Hoeksteen
hoek
Op de gevel van menig kerkgebouw prijkt een naam. De naamkeuze heeft bijna steeds een diepere betekenis. De plaatselijke gemeente koos voor die bepaalde naam, omdat zij daarin iets van haar wezen tot uitdrukking wil brengen. Welnu, in verscheidene plaatsen in ons land draagt het kerkgebouw de naam Hoeksteen. Maar wat zou een gemeente met de naam Hoeksteen willen uitdrukken? Wat zegt die naam over haar wezen?
Het antwoord op deze vraag krijgen we wellicht, wanneer we op zoek gaan naar de betekenis van het begrip hoeksteen in de bijbel. Immers de wortels van deze naam liggen in de bijbel.
Grondtekst
Het Hebreeuwse woord pinnah (30x, waarvan 11x in het meervoud) betekent ‘hoek (van iets)’ of ‘bovenrand van een bouwwerk’. Over de afkomst ervan bestaat onzekerheid. Bij het merendeel van de plaatsen betreft het de hoek van een of ander bouwwerk. Ook kan het de hoek (kruising) van de straat duiden (Spr. 7:8). Met name de profeten en de wijsheidsleraren gebruiken het woord. Enkele teksten doelen op de ‘hoeksteen’: Job 38:6, ‘even pinnah, ‘steen van de hoek’; Jeremia 51:26, ‘even lepinnah, ‘steen voor een hoek’; Psalm 118:22, rosj pinnat, ‘hoofd van de hoek’; Jesaja 19:13; 28:16; Zacharia 10:4. Met pinnot zijn in Richteren 20:2 en 1 Samuël 14:38 ‘leiders’ van het volk bedoeld; misschien ook Jes. 19:13. Een enkele keer wordt ‘hoek’ aangegeven met het meervoud van qatsah, dat ook ‘einde’ of ‘rand’ kan betekenen. Als ‘hoeken van de aarde’ (Jes. 40:28; 41:5, 9; Job 28:24) of als ‘hoeken van de hemel’ (Jer. 49:36; Ps. 19:7) komen we het tegen.
Het Nieuwe Testament kent twee woorden voor ‘hoeksteen’, die we ook als weergave van pinnah in de Septuaginta tegenkomen, te weten: akro-gooniaios (Ef. 2:20; 1 Petr. 2:6; vgl. de Griekse tekst van Jes. 28:16) en goonia (Mat. 21:42; Mar. 12:10; Luc. 20:17; Hand. 4:11; 1 Petr. 2:7; vgl. Barnabas 6:4). De laatstgenoemde teksten, met kefalè goonias, herinneren aan Psalm 118:22. Daarnaast geeft het laatste woord ook ‘hoek’ aan, zoals de hoek van een straat (Mat. 6:5), verborgen plaats in een ruimte (Hand. 26:26) of de hoeken van de aarde (Op. 7:1; 20:8; vgl. Test. van Asser 7).
Letterlijk en concreet
a.Naast het fundament dient in het oude Israël de hoeksteen als basis voor solide bouwwerken.De hoeksteen is min of meer het uitgangspunt van elke bouw. Hij wordt het eerste gelegd. Daarom is het van groot gewicht dat de hoeksteen voldoet aan de eisen van zijn positie. Als hij niet goed is, werpt de bouwvakker hem weg. Dat is de achterliggende gedachte van de bekende beeldspraak in Psalm 118:22, die door latere schrijvers is overgenomen (Mat. 21:42 enz.). Overigens is het een onderwerp van discussie of we met de hier bedoelde steen in Psalm 118 van doen hebben met de hoeksteen, dan wel een hoger gelegen sluitsteen van het gewelf. In beide gevallen betreft het een belangrijke steen in de structuur van het bouwsel. De manier waarop 1 Petrus 2:4-8 over deze steen spreekt -men kan er zich aan stoten – leidt tot de gedachte dat het inderdaad om een laag gelegen hoeksteen gaat.
