Ik, ik!
Bij Matteüs 20,1-16 [de gelijkenis van de werkers in de wijngaard]
Vandaag is een heel speciale dag in de buurt: het is Voor wat, hoort wat-dag. De kinderen in de buurt weten goed wat dat betekent. Elk jaar is het klusjesdag in de buurt. De kinderen kunnen met de klusjes iets moois verdienen. En dit jaar is het iets geweldigs. Het staat op een aanplakbiljet bij het buurthuis: een dagje naar de Efteling. Wie wil dat nou niet?
Aan het begin van de dag staat al een groepje kinderen te dringen bij het buurthuis. Juf Meta van het buurthuis begint de klusjes uit te delen: ‘De straten moeten geprikt, want er ligt zwerfvuil in de struiken.’
‘Ik, ik!’ roepen de kinderen om het hardst. Ze zien zichzelf al in de achtbaan in de Efteling. De kinderen die het hardst roepen krijgen de grijpers en prikstokken en kunnen beginnen.
Na een uurtje staan er weer kinderen voor het buurthuis. Nu moet de zolder worden opgeruimd. Weer roept een groep kinderen: ‘Ik, ik!’ Zij willen ook graag naar de Efteling, wat dacht je. Je hoort hun voeten roffelen op de trap naar boven.
Na de middagpauze zitten er kinderen op het bankje voor het buurthuis. ‘Moeten jullie niet naar de Efteling?’ vraagt juf Meta.
‘Maar we zijn toch al veel te laat?’
‘Welnee, kom maar gauw, ik heb nog wel een klusje. Alle planten uit het buurthuis moeten naar buiten. Er moet nieuwe aarde in de potten.’
Dat blijkt nog een heel werk, want in het buurthuis staan erg veel planten, een hobby van juf Meta. Als het buurthuis al bijna dicht gaat, ziet juf Meta Peter lopen op straat. Ze wenkt hem: ‘Peter, moet jij niet naar de Efteling?’
Peters ogen beginnen te glimmen. ‘Kan dat dan?’
‘Ja, maar je moet er wel wat voor doen.’ Peter moet de prullenbakken legen. Dat is het laatste.
Dan gaat het buurthuis dicht en juf Meta deelt de kaartjes voor de Efteling uit.
Als eerste krijgt Peter een kaartje. De kinderen die vanochtend al begonnen zijn en zo hard ‘Ik, Ik!’ hebben geroepen, en de hele dag hebben geklust, vinden dat niet eerlijk.
Wat vind jij?