Het leven bedoeld als feest

2e na Epifanie (Jesaja 62:1-5, Psalm 96, 1 Korintiërs 12:1-11, Johannes (1:29) 2:1-11)
In Jesaja lezen we van de komende redding, glorie en gerechtigheid van Jeruzalem. De Eeuwige verlangt naar haar als een bruidegom naar zijn bruid. ‘De Heer is, trouw aan zijn woord, in aantocht als rechter van de aarde,’ zingt Psalm 96 (vs. 13).
In Kana treedt Jezus voor het eerst in het openbaar op. Hij doet zijn ‘eerste wonderteken’ en laat zo zijn grootheid zien. Het Lam van God (Johannes 1:29) zorgt dat het feest kan doorgaan, royaal! In het Johannesevangelie begint het met feest. Het zal ook uitlopen op ‘leven’, als een feest. Beginnen met een feest: Jezus heeft het geleerd in de joodse gemeenschap, die het van zijn Vader leerde. De net geschapen mensen krijgen op de zevende dag van de week, de eerste dag van hun leven, een feestdag: de sabbat (Genesis 2:2-3). Geen arbeid, genieten van goed eten en goede wijn, dank en zegen aan de Eeuwige. Eerst het sabbatslicht, de zegeningen bij de twee witte sabbatsbroden (Hebr.: challot) en de beste wijn die het gezin zich kan veroorloven – rode, en alleen als het moet witte of desnoods zelfgemaakte.[1]
Een bruiloftsfeest
Ook het leven van bruidegom en bruid als man en vrouw begint met een feest. Elk ritueel van die dag heeft eigen zegeningen (Hebr.: berakhot) en bekers wijn, goede wijn, ook bij het bruiloftsmaal en bij de maaltijden in de dagen daarna met steeds weer nieuwe gasten. Voor de maaltijd wassen allen de handen.[2] Waren de watervaten, samen zo’n 600 liter, daardoor leeg (Johannes 2:6-7)? Werden ze niet (meer) gebruikt in het ‘Galilea der heidenen’? Zo heidens was het daar niet. Sinds de landvoogd Aristobulus (104-103 v.Chr.) met geweld in Galilea het joodse leven had bevorderd, was het overal tot bloei gekomen, zij het minder ‘precies’ als in en rond de tempel in Jeruzalem. Uit discussies van Jezus met precieze (Judese?) schriftgeleerden blijkt dat Hij de joodse traditie kent en volgt, zij het in een andere ‘tak’ dan zijn gesprekspartners.
Jezus begint hier in Kana zijn werk, net als de Vader eertijds bij de schepping, met een vrolijk en royaal feest voor bruid, bruidegom en gasten. Zo laat Hij zien: De Vader in de hemel bedoelt ons mensenleven als een feest. Ook wij hebben met Jezus deel aan dat royale feest – onbekommerd, vrolijk en overvloedig als in Kana. In de loop van het Evangelie zien we hoe Jezus blinden, lammen, armen en hongerigen, ja, zelfs doden uit de duisternis (vgl. Johannes 1:5) laat opstaan in zijn feestelijk licht.
Water wordt wijn
Ze waren uit het hele dorp en van ver bij elkaar, daar in Kana. Familie en vrienden vierden de bruiloft van twee jonge mensen. Onmin en strijd hadden ze thuisgelaten om samen het feest te vieren. Maar de wijn raakte op! Wat nu? Het verse water uit de grote vaten bleek wijn toen de ceremoniemeester het proefde. Was het echt 600 liter? Overdrijft de oosterse verteller misschien? Wijn was een gebruikelijk geschenk bij een bruiloft – Jezus’ feestcadeau, uit de vaten van het joodse geloof. De beste wijn die je maar bedenken kunt en ook nog eens in overvloed. In Kana werd het feest van mensen tot het feest in Gods Koninkrijk.
Jezus zorgt ervoor dat het feest kan doorgaan. Hij vraagt niet wie verantwoordelijk is, Hij verwijt niemand iets, Hij zet niemand te schande. Tegen Maria zegt Hij: ‘Even wachten, het is nog niet zover.’ Dan moeten de bedienden die grote lege vaten met water vullen en de ceremoniemeester laten proeven. Die proeft wijn, goede wijn, en er is veel: een royaal feestgeschenk van de Heer. Het eerste teken van het Koninkrijk van God en zijn Zoon redt het feest, hier op aarde.
Brood en wijn delen als teken van eenheid
De leerlingen, nog maar net bij Jezus, krijgen feest en geloven in Hem (Johannes 2:11); anderen (nog?) niet. Onderweg met Jezus gaan velen in Hem geloven; ze vertellen het aan elkaar door, tot nu toe. We zijn er niet bij geweest in Kana. Het verhaal van die bruiloft leert ons al genoeg om te kunnen geloven (vgl. Johannes 20:30) dat Hij bij ons is en zal zijn, ook al zien we er verder weinig van in ónze boze eeuw. Het teken van Kana roept luid: ‘Het leven van ons, mensen is sinds de schepping bedoeld als een feest!’ Hij geeft wat nodig is, zonder vragen, zonder verwijten. Kunnen ook wij Hem gewoon geloven op zijn woord? We hebben overal zusters en broeders, we delen brood en wijn. Zo helpen we elkaar als leden van die hele grote en bonte wereldwijde familie van Jezus te geloven aan de werkelijkheid van onze Heer, die ons kleine menselijke begrip verre te boven gaat.
Het is de Week van gebed voor de eenheid van de christenen. 1 Korintiërs 12:1-11 schildert ons die eenheid in verscheidenheid die we in de gemeente, in de hele kerk vinden. Allemaal gaven van de ene Geest die uitgaat van de hemel, van de Vader en de Zoon, en waait waarheen Zij wil (Johannes 3:8). Bindt een wereldwijd centraal bestuur de Geest niet vast? Ze heeft de ruimte nodig! Al die verschillende gelovigen vinden de Heer in hun leven op de manier en in de gemeenschap die bij hen passen. Laat de Week van gebed voor de eenheid van de christenen beginnen op de eerste dag als een feest dat mensen bij elkaar brengt als in een huwelijk, één in verscheidenheid. De Geest is bij ons allen, overal.
Deze exegese is opgesteld door Hans Fortuin.
Voetnoten
[1] Zie rabbijn S.Ph. de Vries Mzn. (Neede 1870 – Bergen-Belsen 1944), Joodse Riten en Symbolen, Amsterdam 1968, 61vv.
[2] De Vries, (supra, n. 1), 228vv