b.De meeste bouwwerken zijn vierkant of rechthoekig en kennen dus hoeken, zoals het huis (Job 1:9) en het altaar (Ex. 27:2; 28:24). Wanneer de ene straat de ander kruist is er sprake van een straathoek. Zo’n hoek vormt een uitgelezen plaats om de aandacht te trekken (Mat. 6:5) of om er rond te kijken (Spr. 7:12). Een hoekje binnen een ruimte leent zich uitstekend om iets of iemand te verbergen (Hand. 26:26) en wie woont aan de rand van het dak leeft op afstand van het centrum (Spr 21:9; 25:4)
Beeldspraak en symboliek
a.De hoeksteen komt in de bijbelse taal alleen in metaforische zin voor. Vooral in de eerste christelijke gemeenten zien we dit gebruik, dat zijn oorsprong vindt in Psalm 118:22: ‘De steen die de bouwers versmaad hebben, is tot een hoeksteen geworden.’ Waarschijnlijk gaat het om een spreekwoord. Het wil zeggen dat de verworpen en verachte mens of groep ooit een centrale plaats zal innemen. In de psalm verwoordt de dichter de dankbaarheid van iemand die aan de dood is ontsnapt. Hij werd door vijanden bedreigd en veracht, maar de Heer heeft hem gered en hem zelfs tot centrum gemaakt. Die verloste mens kan evengoed voor Israël staan, zoals de joodse uitleggers vaak aangeven. Individu en collectief vallen in de bijbel nogal eens samen. Israël, vervolgd door de landen rondom, is door God geroepen een wezenlijke functie te vervullen in Gods Koninkrijk. Het is heel troostrijk dat God het waardeloze in de ogen van de wereld centraal stelt. Jezus past volgens de evangeliën dit spreekwoord van de psalmist toe op de parabel van de onrechtvaardige pachters (Mat. 21:42; Mar. 12:10; Luc. 20:17). Jezus zou dan met dit woord verwijzen naar zijn aanstaande ondergang en opgang, zijn kruisdood en verrijzenis. De bouwers, de joodse leiders, hebben de steen, Jezus, verworpen. Maar God heeft de verworpen steen gemaakt tot hoeksteen van de nieuwe wereldwijde gemeenschap. Wat de evangelisten hier doen, treffen we ook aan in de rabbijnse exegese: centrale figuren als Abraham en David, ja zelfs de toekomstige messias heten hoekstenen. In zijn getuigenis tot de godsdienstige leiders ziet ook Petrus de weggegooide steen en hoeksteen als metafoor voor de gekruisigde en verrezen Heer (Hand. 4:11). De eerste brief van Petrus zet de hoeksteen in een bredere ‘steen-symboliek’, waarvan ook Jesaja 28:16 deel uitmaakt (2:1-10). Jesaja vertelt dat de Heer in Jeruzalem een sterke, kostbare en beproefde hoeksteen zal leggen. Deze steen is een oordeel voor wie niet op Hem vertrouwen en een belofte voor wie Hem te midden van dreiging trouw blijven. Petrus past dit geheel toe op Christus en zijn gemeente. De schrijver tekent Christus als een levende steen, door mensen verworpen maar door God uitgekozen en kostbaar. Hij roept de gelovigen op, zich als levende stenen te laten gebruiken voor de bouw van een spiritueel huis. De gelovigen zetten als levende stenen het werk van Christus als de levende steen (hetzelfde woordgebruik!) voort. De Heer als levende steen is tevens hoeksteen. Hij is het fundament van de geloofsgemeenschap. Voor de volgelingen van Christus geeft die steen hoop en kracht. Echter, voor degenen die niets van Hem willen weten kan Christus’ leven en werk een hoeksteen zijn waaraan men zich bezeert. In dat geval fungeert de hoeksteen als kritisch element.De brief aan de kerk te Efeze ziet de geloofsgemeenschap als een gebouw. De apostelen zijn het fundament, en de hoeksteen van dit fundament is Christus (2:20). Deze drie metaforen -gebouw, fundament en hoeksteen – vormen een eenheid en dienen in hun samenhang beleefd en beleden te worden. In Romeinen 9:32-33 wordt de steen – hier de Tora – tot ergernis, omdat de Tora is verworden tot opsomming van wetten en regels, terwijl zij bedoeld is als openbaring van God.
