Menu

Premium

Fundament

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

zuil of pilaar, pijler

Elke aannemer weet dat een bouwwerk zonder goed fundament veroordeeld is tot snel verval. Het fundament vormt de basiskwaliteit van alle bouwsels. Huizen, bruggen, torens en vele andere gebouwen met solide fundamenten zijn veilig, duurzaam en betrouwbaar. Hetzelfde geldt voor verdiepingen en bouwsels die op zuilen of pijlers rusten.

Het oude Israël bouwde ook. De bijbel geeft tal van voorbeelden. De mensen in die dagen kenden net als wij grote waarde toe aan goede funderingen. Hoe zij over fundamenten in de context van hun geloofsbeleving spraken zullen we in het vervolg zien.

Grondtekst

Het Hebreeuws kent verschillende woorden voor de onderste laag van een bouwwerk. Ongeveer 20x treffen we jesod, ‘fundament, sokkel’, aan, waarvan bijna de helft als aanduiding van de voet van het altaar (Ex 29:12; Lev. 4:7-34; 5:9; 8:15. In 2 Kronieken 23:5 verschijnt het woord als naam van een poort -Fundamentpoort – in Jeruzalem (vgl 2 Kon. 11:6). Het is afgeleid van de werkwoordstam jsd, ‘funderen, grondvesten, bepalen’. Deze stam zien we ook terug in jesoedah, ‘fundament’ (PS. 87:1; Vgl. Jes. 40:21); moesada, ‘grondmuur’ (Ez. 41:8; misschien Jes. 30:32); en mosad, ‘grondmuur, fundament’ (Jes. 24:18; 58:l2; Jer. 31:37; ML 6:2; PS. 82:5; Spr. 8:29). In Deuteronomium 32:22 en Psalm 18:8 (= 2 Sam. 22:8) verschijnt het meervoud van mosad met hariem, ‘grondvesten der bergen’. Tweemaal zien we het meervoud sjet, dat slaat op de fundamenten of steunpilaren van de Samenleving (Jei. 19:10; PS. 11:3). In het Aramese deel van Ezra treffen we ‘oesj aan, dat zowel op het fundament van de Stad (4:l2) als dat van de tempel (5:16; 6:3) slaat. Verwant aan het doel van fundamenten is het doel van zuilen en pijlers of pilaren: alle dienen als steun waarop iets rust; het zijn dragers. De ‘ammoed kan de ‘pijler’ in de tent zijn (Ex. 26:32,37), de ‘zuil’ van een gebouw (Richt. 16:25-29; 1 Kon. 7:2; Spr. 9:1), de ‘pijlers’ waarop hemel en aarde rusten (Ps. 75:4; Job 9:6; 26:11) en de ‘zuilen’ die het lichaam dragen (Hoogl. 5:15; vgl. Sir. 26:18). De netsiev, alleen in Genesis 19:26, duidt de ‘zuil’ van zout aan, hier een soort gedenkteken. Het meervoud van matsoeq geeft de ‘grondvesten’ van de aarde aan (1 Sam. 2:8; vgl. 14:5). In het Nieuwe Testament ontmoeten we 16x the-melios/-on, ‘fundament, grondsteen. Het kunnen de fundamenten van een stadsmuur of de stad zelf zijn (Hebr. 11:10; Op. 21:14-19; vgl. Barnabas 6:2), een huis (Luc. 6:46-49) of een groot gebouw (Hand. 16:26). Dit woord heeft overwegend een overdrachtelijke betekenis (o.a. Rom. 15:20; 1 Kor. 3:11). Voor ‘zuil’ of ‘pijler’ heeft het Grieks stylos, net als themelios telkens in overdrachtelijk gebruik (Gal. 2:9; 1 Tim. 3:15; Op. 3:12; 10:1; vgl. 1 Clemens 5:2).

