‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken’
5e van Pasen (Deuteronomium 4:32-40, Psalmen 119:17-24, 1 Johannes 3:18-24 en Johannes 15:1-8)
Het vijfde boek van Mozes spreekt in hoofdstuk 4 dankbare verbazing uit over Gods verbondenheid met zijn volk in Mozes. In de hele geschiedenis van God met de mensheid kwam zo’n unieke verbondenheid niet voor (Deuteronomium 4:32-33). De beproevingen logen er niet om, maar ook Gods wonderdaden niet (4:34). Jullie boffen dat jullie dit te zien gekregen hebben (4:35) en je hebt zijn woorden ook nog mogen horen (4:36). God zelf heeft jullie bevrijd (4:37). Onderhoud dan zijn geboden, dan is deze band niet kapot te krijgen en zal het jullie goed gaan (4:40).
Iedere dag wordt in het middaggebed van het brevier een gedeelte uit de lange Psalm 119 gelezen. De perikoop die we er vandaag uit lezen, het gimel-gedeelte, raakt niet uitgepraat over die ‘wonderen uit Gods wet’ (119:18 – NBG ’51).
Een teken van hoop
In de tempel, waar Psalm 119 ook gelezen werd, was – zo vertellen ons de oude joodse geschriften – boven het allerheiligste (Hebr.: qadosj haqadsjim, ‘heilige der heiligen’) een wijnstok afgebeeld, als teken van de bloeiende verbondenheid van Israël met de Enige en met elkaar en als teken van vernieuwing en toekomst. Als Noach een wijnstok plant (Genesis 9:20) is er hoop. Als hij te veel van de vruchten van de wijnstok drinkt en hij als een nieuwe Adam ontbloot ligt, dienen de zonen daar eerbied voor te hebben. De schenker in de gevangenis droomt van de wijnstok (Genesis 40:9). In 1 Koningen 4:25 en Micha 4:4 wordt verteld hoe ieder veilig onder zijn eigen wijnstok en vijgenboom zit. Van Juda, de zoon van Jakob die naar voren wordt geschoven en die zijn naam aan Judea mag geven, wordt geschreven dat hij zijn ezel zal binden aan de wijnstok (Genesis 49:11), een vredesvisioen. Als de wijnstok verdord is, is er geen hoop (Joël 1:12). De bijzonder aan God toegewijden zullen van de vrucht van de wijnstok niet drinken (Simson – Rechters 13:4.7.14) om ruimte te laten voor Gods nieuwe toekomst. De Heer zelf wil van heel Israël een goede wijngaard maken (Jesaja 5:1-7). Jeremia en Ezechiël noemen Israël een door God geplante wijnstok (Jeremia 2:21, Ezechiël 15:2).
De ware wijnstok
De wijnstok is het volk dat in verbondenheid leeft met de Heer. In Psalm 80 wordt geklaagd dat de wijnstok beschadigd is en gebeden: ‘Sla acht op de zoon die Gij hebt grootgebracht’ (80:15-16). De identificatie van de zoon (het volk) met de wijnstok is hier compleet. Als Jezus zich in de evangelielezing van vandaag ‘de ware wijnstok’ noemt (Johannes 15:1) is nu duidelijk geworden wat Hij bedoelt. Hij is de vertegenwoordiger van het herstelde en vernieuwde volk: Jezus de ware, de echte wijnstok. Jezus’ gelijkenis (Hebr.: masjal) van de ware wijnstok staat aan het begin van een gedeelte van zijn afscheidsrede dat loopt tot en met hoofdstuk 16:4. Een gedeelte dat eindigt in donkere tonen: ‘Als de mensen jullie haten, weet dan dat ze Mij eerder gehaat hebben’ (15:18). Jezus waarschuwt de leerlingen opdat ze niet wanhopig worden, en wanneer de tijd komt, eraan zullen denken dat Hij het hun heeft gezegd (16:1-4).
Van de verbondenheid met de Messias gaat troost uit. De wijnstok van het volk Israël was herhaaldelijk gesnoeid. Telkens waren er takken afgehakt door de rampen die het volk troffen. Zuiveraars wilden Israël nog verder snoeien. Jezus laat dat aan de Vader over. De leerlingen zijn om te beginnen al schoon. Ze maken deel uit van het nieuwe Israël, het volk dat zich rond Jezus als trouwe zoon der wet verzamelt. Als ze vasthouden aan die gemeenschap, zullen ze veel vruchten voortbrengen (15:8).
Leven in liefde
In de volgende verzen (15:9-16) wordt het voorgaande uitgewerkt. ‘Blijf leven in mijn liefde’ (15:9). ‘Dit is mijn opdracht, dat jullie elkaar liefhebben’ (15:12). Ook in de Eerste Brief van Johannes lezen we vandaag dat wij uitgenodigd worden te geloven in de naam van Jezus en elkander lief te hebben (1 Johannes 3:23). Het slotvers (3:24) vertelt ons hoe wij door zijn geboden te bewaren innig met Hem verbonden kunnen blijven, wat wij kunnen onderkennen aan de Geest die in ons blijft. Zo wordt een messiaanse gemeente gevormd, die kan standhouden in de verdrukking.
De verwerping door de mensen is voor die gemeente een verzoeking om te gaan denken dat men op de verkeerde weg is. Jezus bemoedigt zijn gemeente echter. Dwars tegen deze haat in zal de heilige Geest de leerlingen blijven duidelijk maken wie Christus werkelijk is: de ware wijnstok, die dankzij zijn trouwe volhardende leerlingen veel vruchten zal voortbrengen, tot in lengte van dagen.
Deze exegese is opgesteld door Hein Jan van Ogtrop.