Hoe wordt Hij geroepen en wat betekent dat?
8e Kerstdag, Naamgeving (Numeri 6:22-27, Psalmen 8, Handelingen 4:8-12 en Lucas 2:21)
Je naam is waarmee je gevonden wordt. Het nog volstrekt onbekende van alles wat komen moest en moet, wordt samengebald en aangeduid in de naam waar ‘ze’ je mee gaan noemen, waarmee je, bijbels gesproken, geroepen wordt, want ‘naam’ is ‘roeping’. Daar wordt verwachting in geïnvesteerd. Eenmaal genoemd ben je niet meer anoniem. Je naam staat ergens voor, zelfs: voor iemand, staat voor jou. Heel je wezen, je ‘er staan’, ligt beslist niet opgeslagen in de grijze massa die ze ‘je hersenen’ noemen. Heel je wezen wordt uitgesproken, gekend en vermoed, ja, aangevoeld in je naam.
En het is de nog niet gekende verwachting die de engel tegenover het meisje, een kind nog, Maria, uitspreekt in Lucas 1:31-35. Die engel geeft ook de eerste invulling van alles wat komen gaat. Want hoe wij ook meten, al metend en wegend schieten wij tekort om het geheim van deze toezegging, deze Naam boven alle namen, te benoemen.
Zoon van de Allerhoogste
Wij krijgen daar, in Lucas, woorden mee om dit wonder te benaderen: ‘groot’, ‘Zoon van de Allerhoogste’. Het bijvoeglijk naamwoord ‘groot’, waarin ook Isaak, de zoon van de vader, aangeduid wordt: en de man werd groot, en hij werd gaandeweg groter, totdat hij zeer groot geworden was (Genesis 26:13). Zeer groot en Kind van de Allerhoogste, Gods Kind. De ‘troon van David’ staat hem van ’s hemelswege te wachten. Koning van Israël, ondanks of dankzij de Romeinen. Koning over het huis van Jakob – een eindeloos rijk. Twaalf stammen, ook als een pars pro toto voor heel de wereld. ‘Ook voor mij?’ zou je willen vragen. ‘Als je wilt’, zou het antwoord kunnen zijn waarop je nooit had durven rekenen. Toezegging is het. Overvloed.
Gods Naam in de Aäronszegen
Het boek Numeri wordt opengerold in de woestijn. Daar wordt Mozes om te beginnen voor de taak gesteld het volk, naam voor naam, te vergaderen, bijeen te brengen en een plaats te geven rond de tent van de ontmoeting, de verbondstent, want dáár wordt de Naam van de Heer bewaard en geroepen. En gegeven Numeri 7:1 – ‘Op de dag dat Mozes gereed was met het oprichten van de verbondstent’ – lijkt het erop dat de zogenoemde priesterzegen (Numeri 6:22-27) het sluitstuk is van het ‘oprichten van de tent’. Mozes spreekt Aäron en zijn zonen toe. Hoe zullen zij de Naam van God verbinden met het volk? Hoe moeten zij ‘zegenen’? En nu horen we de woorden die horen in het spoor van het woord ‘zegenen’: bewaren, Gods aangezicht laten oplichten als ‘genegenheid’ (Hebr.: chen; hier ww. chanan), vrede schenken. Zo moeten Aäron en zijn zonen, de priesters van het aloude en zo goed als steeds nieuwe verbond, de Naam van God, de Naam van de Allerhoogste, ‘leggen op’ (Hebr.: sim) de kinderen van Israël. Luister hoe Psalmen 8 dat ziet, hoe daarin de Naam van de Heer wordt verheerlijkt, die zijn majesteit toont op de ganse aarde en boven de hemelen, voor kinderen en zuigelingen. De hemel, de sterren, het mensenkind, de dieren op het land, in de lucht en in het water. In alles fonkelt de luister van de Naam.
Genezen in naam van de verworpen hoeksteen
De perikoop uit Handelingen (4:8-12) brengt ons voor de vergadering van de oversten en de oudsten, en allen die horen tot het hogepriesterlijk geslacht. Hier klinken de namen Annas, Kajafas, Johannes en Alexander. Zij willen met z’n allen weten door welke kracht of door welke naam Petrus en Johannes een verlamde man hebben genezen. En Petrus zegt: door ‘de naam van Jezus Christus, de Nazoreeër, die gij gekruisigd hebt, maar die God heeft opgewekt uit de doden. (…) de steen, door u, de bouwlieden, versmaad, die de hoeksteen geworden is’ (Handelingen 4:10-11). De steen die vanuit het midden als het ware de hemel vasthoudt, behoudt. In die Naam komt God bij wijze van spreken eindeloos genegen dichtbij.
‘De Heer bevrijdt’
Nadat hemel en aarde, engelen en herders de afgelopen dagen gemobiliseerd zijn om de ‘eer’ van de Allerhoogste te verkondigen en gehoor te geven aan het ongehoorde, dat God van deze aarde houdt, een kind in doeken gewikkeld – na al die toeloop en drukte wordt het stil in Betlehem. Dit kind! De Lucastekst blijkt de dagen te tellen (Lucas 2:21). Acht dagen. Acht dagen moeten vervuld worden. Het zijn de dagen die volhardend geteld moeten worden voordat dit kind een kind van het verbond wordt, door de besnijdenis. Als Mozes een kind van de rekening, tenzij wanneer iemand zich over Hem ontfermt, een kind van het verbond. De hemel zal zich over Hem ontfermen in twee handen die zich naar Hem uitstrekken. Het kan niet minder, het kan niet meer. Een enkel woord slechts, een Naam. Toezegging is dat, Gods aangezicht naar ons gekeerd, belofte. ‘De Heer zal je vrij maken’, in het Hebreeuws: Jehosjoe‘a. In het Nederlands taalgebied zeggen wij: Jezus.
Deze exegese is opgesteld door Jan Engelen.