Menu

Premium

Stad

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Betlehem, Jericho, Jeruzalem

In de theologie van de afgelopen vijftig jaar heeft de stad vrij veel aandacht gekregen. Door de toenemende verstedelijking van de moderne wereld kwam de stad op de agenda van de theologie te staan. Welke gevolgen heeft de verstedelijking voor de mens en wat valt daar theologisch over te zeggen?, vroegen theologen zich af. Een voorbeeld van zo’n theologische reflectie op de stad is De stad van de mens, het vermaarde boek van Harvey Cox. In het bijzonder heeft de missiologie zich verdiept in de stad. Uit haar is de internationale beweging van Urban Mission voortgekomen. Zij probeert te midden van verpaupering, zo kenmerkend voor de grote steden, plaatsen en momenten van sjalom te creëren. De stad is binnen de theologie meer dan een opeenhoping van huizen en mensen, en dus ook van problemen. Zij is vooral een oefenplaats waar men in solidariteit leert te overleven te midden van afbraak en leert de eigenwaarde van de bewoners te versterken. De basis van de stad als oefenplaats ligt in de belofte dat God een nieuwe stad van en voor de mens zal scheppen. De bijbel spreekt talloze malen over de stad. Ook over de stad als beeld en symbool van wanhoop en hoop, van vervreemding en nabijheid.

Grondtekst

Bijna 1100x treffen we het Hebreeuwse woord ‘ier, ‘stad’, aan. Onder ‘stad’ wordt niet alleen de grotere en ommuurde plaats verstaan, maar eveneens de niet-ommuurde nederzetting (in Deut. 3:5 staan beide betekenissen naast elkaar; zie ook Lev. 25:29; Est. 9:19). De uitdrukking kol-haier, ‘gehele stad’, doelt op de bevolking (1 Sam. 4:13; Ruth 1:19). Het woord stad maakt vaak deel uit van een samenstelling waarvan het andere deel een kwalificatie inhoudt: stad van vertrouwen (‘èmèt, Zach. 8:3), stad van gerechtigheid (tsèdèq, Jes. 1:26), heilige stad (qodèsj, Jes. 48:2) enzovoort. Soms staat ‘stad’ voor ‘Jeruzalem’ (Jes. 66:6; Ez. 7:23). Een ander woord is girjah (30x), ‘stad, vesting’. Meer dan eens staat het als parallel bij ‘ier (Deut. 2:23; 3:4; Jes. 25:2; Hab. 2:8-17). Dikwijls duidt het een concrete stad aan: Jeruzalem of Sion (Jes. 1:21,26; 33:20; Mi. 4:10; Ps. 48:3; Klaagl. 2:11); Sihon (Num. 21:28). Daarnaast vinden we qirjah terug in plaatsnamen, zoals Kirjat-Arba (Gen. 23:2) en Kirjat-Safer (Richt. 1:11; vgl. het huidige Kirjat-Sjemona). Het verwante qèrèt verschijnt alleen in de wijsheidsliteratuur (Job 29:7; Spr. 8:3; 9:3,14; 11:11). Met mivtsar (bijna 40x) wordt vooral de ‘versterkte stad’ of ‘vesting’ bedoeld (Joz. 19:19; Jer. 1:18; Klaagl. 2:2); zulke steden zijn beter bestand tegen aanvallen (afgeleid van de stam btsr, ‘ontoegankelijk zijn/maken’). Het Aramees kent drie woorden voor ‘stad’: medienah (Dan. 2:48-49; 3:1, 12,30; Ezra 7:16), verwant met de stam djn,

‘rechtsgebied’; bierah, ook ‘burcht’ (Ezra 6:2) en qirjah, gelijk aan het Hebreeuws (Ezra 4:12-21). Het Nieuwe Testament geeft ca. 160x het woord polis, ‘stad, hoofdstad’, waarvan 42x in Handelingen, 39x in Lucas, 27x in Openbaring en 26x in Matteüs. Het woord gaat terug op een wortel die ‘vullen, volmaken’ betekent. Soms verschijnt het naast koomè, ‘plaats, dorp’ (Mat. 9:35; 10:11). De grens tussen polis en koomè is vloeiend.

