Het wonderbaarlijke sterven van Elisa
Alternatief bij 10e zondag van de herfst (2 Koningen 13,14-21)

Bij Elia’s hemelvaart ontvangt Elisa als een eerstgeborene (Deut. 21,17) het dubbele deel van de geest van de profeet. De verteller laat hem twee keer Elia’s mantel opnemen en er twee keer mee op het water van de Jordaan slaan. Bij het eerste slaan roept Elisa: ‘Waar is JHWH, de God van Elia?’, waarop als antwoord volgt: ‘Ook hij: hij sloeg op de wateren en die spleten, hierheen en daarheen’ (2 Kon. 2,12-14). De God van Elia is waar Elisa gaat en staat.
In de Tora sloot JHWH als God van Abraham, Isaak en Jakob het verbond met zijn volk. In de profetie bevrijdt Hij als God van Elia dat volk van koningen zoals Achab en goden zoals Baäl. Elisa gaat als profetenzoon van Elia de toekomst in en voert de opdrachten uit die Elia van JHWH kreeg (1 Kon. 19,15-18): Hazaël wordt koning van Aram (2 Kon. 8,15), Jehu wordt gezalfd tot koning van Israël (2 Kon. 9,6), en Elisa zelf treedt in het voetspoor van de profeet. De opdrachten aan Elia staan onder het oordeel van JHWH, het zwaard waarvan de profeet Natan tot David zei dat het niet van zijn huis zou wijken (2 Sam. 12,10).
Dat oordeel loopt als rode draad door de boeken Koningen. Zoals het volk in de boeken Jozua en Rechters het land ingaat en in de boeken Samuel het messiaanse koningschap ontvangt, zo gaat het in de boeken Koningen het land weer uit.
De koning als profetenzoon?
Als Elisa op sterven ligt, komt koning Joas op bezoek. Joas is de zoon van Joachaz, koning van Israël, en kleinzoon van Jehu, die het oordeel over het huis van Achab voltrok en de Baälsdienst uitroeide (2 Kon. 8-10). JHWH beloofde Jehu dat zijn dynastie vier generaties zou duren (10,30). Hierdoor wordt het begrijpelijk dat kleinzoon Joas bang is nu de profeet die zijn grootvader tot koning had laten zalven wegvalt. Joas’ bezoek aan Elisa lijkt een terugblik, want de voorgaande zinnen vatten zijn koningschap al samen, inclusief zijn dood (13,10-13).
In tegenstelling tot soortgelijke passages over een troonswisseling wordt daar niet gezegd ‘en Jerobeam zijn zoon werd koning in zijn plaats’ (vgl. 13,9 over Joas zelf), maar raadselachtiger: ‘Jerobeam ging zitten op zijn zetel’ (13,13). Wordt hier het woord ‘zoon’ met opzet vermeden? Misschien houdt het verband met het eerste woord dat Joas bij het ziekenbezoek spreekt: ‘Mijn vader, mijn vader! Wagen van Israël en zijn ruiters!’ Joas herhaalt Elisa’s woorden bij het heengaan van Elia (2,12). Dat lijkt niet een omlijsting van Elisa’s carrière, maar roept de vraag op of, en zo ja hoe, koning Joas profetenzoon van Elisa kan zijn. Hoe zal de koning het woord van JHWH horen als de profeet er niet meer is?
Na Elisa noemt 2 Koningen nog drie profeten bij name. Zo gaat op cryptische wijze onder Joas’ zoon Jerobeam het woord van Jona ben-Amittai in vervulling (14,25). Vervolgens hoort koning Hizkia naar het woord van Jesaja ben-Amots en vindt hij genezing (19,2; 20,1.11.14). En zo hoort Josia naar het woord van Chulda (22,14) en laat hij het graf van de profeet uit Samaria met rust (23,2.18). Verder komt het woord ‘profeet’ alleen nog in algemene zin voor, als aanduiding van de dienaren van JHWH naar wier woorden koning en volk niet wilden horen (17,13.23; 21,10; 24,2).
Pijlen van bevrijding
Vanaf zijn ziekbed geeft Elisa zes keer een opdracht in de gebiedende wijs, die de koning direct ook uitvoert. In paren gelezen luiden die opdrachten: a) neem boog en pijlen en leg je hand op de boog (13,15-16); b) open het venster en schiet (13,17); en c) neem de pijlen en sla op de grond (13,18). Het openen van het venster en het schieten staat centraal, waarbij alleen aan dat schieten niets wordt toegevoegd. Joas schiet die pijl door het geopende venster af, alsof hij zich herinnert hoe, lang geleden, Jonatan David met het afschieten van pijlen redde uit handen van zijn vader Saul, die David wilde doden (1 Sam. 20,20.36-37).
De dubbele uitspraak over de pijl als de bevrijding vóór JHWH en tegelijkertijd tégen (of: over) Aram, wérkt ook bevrijdend (2 Kon. 13,17). In de aangekondigde ‘bevrijding’ (Hebr.: te sjoe‘ah) wordt herinnerd aan de bevrijding die JHWH eerder al áán Aram had gegeven (5,1). Die bevrijding had de vrouw van Naäman het dienstmeisje opgeleverd, dat haar meester voor zijn genezing naar de man Gods kon verwijzen.
De derde opdracht aan Joas om de pijlen te nemen en op de aarde te slaan, weet hij niet volledig te benutten. Misschien was het vrees die de koning niet meer dan drie keer liet slaan. Wie durft bij een dreigende vijand te vertrouwen op de volheid van de zevende dag? Is drie dan niet al heel wat? Inderdaad verslaat Joas Aram drie keer (13,25). Maar daarna gaat het in 2 Koningen onvermijdelijk naar het einde, eerst van het Noordrijk Israël (18,9-12) en dan van het Zuidrijk Juda (25). Einde oefening?
‘Wie nu zegt: we moeten rekening houden met de werkelijkheid, heeft er belang bij dat die werkelijkheid in stand blijft; hij heeft zich aan de Baäl al verkocht. Wij kunnen nu nog alleen rekening houden met het wonder. Dit is = op aarde de enige werkelijkheidszin en de enige humaniteit.’1 De Elisa-verhalen zijn tegen deze achtergrond te lezen als getuigenissen van de onverbrekelijke trouw van JHWH aan zijn volk, ook of juist als dat ten gevolge van koninklijk machtsmisbruik en religieuze godendienst ten onder gaat. Elisa’s dood wordt met welgeteld drie Hebreeuwse woorden verteld. Maar zelfs het gebeente van de profeet wekt doden tot nieuw leven.
Deze exegese is opgesteld door Dick Schoon.
- Th.J.M. Naastepad, Elia. Verklaring van een Bijbelgedeelte. Kampen (Kok) z.j., 120. ↩︎