Menu

Premium

Het oordeel in Jezus’ verheffing

Bij Jeremia 31,31-34 en Johannes 12,19-33

Een van de lichtpuntjes van hoop in de donkere profetieën van Jeremia luidt: ‘Zie, er komen dagen (…) dat ze niet langer hoeven te onderwijzen – ieder aan zijn naaste en ieder aan zijn broeder – en te zeggen: ‘Ken de Heer!’ want iedereen ként Hem, van groot tot klein’ (Jer. 31,34).

Zie ook Jeremia 4,4, waar het gaat om de besnijdenis van het hart. Het ideaal van de profeet lijkt dus een situatie te zijn waarin de Wet niet meer als uitwendige dwangbuis wordt ervaren, maar als een gezegende toestand van het hart: ‘niet als het verbond dat Ik met hun vaderen smeedde ten dage dat Ik hen bij de hand greep en hen uitleidde uit het land Egypte’ (Jer. 31,32, NB), maar iets radicaal nieuws.

Zonder in de val van de vervangingstheologie te willen trappen, mag voorzichtig gezegd worden dat in Johannes 12 dat radicaal nieuwe ter sprake wordt gebracht, uitgewerkt als een verbond dat zich uitstrekt buiten de grenzen van het volk Israël, dat – vrij naar Jeremia 9,25 (NBV), waar we de besnijdenis van het hart ook tegenkomen – toch geen haar beter is dan ‘Egypte, Juda, Edom, Ammon, Moab en al die woestijnbewoners met hun kaalgeschoren slapen’.

De hele wereld loopt Hem na

In het Johannesevangelie trekken enkele Grieken mee op naar Jeruzalem om daar het Paasfeest te vieren. Ze willen Jezus graag zien, en gaan daartoe op zoek naar Filippus uit Betsaïda, omdat het op eigen houtje blijkbaar ondoenlijk is om in die drukte bij Jezus op audiëntie te komen. Deze Grieken waren blijkbaar Hellenistische joden uit Galilea, die een streekgenoot opzochten om voor hen voorspraak te doen. Hoewel zij dus joden zijn – zij het uit de periferie – komt hier een stroming aan het woord die een inclusieve uitleg van het verbond voorstaat. In vers 19 verzuchten de farizeeën immers: ‘Zie, de wereld (Gr.: ho kosmos) loopt achter Hem aan!’ De Grieken blijken, net als de rest van de schare, aangetrokken te zijn door het wonder van de opwekking van Lazarus, en Jezus’ intocht in Jeruzalem op een ezel.

Ook Filippus heeft niet direct toegang tot Jezus. Hij moet eerst met Andreas overleggen, om samen Jezus te benaderen. Het is niet duidelijk of de Grieken ook al in hun gezelschap zijn, als Jezus ‘hen’ te woord staat. In het volgende ‘lijkt het alsof het verhaal vanuit de consequenties van het koningschap van Jezus verteld wordt’.[1] De spreuk over de graankorrel is nu nog steeds een geliefde metafoor om aan kinderen de strekking van het verhaal van Pasen uit te leggen. Blijkbaar staan de eerste hoorders van dit woord van Jezus qua geloof ook nog in de kinderschoenen. Bovendien lijken de leerlingen en de leden van de schare – inclusief de Grieken – zich hierin niet van elkaar te onderscheiden.

Het leven haten of liefhebben

Ho misoon tèn psuchèn autou: hij die zijn leven, ‘zijn lijf-en-ziel ‘haat’’ (Joh. 12,25 – NB). Pieter Oussoren zet ‘haten’ hier tussen aanhalingstekens, omdat hier geen levenshaat in de zin van depressie – als psychische klacht of als geestesziekte – wordt bedoeld. Het leven liefhebben dan wel haten betekent hier heel specifiek: het al dan niet aanvaarden van de gevolgen van Jezus’ koningschap tot in zijn ultieme consequentie, het kruis. Zo weigerde bijvoorbeeld Judas de aanstaande dood van Jezus te aanvaarden, door de manier waarop Maria de dure nardusolie gebruikte als ‘verkwisting’ te betitelen (12,4-8). Hiermee miskende hij de heiligheid van het moment ten gunste van een ten onrechte verondersteld langetermijnbelang. Het omgekeerde hiervan wordt in vers 26 duidelijk gemaakt. Je leven ‘haten’ betekent hier concreet: Jezus volgen en Zijn dood aanvaarden als de weg die Hij moet gaan – ten leven.