Letterlijk en concreet

a.De stad in de bijbel is bij lange na niet te vergelijken met het stadsbeeld van onze tijd. Het bijbelse begrip stad is niet beperkt tot een bepaalde grootte (Gen. 4:11; Ex. 1:11; Joz. 3:3). Een stad hoeft niet alleen een ommuurde plaats te zijn, ook een versterkte nederzetting heet zo (Num. 13:19, 28; Deut. 3:5; Est. 9:19). In het Nieuwe Testament wordt een plaats als Betlehem zowel dorp als stad genoemd, wat laat zien dat er geen scherp onderscheid is (Luc. 2:11,15; Joh. 7:42). Rondom de stad bevinden zich voorstadjes, dorpen, soms ‘dochters’ genoemd (Num. 21:25; 32:42; Neh. 11:25-31). In tijden van gevaar biedt de ommuurde stad bescherming, ook voor de mensen buiten de stad. Versterkte steden houden uiteraard langer stand tegen aanvallen (Jer. 34:7). De stad ligt gewoonlijk op een helling of berg; daardoor is er voor de bewoners meer bescherming tegen ongewenste indringers en tegen overstroming.

b.Inhoudelijk gezien is de stad een centrale plaats waar handel wordt gedreven en recht wordt gesproken. Over de wijze waarop het stadsbestuur fungeert, zijn weinig details bekend. De oudsten van de stad spreken recht en nemen beslissingen (1 Sam. 11:3; 16:4; Ruth 4:2). In de hoofdsteden zetelen veelal het koningshuis en de heersende cultus. Voor Israël is dat Jeruzalem met het tempelcomplex op de berg Sion.

c.De apostel Paulus brengt het evangelie voornamelijk in de grotere steden, in tegenstelling tot Jezus en zijn gevolg die langs dorpen en steden trekken. In de steden vindt de apostel de wereld in haar volheid, alle stromingen en filosofieën zijn er te vinden. Hij begeeft zich bewust op het podium van de stad (Hand. 14:4,20-21; 20:23).

Beeldspraak en symboliek

a.De stad als metafoor voor de mens die staande blijft ondanks tegenwerking, treffen we aan in de roeping van Jeremia. God roept Jeremia tot profeet. Deze twijfelt of hij wel geschikt is. Hij is bang voor wat mogelijk komen gaat, wanneer hij Gods boodschap uitdraagt. God stuurt hem echter niet met niets op stap. Hij maakt hem sterk, Hij schept hem tot een ommuurde stad, een ijzeren zuil en een koperen muur. Kortom, onneembaar. Geen tegenstander zal hem uitschakelen (Jer. 1:18). Kort na zijn roeping zal Jeremia kritiek uiten op Juda dat meer vertrouwt op zijn sterke steden dan op de Heer (5:17; vgl. Hos. 8:14). De ‘sterke stad’, Jeremia, verwijt zijn volksgenoten dat zij hun vertrouwen stellen op hun ‘sterke steden’. Een stad is pas echt sterk als God haar heeft gebouwd! Dat laatste is het geval met Jeremia. In de bergrede zien we nog een ander beeld. Jezus legt aan zijn discipelen en vervolgens aan andere hoorders en toekomstige lezers de zijnswijze uit van wie Hem volgen. Zij zijn – na het beeld van het zout der aarde – het licht der wereld, een stad op een berg, een lamp op de korenmaat (Mat. 5:14-16). We struikelen haast over de metaforen. Een ervan is die van een stad op een berg. Zo zijn jullie, zegt Jezus. Hoe verhouden zich licht, stad en lamp tot elkaar? Is de stad tussen licht en lamp niet vreemd? Vermoedelijk heeft Jezus een voor hem bekende stad op het oog. Misschien denkt Hij aan Jafia bij Nazaret, of herinnert Hij zich Jeruzalem. In elk geval denkt Hij aan een stad op een hoogte waarvan het zonlicht overdag weerkaatst op de wit gepleisterde huizen. Een en al flonkering. Zo ziet Jezus de leerlingen, zijn volgelingen: zichtbaar voor wie zijn ogen open heeft.

