krachten van buitenaf wordt tegengehouden om jezelf te zijn. Maar uiterlijke vrijheid is niets waard als ik innerlijk slaaf ben. Hoe vrij sta ik tegenover mijn wensen, mijn impulsen en angsten?
Matthew Henry (1662-1714) noemt in zijn commentaar de zonde the worst of thraldoms – de ergst mogelijke knechting. Wat is vrijheid als je jezelf steeds weer op ranzige sites aantreft, kijkend naar wat je verafschuwt? Wat is vrijheid als je dwangmatig je geluk verwacht van de koopkick? Wat is vrijheid als je innerlijk gebonden bent aan de meningen van mensen? De bevrijding die Jezus komt brengen, afesis, is uiterlijk én innerlijk. Jezus heet Jezus ‘omdat Hij zijn volk zal redden van hun zonden’ (Matteüs 1:21).
Vandaag voortgezet in en door de kerk
Jezus zet zijn missie voort in en door zijn kerk. Schriftlezing: Jezus spreekt. Doop en biecht: Jezus vergeeft. Vormsel: Jezus zalft ons met zijn Geest. Ziekenzalving: Jezus geneest. Enzovoorts. ‘De sacramenten van de kerk zetten vandaag de werken voort die Christus gedurende zijn aardse leven volbracht heeft’ (Catechismus van de Katholieke Kerk, bij § 1066). En Leo de Grote († 461) zei: ‘Wat zichtbaar was in onze Verlosser, is overgegaan in zijn sacramenten.’
Het gaat er niet om Jezus op te sluiten in de sacramenten. Daarin komt Jezus ons weliswaar tegemoet bij uitnemendheid, maar niet bij wijze van uitsluiting. En magie is al helemaal niet aan de orde, want de sacramenten horen thuis in geloof en gebed. Dat is hun werkingssfeer. Het goddelijke antwoord op onze nood is altijd één knielengte bij ons vandaan. Het gekke is dat we er vaak pas in laatste instantie aan denken: bidden. Terwijl juist de bidder ervaart dat Jezus vandáág onze Redder is. De bidder ervaart dat het zeurende, betekenisloze heden een ‘heden der genade’ wordt omdat Jezus Christus ‘gisteren en vandaag dezelfde is’.
Christus en christen
De liturgie, en heel het christelijke leven, is een zich laten aanraken door Jezus. Maar dat is niet het eindpunt. Wij heten christen ‘omdat wij deelhebben aan zijn zalving’ (Heidelbergse Catechismus, Zondag 12). Zijn missie wordt ook de onze. Goed nieuws brengen, bevrijding, nieuw zicht: dat wordt onze roeping. Lees de tekst nog eens voor, en denk bij ‘mij’ aan jezelf. ‘De Geest van de Heer rust op mij, want Hij heeft mij gezalfd (…).’ Het is geen blasfemie of aanmatiging om deze woorden op jezelf te betrekken! Het is de vervulling van wat Jezus zegt: ‘Ik in u en gij in Mij’.
Aan het einde van de kerkdienst vindt de ‘wegzending’ plaats. Een betekenisvol moment. Jezus raakt onze dagen aan met zijn genadejaar. Opent onze ogen voor zijn levende werkzaamheid. En dan is de beurt aan ons om dat heil niet voor onszelf te houden. Na de viering zijn we geroepen, niet deze te recenseren, maar in praktijk te brengen. In het nederige besef dat God ons leven ooit zal recenseren.
Ik weet het, ons leven valt altijd tegen vergeleken bij het perspectief dat zich opent. Komende zondag zeggen we weer zeer terecht: ‘Door mijn schuld, door mijn schuld (…).’ Maar het begin was er. Een aanzet tot bevrijdend leven. Een heden der genade.
Deze exegese is opgesteld door Wouter van Voorst.