Van Getsemane-moment naar Sinai-ervaring

Jezus maakt de omstanders deelgenoot van zijn ‘Getsemane-moment’. De ‘kennis’ van het komende en het bijbehorende gevoel zijn twee verschillende grootheden. Zijn aanstaande dood blijft, zelfs voor Jezus, beangstigend (12,27), ook al noemt Hij deze straks ‘verheffing’.

Het volgende staat in het teken van het oordeel (Gr.: krisis) over de gelovigen en de sensatiezoekers. Een stem uit de hemel zegt: ‘Ik heb verheerlijkt en Ik zal verheerlijken!’ (12,28). Na het Getsemane-moment een Sinai-ervaring: de sensatiezoekers, of zij die God op de proef willen stellen, horen alleen een blikseminslag. Maar zij die vertrouwen hebben, krijgen een teken en nemen het waar in zijn volle betekenis. Jezus betrekt hen die tot Hem gekomen zijn bij deze verheerlijking: ‘niet om Mij is deze stem geschied, maar om u!’ (12,30 – NB). Het oordeel zet zich door tot in zijn uiterste consequentie: de heerser van deze wereld zal uitgeworpen worden.

Tegenover de uitwerping van de heerser van de wereld stelt Jezus zijn eigen ‘verheffing’. ‘Daarmee bedoelde Hij de wijze waarop Hij zou sterven’ (12,33 – NBV). De mensen verwachten echter, in overeenstemming met Psalm 89,37-38,[2] dat de Messias eeuwig blijft leven: ‘zijn (= Davids) troon (zal) als de zon voor Mij zijn; als de maan zal hij voor altoos vaststaan, en de getuige aan de hemel is getrouw’ (NBG ’51). Ik zou zeggen dat in deze kosmische beeldtaal de ‘verheffing’ bij uitstek doorklinkt: de troon van David zal uiteindelijk nog veel hoger verrijzen, hij zal namelijk zijn als de zon en de maan. Hun licht verlicht toch ieders duisternis? De verheffing van de Mensenzoon heeft dus een universele, misschien zelfs kosmische betekenis. ‘Dan zal Ik allen naar Mij toetrekken’ (12,32). Zoals de invloeden van de zon en de maan op de aarde, zo is de aantrekkingskracht van de verheven Mensenzoon op de mensen.

Wellicht ook interessant

bijbel
bijbel
Basis

Het mystieke lichaam van de nieuwe Adam

Johannes laat geen moment twijfel bestaan over wat hij wil vertellen: in de ouverture van zijn bericht schrijft hij al ‘dat het woord vlees geworden is en onder ons heeft getabernakeld’ (1:14 – Gr.: skènaoo, ‘zijn tent opslaan’). In die tabernakel manifesteert zich de aanwezigheid van de Eeuwige: hautnah, rakelings nabij. En die aanwezigheid krijgt bij Johannes de gestalte van de ‘eniggeboren Zoon des Vaders’ (1:14). Hij ís de tabernakel.

bijbel
bijbel
Basis

‘Wat Hij u zegt, doe dat’

Het verhaal van de bruiloft in Kana staat al sinds mensenheugenis jaarlijks op het leesrooster voor de tweede zondag na Epifanie. Ook in het alternatieve leesrooster voor het Johannesevangelie dat De Eerste Dag dit jaar volgt, is het voor deze zondag opgenomen, waarvoor dit rooster zelfs is omgegooid. Daarom is het fijn dat de twee andere lezingen voor deze zondag in dit alternatieve rooster ons een andere bril opzetten om daardoor dit overbekende verhaal opnieuw te lezen.

Nieuwe boeken