b.Niet alleen zien we de metafoor stad voor de mens, ook is er de metafoor vrouw of dochter voor de stad. In prachtige taal en beeldspraak treffen we dat aan in Klaagliederen 1. De dichter beschrijft de stad alsof het een vrouw is. Zij is verdrietig, zij voelt zich alleen, vernederd. Vrouwe Jeruzalem is weduwe geworden (vgl. Jes. 47:8; Jer. 51:8). Zij heeft dat aan zichzelf te danken. Deze vrouw, deze dochter is ontrouw geweest, heeft overspel gepleegd. Vaker gebruiken de profeten de vrouw als metafoor voor een stad of volk. Aangezien de negatieve facetten overheersen, is het denkbaar dat deze metaforen de negatieve beeldvorming van de vrouw in de geschiedenis hebben bevorderd. Joab wordt door een vrouw beschuldigd dat hij de stad, nog wel een ‘moeder in Israël’, probeert te doden (2 Sam. 20:19). De vrouw stelt de stad als een moeder in Israël voor; hiermee drukt ze de belangrijkheid en eerbiedwaardigheid van de stad uit.

c.De bloei van de stad is vooral verbonden met de naam van God. We zien een toespitsing, een ontwikkeling: Abrahams uittocht en intocht, Israëls uittocht en intocht, de opkomst van de koning als representant van God en de stad Jeruzalem met haar tempel als woning van de Heer. Zo groeit Jeruzalem uit als stad van de Heer of van God (Ps. 46:5; 48:2,9; 101:8). Jeruzalem wordt beeld van een woning waarin God met zijn kinderen woont. De bloei van de stad wordt bepaald door de goede relaties, tussen God en het volk, tussen de koning en het land. De goede relaties hangen af van de aanwezigheid van relationele begrippen als gerechtigheid, recht, vrede en waarheid. Maar er is ook een tegenbeeld: de verwoeste stad. Deze stad symboliseert dood en chaos. In de bijbelse verhalen roept de mens als het ware zelf de verwoesting van zijn stad op. Door zijn daden. De achtergrond van de stad die door vijanden wordt aangevallen en vernietigd is een theologische: wie door de stad onschuldig bloed laat vloeien, wie bij de poort het recht verkracht, wie in zijn stad buigt voor andere machten dan de macht van de Heer, wie niet hoort naar de stem van de Tora – die geeft de zegen van de stad uit handen (Jes. 24:10; 25:2; Hos. 11:6; Mi. 5:13).