Letterlijk en concreet

a.Bij elk bouwwerk begint men met het leggen van het fundament (Luc. 14:29). Huizen, stadsmuren, altaren, poorten, gevangenissen, tempels en andere gebouwen worden erdoor gedragen. Zonder fundament is het bouwsel geen lang bestaan beschoren en vormt het een gevaar voor de gebruikers ervan. Het goede fundament legt de basis voor een betrouwbaar en duurzaam bouwwerk.

b.Tot de kosmologie van het oude Israël behoort de voorstelling dat de aarde rust op fundamenten of grondvesten en dat pijlers hemel en aarde dragen. De gedachtegang is deze: onder de aarde ligt een grote watermassa en de grondvesten van de aarde zijn daarin vastgezet, zodat de aarde niet kan wankelen (1 Sam. 2:8; Ps. 24:2; 75:4; Job 38:4-6). De zuilen van de hemel doelen op de bergen, die naar de toenmalige visie het gewelf dragen (Job 26:11; vgl. 1 Sam. 14:5). In de meeste gevallen dienen deze teksten om de grootheid van God te bezingen.

c.Naast het fundament als steun voor bouwwerken, spreekt de bijbel van pilaren of zuilen waarop het hogere gedeelte van een gebouw rust. Aan het slot van de Simson-verhalen zienwe hoe kwetsbaar gebouwen zijn als de pilaren hen niet dragen (Richt. 16:25-29).

Beeldspraak en symboliek

a.In de zojuist genoemde tekst van Richteren 16 hebben de pilaren allereerst een letterlijke betekenis: er is een gebouw waarvan de etage, het dak, door pilaren wordt gedragen. Door de aard van het verhaal krijgen de pilaren ineens een diepere betekenis. Wat is er aan de hand? Door de overwinning op de vijand Israël vieren de Filistijnen feest. Om het feestgewoel te versterken, halen zij het symbool van de vijand, Simson, uit de kerker. En zie, deze vijand is blind en zonder kracht. Dankzij de god Dagon! Dan neemt het verhaal een ongekende wending, ironisch haast. Simson laat zich opstellen tussen de twee middelste pilaren van het gebouw, terwijl de feestgangers op het dak vertoeven. Hij bidt of zijn kracht nog eenmaal terug kan komen. Wanneer God daaraan gehoor geeft, trekt hij de pilaren om en het gebouw stort in. De rollen keren om. De pilaren vormen het centrum waarin zich de strijd tussen de god van de Filistijnen en de God van Israël afspeelt. De steun en macht van de Filistijnen, verbeeld in de pilaren, blijken een farce te zijn!

b.De grondvesten van de aarde doelen soms op de gerechtigheid en het recht van de samenleving. De handlangers van ongerechtigheid, de goden, dwalen verloren rond. Door hun toedoen dreigt de aarde te verworden tot chaos (Ps. 82:5). De rechtvaardigen heten daarom de steunpilaren van de maatschappij, zij fungeren als solide fundamenten, onmisbaar voor het voortbestaan van de gemeenschap (Ps. 11:3; Spr. 10:25). Als deze verdwijnen, is de aarde ten dode opgeschreven. Een van de ergste gevolgen van Gods oordeel is derhalve de vernietiging van hen op wie de geordende samenleving is gebouwd (Jes. 19:10; vgl. Ps. 18:8). In de Misjna staat het zo: ‘Door drie dingen houdt de wereld stand: door recht, waarheid en door vrede’ (Abot 1:18).

c.In de parabel van de wijsheid, Spreuken 9:16, heeft vrouwe wijsheid een huis met zeven zuilen laten bouwen. De combinatie van huis en zuilen, hier zeven als teken van volkomenheid, benadrukt de duurzaamheid en levenskracht van de wijsheid. De wijsheid, die zich in de Tora openbaart, brengt de ware verzadiging (vgl. Sir. 24:4; de in Qumran gevonden Regel der Gemeenschap 7:17; 8:44).

d.De Heer schept Jeremia symbolisch tot een sterke stad, een ijzeren zuil en een koperen muur (Jer. 1:18). Met andere woorden, Jeremia zal bij de uitvoering van zijn roeping onneembaar, krachtig en onaantastbaar zijn.

e.Zuilen als metafoor voor schoonheid komen we op twee plaatsen tegen. In Hooglied bezingt het meisje de schoonheid van haar vriend met de woorden ‘zijn benen zijn witmarmeren zuilen’ (5:15). Ongeveer hetzelfde gebeurt door de wijsheidsdichter, als hij over de mooie vrouw spreekt (Sir. 26:18).