b.De beeldspraak van de hoeksteen wordt ook toegepast op vreemde volkeren. Zoals in Jeremia 51:26, waar we lezen dat er van Babel geen enkele bruikbare hoeksteen tussen de puinhopen overblijft. Dat wil zeggen: voor Babel verdwijnt elke bestaansgrond, dit volk zal geen heerschappij meer kennen.
c.Voorts is de hoeksteen een geliefde metafoor om leidinggevende personen mee te duiden. Meestal komt dat meteen al tot uitdrukking in de vertaling: ‘leider’ of ‘hoofd’ (Richt. 20:2; 1 Sam. 14:38; Buber spreekt van ‘Stütz’). Hoe de vertaling ook luidt, het is goed om die relatie met ‘hoeksteen’ vast te houden.
d.De bijbelse mens meent dat de aarde gedragen wordt door pijlers die rusten op een sterke basis te midden van die oneindige watermassa. In de poëtische taal van Job is de aarde een kosmisch gebouw met een hoeksteen (Job 38:6), door de Schepper gelegd. Met dit beeld doet God Job beseffen dat niemand de betekenis van de dingen kan doorgronden dan Hij die dit alles geformeerd heeft. Alle zin en doel ligt in het begin, waar enkel God zelf echt weet van heeft. De mens moet daarom voorzichtig zijn met antwoorden, ook met het antwoord op de vraag naar het lijden.
e.Het getal vier kenmerkt een enorme uitgebreidheid. Vandaar dat dit getal in de architectuur telkens terugkeert. In de apocalyptische literatuur, zoals Openbaring, neemt dit getal een opvallende plaats in. We horen daar onder meer over de vier hoeken van de aarde (Op. 7:1; 20:8; vgl. Jer. 49:36). Zij symboliseren het totaal; niets en niemand ontkomt aan de crisis op de Dag van de Heer.
Praxis
a.Liederen:
Liedboek: Psalm: 18; 91; 116; 118; Gezang 70; 209; 260; 453; 482; Alles IV: 23; Evangelie II:44; ZAD III: 25; Zing: 22; Zingend V: 44.
b.Poëzie:
Hans Bouma, Mijn God, Kampen 1997, blz. 153: ‘Onwrikbaar’. Van der Graft, Mythologisch, Baarn 1997, blz. 192: ‘Relief in Exeter’. Muus Jacobse, Het oneindige verlangen, Nijkerk 1982, blz. 27: ‘Petrus’; 55: ‘Rots der eeuwen’.
c.Verwerking:
De thema’s die opwellen bij het begrip hoeksteen zijn onder andere leiderschap en betrouwbaarheid van God en van de gemeente. Aan de hand van de vier hoeken doemt het thema van het geheel op. We moeten er bij de uitleg van de beeldspraak van hoeksteen en hoek rekening mee houden, dat het wereldbeeld van de bijbelsemens verschilt met dat van ons. Toen dacht men dat de aarde vierkant was met vier hoeken, nu weten we dat de aarde rond is; toen dacht men dat de aarde plat was en gedragen werd door pijlers, nu weten we dat de aarde rond is en als het ware in het universum ‘hangt’.
Verwijzing
Het begrip hoeksteen heeft, vooral in zijn overdrachtelijke betekenis, nauwe verwantschap met de begrippen ‘fundament’, ‘steen’ en ‘huis’. Ook loopt er een verbinding naar ‘rots’.