Klaagliederen is een langgerekt gezang over de ondergang; het Psalter bevat diverse klachten over de verwoesting van Jeruzalem (Ps. 74; 79) en Jezus klaagt en weent over Jeruzalems naderende einde (Mat. 23:37; Luc. 19:41-43). De profeten halen regelmatig fel uit naar de stad, dat wil zeggen, naar de leidinggevenden in de stad. Waarom hebben zij kritiek op de stad? Omdat daar de macht – godsdienstig en politiek -geconcentreerd is. Degenen die de touwtjes in handen hebben, laten zich meer leiden door de eigen stem van machtswellust dan door de stem van God. Hun zekerheid zoeken zij niet in de omgang met de Heer. De profetische kritiek kan dan ook niet uitblijven (Jes. 6:6; Mi. 3:10; Hab. 2:12; Sef. 3:1). De Spreukendichter brengt een en ander krachtig onder woorden: ‘In de zegen van de oprechten ligt de opkomst van de stad, maar door de mond van de goddelozen wordt zij afgebroken’ (11:11). De ommuurde stad staat voor veiligheid en bescherming. Alleen, als de bewoners van de stad God niet voluit dienen, bieden de muren slechts schijnbare veiligheid. Zie verder de bespreking van het begrip ‘muur’. d. De schrijver van Hebreeën geeft nogal wat aandacht aan de stad. In 12:18-24 zet hij het oude bestaan (Mozes en het volk Israël) confronterend tegenover het nieuwe bestaan (Christus en zijn gemeente). Was het in de oude tijd voor het volk niet mogelijk God te naderen, zoals het verhaal van de openbaring op de Sinai laat zien, de nieuwe tijd heft de afstand tussen de aarde en de hemel tot op zekere hoogte op. De stad waarnaar Abraham verlangde (11:10,16), mogen de nieuwe gelovigen binnentreden. In de nieuwe stad – metafoor voor de innige relatie met en het goede leven door God – heeft het niet kunnen aanschouwen plaatsgemaakt voor het aanschouwen, vrees voor diepe vreugde. Een hoofdstuk verder komt de stad nogmaals terug. Hier neemt de auteur de in de christelijke traditie geliefde woorden in de mond, dat wij geen blijvende stad hebben, maar verlangen of zoeken naar een toekomstige (13:14). De stad verbeeldt hier de wereld of het bestaan. Het aardse bestaan is niet blijvend. Er is meer. Er ligt een toekomstige stad in het verschiet waaraan wij nu al deel hebben. Paulus zet in zijn brief aan de Galaten het huidige Jeruzalem tegenover het Jeruzalem van boven (4:25-26). De huidige stad Jeruzalem staat voor de oude tijd en zij maakt mensen tot slaaf. Het Jeruzalem van boven is de heilige stad, de komende stad. Zij is onze moeder -beeld van eerbied en verbondenheid – en brengt vrijheid. Van dit nieuwe Jeruzalem zien we al tekenen in het heden.

e.We lieten al enkele keren doorschemeren dat Jeruzalem voor het bijbelse Israël een belangrijke stad is. Zij neemt in de bijbel een buitengewoon centrale plaats in. Ook in de nabijbelse tijd wordt die aandacht voortgezet, ja zelfs geïntensifieerd in de tradities van jodendom, christendom en islam. Jeruzalem is de heilige stad, dé stad. Er is geen stad zoals zij, omdat, zo zagen we net, de naam van de Eeuwige eraan verbonden is. Jeruzalem, ‘stad van vrede’, zoals de populaire etymologie haar duidt, stijgt daardoor uit boven de feitelijkheid. Jeruzalem wordt een droom voor wie verkeren in den vreemde, een bron van verlangen voor wie omringd zijn door ellende, een teken van hoop voor wie verblijven in donkerte. Het leven en werken van Jezus staat in het teken van deze stad. Voortdurend is Hij onderweg naar deze stad. Er valt veel voor de gedachte te zeggen dat (een deel van) de evangeliën het verhaal van Jezus opbouwen aan de hand van Israëls grote feesten, met het paasfeest in Jeruzalem als bevrijdend hoogtepunt. In Jeruzalem zal in en door Hem een verdieping van het aloude Pesachfeest plaatshebben. In de apocalyptiek fungeert de verschijning van het nieuwe Jeruzalem als een climax, als een overwinning op alle strijd en verdrukking, als een zijnswijze waar alle vervreemding tussen mensen onderling en tussen God en mensen is opgeheven. Voor de auteur van Openbaring loopt daar alles op uit (Op. 21-22; vgl. 3:12). Johannes’ visioen lijkt voort te bouwen op het spreken over de nieuwe stad door Jesaja, Ezechiël en Zacharia. Kenmerken van het nieuwe Jeruzalem zijn onder meer:

  • zij daalt neer uit de hemel: symbool van goddelijke kwaliteit;

  • zij heeft geen tempel: symbool van Gods wonen onder de mensen;

  • zij heeft poorten die opengaan en dicht kunnen: symbool van openheid en gastvrijheid enerzijds en volledige bescherming anderzijds;

  • zij heeft twaalf poorten, drie naar elke windrichting: symbool van gerichtheid op het geheel;

  • zij heeft de vorm van een kubus: symbool van volkomenheid en evenwicht;

  • zij is vrij van tranen: symbool van afwezig heid van verdriet en pijn;

  • zij laat geen onreinheid binnen: symbool van volmaaktheid en duurzaamheid;

  • zij straalt van prachtige diamanten: symbool van licht en schoonheid;

  • in haar midden stroomt een rivier en staan vruchtdragende bomen: symbool van écht en verzadigd leven;

  • de stedelingen dragen op hun voorhoofd de naam van God: symbool van diepe verbondenheid en hechte nabijheid.

