Hou vol!
Alternatief bij Pasen (1 Petrus 1,1-12)

Petrus is vol vuur over Gods genade en dit vlammetje wil hij ook in ons ontsteken. Hij heeft duidelijk als doel om de gemeenten die hij schrijft te bemoedigen. Hoewel zij nu verdriet hebben, zal dit maar tijdelijk zijn. Sterker nog: het is een teken dat het einde van de tijden nabij is. Het lijden heeft in dit licht zelfs zin: het zal de echtheid van het geloof doen blijken, zoals ook goud in het vuur getoetst wordt.
Het Grieks waarin de eerste brief van Petrus is opgesteld, is niet het in het Nieuwe Testament gebruikelijke koinè-Grieks, maar lijkt meer op het Grieks uit de klassieke literatuur. Dit blijkt onder meer uit de lange verzen, vol verzelfstandigde werkwoorden, infinitieven en participia.
Met het bloed van Christus besprenkeld
Zo is in de aanhef, die omwille van de leesbaarheid later over twee versnummers verdeeld is, in veel vertalingen het woord ‘uitverkorenen’ (Gr.: eklektois) overgeheveld van vers 1 naar vers 2. Dit om te verduidelijken wíe er ‘naar de voorkennis van God in gehoorzaamheid toegewijd is aan de Geest en besprenkeld is met het bloed van Christus’: namelijk leden van de genoemde gemeenten in Klein-Azië. Maar grammaticaal kan evengoed ‘Petrus, apostel van Jezus Christus’ degene zijn van wie de bepalingen in vers 2 afhangen. Hiervoor hoeft alleen de punt na ‘Van Petrus, apostel van Jezus Christus’ in vers 1 (NBV) te worden vervangen door een komma. In de oorspronkelijke handschriften stonden immers geen leestekens. Zou het niet logisch zijn dat Petrus over zichzelf spreekt als degene die ‘in gehoorzaamheid met het bloed van Christus is besprenkeld’? Later noemt hij zichzelf immers nadrukkelijk ‘ooggetuige van Christus’ lijden’ (1 Petr. 5,1).
Na deze aanhef volgt een lofprijzing. Hierin legt de auteur een verband tussen Jezus’ verrijzenis (Gr.: anastasis) uit de dood, en ‘onze’ (= auteur en lezer) eigen wedergeboorte (Gr.: anagennèsas). Deze wedergeboorte is een daad van Gods barmhartigheid (Gr.: eleos), waardoor wij leven in de hoop. In vers 4 wordt, bijna als eerste woord, de erfenis (Gr.: klèronomia) genoemd. Normaal is een erfenis bedoeld voor de biologische kinderen van een vader. In de Romeinse cultuur kende men een vrijer erfrecht. Maar dat deze onsterfelijke, onbevlekte en ‘onverwelkelijke’ (SV) erfenis in de hemel wordt bewaard voor ons, is zeker iets om je op te verheugen en God voor te prijzen: Gods erfenis is beschikbaar voor ál zijn kinderen. Ook voor degenen die Jezus zelf nooit gezien hebben, zoals zal blijken.
Maar zover is het nog niet. ‘Op dit moment is het nog een korte tijd nodig dat u verdriet wordt gedaan in verschillende beproevingen’ (1,6 – eigen vertaling). Vervolgens, in vers 7, onthult Petrus, zelf immers door het bloed van Christus besprenkeld, dat het lijden van Christus zin heeft. Het brengt de echtheid (Gr.: to dokimion) van het geloof aan het licht, zoals vergankelijk goud in het vuur wordt beproefd (Gr.: dokimazomenou). Het beproeven van goud door vuur wordt dus gebruikt als een metafoor voor de beproevingen (Gr.: peirasmois) die een vers eerder worden genoemd. Echtheid en beproeving zijn twee kanten van dezelfde medaille. Letterlijk, want de hoofdprijs is de lof, eer en roem (Gr.: epainon kai doxan kai timèn) die ons deel zal worden als Christus zich zal openbaren.
Niet ziende gelovend
Vers 8 is ook weer een mooi voorbeeld van literair Grieks. Hier zien we een constructie met meerdere participia, vergelijkbaar met de bekende Latijnse uitdrukking nolens volens: ‘niet willend willend’, ‘willens nillens’ ofwel ‘tegen wil en dank’. In dit vers staan maar liefst vier participia: één in de aoristus (Gr.: idontes), twee in de tegenwoordige tijd (horoontes en pisteuontes) en één in het perfectum (dedoxasmenèi). Het Griekse hon aan het begin en halverwege het vers markeert een tweeledige nevenschikking: enerzijds ‘niet gezien hebbende liefhebben’ en anderzijds ‘niet ziende gelovende en uitermate verheugen’.
Het Griekse de is hier het beste te vertalen met ‘wél’ om de tegenstelling tussen de nevengeschikte delen uit te drukken, het Griekse werkwoord agalliasthe, ‘uitermate verheugen’, is een indicativus in de tegenwoordige tijd. In beide delen slaat hon dus terug op Jezus Christus in het vorige vers. Mijn vertaling wordt dan: ‘wien jullie niet gezien hebbende liefhebben, en in wien jullie je nu, niet ziende gelovende, wél uitermate verheugen met een onuitsprekelijke vreugde die geprezen is.’ Dan is het nog niet klaar met de participia. Vers 9 begint er in het Grieks weer mee: komizomenoi, van komizoo, wat in de medium-vorm ‘bereiken’ betekent. ‘Bereikende het einddoel van jullie geloof’ staat hier dus. We mogen het hier echter ook als een gewone indicativus vertalen: ‘Jullie bereiken het einddoel van jullie geloof: de redding van jullie zielen.’
Over de redding
Met deze ‘redding’ (Gr.: sootèria) komt Petrus in vers 10 op het eigenlijke onderwerp van zijn brief. Hij wil zijn heilsleer voor de gemeenten in beproeving uit de doeken doen. Peri tès sootèrias (‘Over de redding’, vgl. 1,10) zou als Griekse titel boven de brief kunnen worden gezet. De soteriologie van Petrus draagt het karakter van de onthulling van een geheim: namelijk de ware identiteit en betekenis van de lijdende knecht (Jes. 53), in wie velen de Messias hebben herkend. Dat Jezus deze lijdende Messias is, en dat Hij heeft geleden voor onze redding is voor Petrus de inhoud van de verkondiging van de profeten en het hart van het evangelie. Dit is niet meer onomstreden.1 Mij lijkt het toe te juichen dat Petrus die gemeenten, en via deze állen die onschuldig lijden omwille van hun geloof, een hart onder de riem wil steken. ‘Hou vol!’
Deze exegese is opgesteld door Matthijs de Vries.
- Rob Cassuto, Jesaja hoofdstuk 53: Wie is de lijdende knecht? Lezing februari
www.robcassuto.com/jesaja.html ↩︎