‘Ik kom spoedig’
Zevende zondag van Pasen – Exaudi (1 Samuel 12:19b-24, Psalmen 31:1-9 (Psalmen 97), Openbaring 22:12-21 en Johannes 14:15-21)
In de kerk lezen we na de viering van Hemelvaart en in afwachting van Pinksteren hoe Jezus spreekt over ‘de Geest van de waarheid die altijd bij jullie zal zijn’ (Johannes 14:17). Hij belooft voor de nabije, maar ook voor de verre toekomst: ‘Ik zal jullie niet als wezen achterlaten, Ik kom naar jullie toe’ (14:18). Hoe kan een gemeente die Jezus niet ziet, in de wereld haar inspiratie en geloof bewaren?
Dit fragment komt uit de tafelgesprekken, de donderdagavond voordat Jezus wordt overgeleverd. Toen was de vraag: Hoe moet het verder met de leerlingen als Jezus, de Meester, niet meer bij hen is? De leerlingen stellen in Johannes 13-16 korte vragen. De lezende gemeente kijkt terug op de tijd dat Jezus onder de mensen was en vooruit naar de tijd dat Jezus niet op aarde als mens onder de mensen leeft. In de bekende, steeds dieper cirkelende stijl van Johannes gaat Jezus tot het einde van hoofdstuk 16 op elke vraag in.
Hoe verder?
De overige lezingen vragen in verschillende situaties: Hoe verder? De antwoorden vinden we bij de Eeuwige. Hij werpt een licht van hemelse vreugde, trouw en geborgenheid over het leven van de mensen – ook de mensen van Jezus – in de wereld. Samuel verzekert het boetvaardige volk dat de Heer het niet in de steek zal laten ‘ter wille van zijn grote Naam’ (1 Samuël 12:22). Blijf trouw en Hem toegedaan (1 Samuël 12:20.24). Psalmen 31 bidt vol vertrouwen om verlossing en recht voor wie schuilt bij de Heer. Psalmen 97 is een lofzang op de Heer, de rechtvaardige koning, de hoogste op heel de aarde. In Openbaring 22:12-21 krijgt ‘Johannes’ van de engel de opdracht om de hele profetie bekend te maken. Het is zover! Dan spreekt Jezus zelf: ‘“Ik kom spoedig!” Gelukkig is wie zich houdt aan de profetie van dit boek (…) “Ik ben de alfa en de omega (…) het begin en het einde, de telg van David, de stralende morgenster” (…) Kom!’ (vrij naar: Openbaring 22:7 (vgl. 1:3); 22:12-13.16-17).
‘Hebt elkaar lief’
Jezus liefhebben is: zijn geboden ‘houden’ (Gr.: tèreoo, Hebr.: sjamar: ‘bewaren door ze te doen’ – Johannes 14:15). Jezus liefhebben is actie naar de mensen toe. Zoals Hij meermalen zegt: ‘elkaar liefhebben’ (13:34; 15:12.17). Liefhebben is niet een aangenaam gevoel vanbinnen. Zo’n aangenaam gevoel zou je ‘lief vinden’ kunnen noemen, zo leerden wij van prof. dr. Hendrik Berkhof. Iemand ‘liefhebben’ zoals Jezus gebiedt, betekent dat je die ander het leven gunt, de ruimte geeft om tot haar recht te komen. Dat gaat als vanzelf met mensen die je lief vindt. Het is moeilijk met mensen die je niet lief vindt. Maar het moet wel. Jezus gebiedt het. Je kunt je toch niet voorstellen dat de Eeuwige ‘de wereld’ lief vindt, maar Hij hééft haar wel lief (Johannes 3:16)! Als Jezus weg is, roept Hij er een pleitbezorger bij – ook wel Helper genoemd, of Trooster. Deze ‘Geest van de waarheid’ zal in de leerlingen blijven wonen (14:16-17).
Inwoning van de Geest is net zo nuchter als de liefde. Ze is niet de aanjager van een individuele extase die ons een transcendente ervaring geeft. Ze laat de gemeente de waarheid van ons leven op aarde zien: de Zoon bidt dat zijn mensen midden in ‘de wereld’ (Gr.: ho kosmos) worden bewaard (zie Johannes 17:11-12.15).
De wereld kent de Geest der waarheid niet
Het Johannesevangelie richt, hier tussen Hemelvaart en Pinksteren, ónze blik al op de jaarlijkse viering van de uitstorting van de Geest. Binnen de grenzen van het verhaal spreekt Jezus met het oog op zijn vertrek uit deze wereld, op zijn verblijf bij de Vader en op zijn wederkomst. Al die tijd zullen de leerlingen, en ook de gemeente die dit leest, met Hem en de Vader verbonden blijven, zij het heel anders dan ze gewend waren. En ‘de wereld’, de kosmos? Die staat in het evangelie voor alle krachten en machten die Gods werken proberen te vernietigen. Ons wil ze verleiden te geloven in haar doodsdrift als de waarheid. Ze geeft zich niet gewonnen aan de liefde van de Eeuwige die zijn Zoon stuurde om de wereld te redden (Johannes 3:17) – een bitter raadsel. Jezus is het ware licht (Johannes 1:9). Hij brengt leven, Hij brengt vrede. Hij leert ons de waarheid. Hij is zelf de Waarheid, het levende Woord van God. De wereld kan de ‘Geest van de Waarheid’ niet ontvangen, want ze ziet Hem niet en ze kent Hem niet. Ze wil alleen maar duisternis, dood en oorlog, de ondergang van de schepping. Zolang Jezus leeft als mens, kan de wereld Hem in zijn menselijke, sterfelijke gestalte zien. Ze heeft tegengewerkt en toegekeken tot Hij dood was, ze ziet nu niet dat Hij leeft. De leerlingen hebben deel aan het diepe en intieme ‘kennen’ van Jezus zoals we dat al eeuwen vinden in het Oude Testament (Hebr.: jada‘). De band van de leerlingen met Jezus blijft bestaan. Ze zullen Hem blijven zien, zij leven ook. Het is als met de band van Jezus met de Vader. Hun kennis en hun begrip van de band tussen hen en de Vader, de Zoon en de Geest, blijft vooralsnog begrensd tot wat mensen kunnen zien en kennen (14:20). De Geest van de waarheid bewerkt dat in de gemeente.
Het evangelie begon vandaag zo: ‘Als je Mij liefhebt, houd je dan aan mijn geboden.’ Het eindigde met: ‘Wie mijn geboden kent en zich eraan houdt, heeft Mij lief. Wie Mij liefheeft, zal de liefde van mijn Vader en Mij ontvangen, en Ik zal Mij aan hem bekend maken.’ En nu op naar Pinksteren…
Deze exegese is opgesteld door Hans Fortuin.