Wanneer we deze rijke symboliek op ons laten inwerken, dan zal het ons niet verwonderen dat de naam Jeruzalem in de dromen, visioenen en gebeden van christenen door de eeuwen heen een dragende kracht is geweest.

f.De wijsheid, geput uit de Tora en uitgedragen door de wijze, heeft ongekende kracht en macht. Om dat uit te drukken gebruikt de leraar het beeld van de stad. De stad is sterk, moeilijk in te nemen; in haar verblijven de machthebbers. Is er iets sterker en machtiger dat zo’n stad? Ja, zegt Spreuken, de wijsheid is sterker (16:32; 21:22; vgl. Pred. 7:19). Nog andere verbindingen legt deze dichter met de stad. Voor de rijke is zijn bezitting een sterke stad (10:15; 18:11). De stad als metafoor voor rijkdom verwijst naar bescherming en veiligheid die de rijke door zijn bezit ondervindt. De mens die zich verongelijkt voelt, slaat dicht, is moeilijk toegankelijk; met hem of haar valt nauwelijks te overleggen. Je kunt nog gemakkelijker een versterkte stad benaderen dan de verongelijkte mens (18:19).

g.Sommige steden hebben in de bijbel – en soms nog sterker in tradities van het jodendom en christendom – een meerwaarde gekregen. Hun namen roepen voorstellingen op die de feitelijkheid van zo’n stad verre overschrijden. Laten we enkele steden noemen.

Betlehem. Aan deze stad is de naam van David verbonden. Daar treedt de toekomstige koning voor het voetlicht (1 Sam. 16:13; 17:58). Het boek Ruth beschrijft hoe een joods gezin door de honger gedreven Betlehem verlaat op zoek naar eten. Alleen de moeder keert terug, samen met de Moabitische Ruth. Uit deze Moabitische schoot komt David voort (1:1, 19; 4:22). Betlehem opent zijn poorten voor de volken. De profeet Micha schildert in een visioen dat er een nieuwe koning in Israël zal opstaan; deze zal voortkomen uit Betlehem waarover hij als een persoon schrijft (5:1-3). Twee evangeliën verbinden de geboorteverhalen van Jezus aan Betlehem: het kind komt hier ter aarde, de herders gaan hem daar aanbidden en de wijzen uit het Oosten – de volken – buigen in deze stad voor de nieuwe koning (Mat. 2:6; Luc. 2:4,15). Betlehem betekent ‘huis van brood’, vanuit deze stad deelt de wereld in het brood de levens. Betlehem verbeeldt de toekomst, het leven zoals God het heeft bedoeld.

Jericho. De stad Jericho vormt het decor van de eerste stappen van Israël in het beloofde land. De sterke stad, omringd door muren, blokkeert het volk verder te trekken. Het verhaal is ons bekend: door een geweldloos protest van Israël en in verbondenheid met de Heer vallen de muren om (Joz. 6). Israël kan verder trekken. In het Nieuwe Testament zijn enkele verhalen gesitueerd in of nabij Jericho. De hoofdfiguren zijn allen geblokkeerd. Een figuurlijke muur loopt er door hun leven: blindheid, haat en geweld. In het nieuwe Rijk dat is aangebroken in Jezus, worden de muren afgebroken (Luc. 10:30-37; 18:35-43; 19:1-10). Het vermoeden bestaat dat in deze verhalen het vallen van Jericho’s muren doorklinkt.