f.Het Nieuwe Testament gebruikt graag het beeld van het fundament om het wezenlijke van het christelijk geloof tot uitdrukking te brengen. Voor de hoorders toen een goed verstaanbaar beeld. Wie de woorden van Jezus hoort en doet, lijkt op iemand die het fundament van het huis tot op de rots laat rusten. Het tegenovergestelde is even waar: wie niet hoort en doet is als een huizenbouwer die geen fundament legt. Het huis zal spoedig instorten (Luc. 6:46-49). Paulus stelt heel scherp dat Christus het enige fundament voor het gebouw der gemeenschap is (1 Kor. 3:11; vgl. Rom. 15:20). Hij is de basis, het uitgangspunt van alle denken en alle doen. De brief aan de kerk van Efeze beschouwt de apostelen en profeten als fundament van de christelijke gemeente (2:20). Deze gezanten van God brengen voor de hoorders en doeners de vaste grond onder de voeten. Galaten 2:9 (vgl. 1 Clemens 5:2) schildert Jakobus, Kefas en Johannes als pilaren waarop het gebouw, de gemeente, steunt. De pilaar of zuil als metafoor voor gezaghebbende en rechtvaardige mensen is in de latere joodse en christelijke traditie geliefd. De Heer belooft zijn volgelingen, dat Hij hen tot pilaren zal maken in Gods tempel, mits zij trouw blijven (Op. 3:12). Dat wil zeggen, zij zullen voor altijd daarin verkeren, zij zullen zijn als de voeten van de engel (10:1). Een zeer bemoedigend woord in dagen vol onzekerheid en instabiliteit. In het visioen van het nieuwe Jeruzalem staan op de twaalf fundamenten van de stad de twaalf namen van de apostelen van het Lam met daarop prachtig edelgesteente (Op. 21:14, 19; vgl. Hebr. 11:10). Het duidt de stad als veilig, zuiver en vervuld met de vrede van Christus. Niet alleen op Christus, en in zijn spoor op de leiders van de gemeente wordt de metafoor fundament toegepast, ook de gemeente zèlf draagt deze typering. Zij is het fundament van dewaarheid (1 Tim. 3:15, samen met ‘zuil’; 2 Tim. 2:19).

Het fundament als metafoor beklemtoont de bestaansvoorwaarden houvast, zekerheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid. In een onzekere tijd, kenmerk van de nieuwtestamentische periode, sluiten deze aspecten nauw aan bij het verlangen van de gemeente. Zo dient de concrete terminologie van de bouw – fundament, huis, steen – om het model voor gemeenteopbouw te schetsen en theologisch inhoud te geven!

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 93; 95; 104; 127; 137; 144; Gezang 100; 260; 303 (= Gezangen: 723); 321; 476; 480; Bijbel II: 45; Evangelie I: 32; Gezegend: 215; 270; Leven: 10; Zingend III: 72; V: 44; VI: 10; 21; Zleven: 15; Zolang: 81.

b.Poëzie:

Van der Graft, Mythologisch, Baarn 1997, blz. 99: ‘Aangaande Abraham’; 290: ‘De nieuwe stad’. Leo Vroman, 262 gedichten, Amsterdam 1974, blz. 412: ‘De muren’.

c.Verwerking:

De beeldspraak fundament, zuil of pilaar en pijler laat zich eveneens in onze tijd goed verstaan. Wij doen er alles aan om onze gebouwen van solide fundamenten te voorzien; zo nodig slaan we de grond vol heipalen. In overdrachtelijke zin kunnen we deze woorden toepassen op tal van levens- en geloofssituaties: Wat is de grond onder ons bestaan? Waaruit bestaat het gebinte van onze samenleving? Op welke leven brengende ‘dingen’ vertrouwen wij? Wie of wat boezemt ons vertrouwen in? We weten: zonder stevige ondergrond en zonder ondersteuning ligt de afbraak op de loer.

Verwijzing

De hier besproken woorden bevatten raakvlakken met de woorden ‘huis‘, ‘muur‘, ‘hoeksteen‘, ‘stad‘ en ‘rots‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken