Menu

Premium

In ‘s Heren Naam: Jezus

Bij Numeri 6,22-27, Handelingen 4,8-12 en Lucas 2,21

Vandaag, op de eerste dag van het ‘jaar onzes Heeren’ 2018 staat de Naam centraal. We beginnen elk nieuw jaar anno Domini met de naamdag van Jezus. In de kerkelijke traditie is 1 januari de achtste dag van Jezus’ leven (zijn geboortedag op 25 december meegerekend) en daarmee de dag van zijn besnijdenis en naamgeving. Het is logisch en theologisch zinvol dat 1 januari de naamdag van Jezus is.

Nomen est omen

‘What’s in a name?’ of Hollandser: ‘Als het beestje maar een naam heeft!’ Toch doen we ons best om onze kinderen een mooie naam te geven en negatieve associaties te voorkomen. Met die naam geef je iets mee – al is het maar dat je die naam zelf (samen) mooi vindt. Maria mocht niet zelf kiezen. Zij kreeg een sprekende naam om aan haar zoon te geven: Jezus – de Heer redt (Lucas 1,31-33; Matteüs 1,21). Omineus: een voorteken! Zelfs meer dan dat: Gods belofte! De Heer is in Jezus reddend aanwezig. Zoals eerder bij zijn naamgenoot Jozua, maar nu niet alleen voor Israël. ‘In Jezus’ naam’ werd geen merk of stopwoord voor de leerlingen, maar de kracht van de belofte dat de Heer hen verhoort, zoals in Handelingen 4.
De naam van Jezus op 1 januari creëert een setting voor het nieuwe jaar: de komende 52 weken, die elk beginnen met een ‘dag des Heren’ – met vieringen in zijn naam – staan in het teken van Jezus’ naam. We beginnen aan onze goede voornemens samen met Hem. We bidden in zijn naam om zegen over de komende 365 dagen van het jaar.

Toewending en toewijding

Jezus’ naam zet de toon. Hij wijst ons op Gods belofte en hij zet de toon voor het jaar. Zo heeft Jezus’ naamdag twee kanten: toewending en toewijding. God keert zich naar ons toe en nodigt ons tot bekering en navolging. Dit geldt ook voor de zegen: de Heilige wordt de Aanwezige, ondanks onze onreinheid, en wil ons tot zijn heilig volk maken. Zo vloeien ook in Numeri de thema’s van Gods leiding en de opwekking tot heiligheid ineen. In de zegen belooft God zijn aanwezigheid en vraagt om gerichtheid op Hem. Deze twee hoofdbestanddelen van zegen vinden we ook elders in de Tora, zoals in Deuteronomium 33,3 waar van Gods liefde en zijn onderwijs sprake is. De heilzame toewending van Gods aangezicht geeft (zicht op) redding (Psalmen 80,20) en biedt de veilige omstandigheden voor een heilig leven. De termen bewaring en vrede wijzen hierop; dit is ons troostvolle perspectief in tegenspoed. De toewending in de zegen kan zelfs zo ver gaan, dat God naast zijn onderwijs ook de kracht geeft om het in de praktijk te brengen. Zo krijgt toewijding het karakter van overgave.

Zegenen in de Naam

In dit licht kan ook de rol van de priester worden besproken. Hij heeft weliswaar de opdracht om het volk te zegenen, maar dat doet hij om de Naam van de Heer op het volk te leggen. Hij voert daarmee een opdracht van de Heer uit, die het volk bepaalt bij zijn Naam als ‘de actief aanwezige’: de Heer wil bij zijn volk zijn en het zegenen. De Naam creëert in zekere zin een volmacht, maar voorkomt een magische praktijk van ‘de-Heer-op-afroepbasis’; Hij zegent.
Doordat de Heer het volk zijn Naam oplegt, draagt het volk zijn Naam. Deze zegenende toewending verlangt toewijding: heiliging is het visitekaartje van Gods volk, waarmee het als gezegende een teken van Gods aanwezigheid is. Toont de dichter van Psalmen 67 zich van zo’n rol bewust, dat door hem te zegenen de volken God zullen loven?