Verder noemen we in het kort: Sodom en Gomorra, de steden die vanwege hun ongerechtigheid te gronde gaan en die tot symbool (tot in onze taal toe!) van zonde en goddeloosheid zijn geworden;Babel, de stad die zich zo vaak als tegenstander van het volk Israël opwerpt, en daarom heel bruikbaar is om de tegenstanders van God en zijn mensenkinderen te beschrijven.

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 48; 79; 84; 87; 110; 122; 125; 126; 134; 147; Gezang 3; 18; 28; 32; 41; 114; 129; 131; 137; 260; 261; 263-265; 329; 490; Alles III: 30; IV: 18; Bijbel II: 22; 23; III: 85; Eerste: 11; Gezangen: 557; 559; Gezegend: 131; 189; 198; 202; 205; 277; Hoop: 93; Land: 6; 7; Liturgie: 373; 465; 489; MAW: 7; Zingend I-II: 21; 165; 170; 171; IV: 77; V: 22; 23; VI: 8; Zlicht: 12; 32.

b.Poëzie:

Gerrit Achterberg, Verzamelde gedichten, Amsterdam 19848, blz. 93: ‘De stad’; 206: ‘Woestijnstad’; 374: ‘Stad’. Hans Andreus, Gedichten 1948-1974, Haarlem 1993, blz. 13: ‘De stad’. J.C. Bloem, Verzamelde gedichten, Amsterdam 199110, blz. 39: ‘Oude steden’; 62:

‘De stem der steden’. Van der Graft, Mythologisch, Baarn 1997, blz. 14: ‘Jeruzalem’; 290: ‘De nieuwe stad’; 751-753: ‘De stad van alle namen’. c.Verwerking:

Een mogelijke invalshoek voor de bespreking van het bijbelse begrip stad is het inventariseren van onze beelden en ervaringen met de grote stad vandaag. Wat roept de stad bij ons op? Wat ervaren wij als negatief, wat als positief? Van welke toekomstige stad dromen wij? Een andere invalshoek is Jeruzalem, de heilige stad voor Joden, christenen en moslims. Waarom, zo kunnen we vragen, is die stad voor hen heilig? We

kunnen ook het uitgangspunt nemen in de joodse gebeden en de liturgie, waarin deze stad een wezenlijke plaats inneemt (dagelijks gebed; in de sabbatsdienst na de lezing uit de Profeten; bij de huwelijksinzegening). Als thema’s kunnen we noemen: vrede en gerechtigheid, veiligheid en bescherming, goddeloosheid en ontrouw jegens God, verhouding God en mens, openheid en geslotenheid.

Verwijzing

Met het begrip stad is zeer sterk ‘muur‘ verbonden. Daarnaast is er enige verwantschap met ‘huis‘ en ‘weg‘ (straat, plein).

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken’

Het vijfde boek van Mozes spreekt in hoofdstuk 4 dankbare verbazing uit over Gods verbondenheid met zijn volk in Mozes. In de hele geschiedenis van God met de mensheid kwam zo’n unieke verbondenheid niet voor (Deuteronomium 4:32-33). De beproevingen logen er niet om, maar ook Gods wonderdaden niet (4:34). Jullie boffen dat jullie dit te zien gekregen hebben (4:35) en je hebt zijn woorden ook nog mogen horen (4:36). God zelf heeft jullie bevrijd (4:37). Onderhoud dan zijn geboden, dan is deze band niet kapot te krijgen en zal het jullie goed gaan (4:40).

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Brood genoeg voor iedereen

In het Evangelie van Johannes heeft Pasen een belangrijke plek. ‘De inzichten van na Pasen zijn leidinggevend in dit Evangelie en hebben hun stempel gedrukt op het verhaal van Jezus vóór Pasen,’ schrijft professor Martin de Boer. Je moet dus niet alleen de gebeurtenissen rond Pasen, maar ook de rest van het Evangelie lezen in dat licht. Het teken van het brood in Johannes 6 kan dan ook gelezen worden als een opmaat naar Pasen. En zo is er in de uitleg ook een verbinding te maken naar het eten van het Pesachmaal in Jozua 5.

Nieuwe boeken