Wanneer het opleggen van de Naam leidt tot het dragen van de Naam, kan dit ook geconcretiseerd worden in het dragen van tekens zoals dat van de enige God in Deuteronomium 6,4-9. Het letterlijk dragen van de Naam van de Heer sluit aan bij een Egyptische traditie. Al rond de veertiende eeuw voor Christus ontstond hier een naam-theologie, die de naam in de vorm van een standaard als teken van de heiligheid van de koning zag en de koningsnaam als zelfstandige grootheid een beschermende functie toeschreef.[1]

De Geest en de Naam

Handelingen 4 verbindt de Naam met de Geest. Vers 7 geeft een voorzet met de vraag: ‘Door welke kracht of door welke naam doen jullie [stelletje…][2] dit?’ Lucas expliciteert het eerste element (kracht) narratief door zijn verhaal te vervolgen met ‘vervuld met de heilige Geest’ (vgl. Marcus 13,11). De term ‘naam’ gebruikt hij als voorbereiding van de kern van Petrus’ antwoord: ‘door de naam van Jezus’. Petrus’ verdediging verklaart hem Jezus’ volgeling in goede werken. Door ‘de oversten en oudsten’ te verwijten dat zij Jezus verworpen hebben, wordt Petrus van beschuldigde aanklager. Na de lichamelijke genezing van de lamme ‘in Jezus’ naam’ (Handelingen 3,6-8) trekt Petrus het breder en wijst op Jezus (‘door niemand anders’) en zijn naam waarin heelheid/heil is. Vertaling van de strekking met ‘deze ene naam is gegeven’ focust op de mogelijkheid van heil in die naam, zonder zich te hoeven afvragen in welke namen er geen heil zou zijn. De jahwistische naam ‘Jezus’ benadrukt het reddend handelen van de Heer. De Heer, ‘de actief aanwezige’, kreeg in Jezus mensenhanden; en na zijn opstanding vervult de heilige Geest de kerk, zijn lichaam. Zo is God handelend aanwezig, en dit wordt bemiddeld door hen die in zijn Naam (Heer, Jezus) handelen; zo zegent de heiligende Geest.

Wellicht ook interessant

None

Kierkegaards taak

Søren Kierkegaard (1813-1855) beschouwde het als zijn voornaamste taak om mensen opmerkzaam te maken. Dat klinkt vrij bescheiden. Hij zegt niet dat hij mensen wijzer wil maken of veranderen, hij wil niets uitleggen, geen beweging starten, geen revolutie in de theologie of in de maatschappij in gang zetten – hij wil alleen maar opmerkzaam maken. Maar Kierkegaard zelf ziet dat opmerkzaam maken helemaal niet als een bescheiden opgave, integendeel. Als hij in 1855 op 42-jarige leeftijd op straat in Kopenhagen in elkaar zakt, en een paar weken later overlijdt, is hij ‘op’. Wat ook precies de lichamelijke oorzaak van zijn overlijden is geweest, hij had alles gegeven om zijn lezer, de ‘ene lezer’5 waar het hem altijd om ging, opmerkzaam te maken.

None

En in één Heer, Jezus Christus

‘Jezus is Heer’ is de centrale belijdenis van het Nieuwe Testament. Het is een geweldige bemoediging in een context waarin we ons vaak klein en machteloos voelen tussen allerlei machten die ons leven bepalen. Politieke machthebbers die koste wat kost hun invloedssfeer willen vergroten; economische systemen die het moeilijk maken om voor de zwakken en de aarde op te komen; persoonlijke verslavingen die ons gevangenhouden. Veel mensen in de marge van de maatschappij weten dat natuurlijk allang. Voor mijzelf hebben acht jaar in de Centraal Afrikaanse Republiek, één van de armste en onrustigste landen in Afrika, bijgedragen aan dat bewustzijn. Het is de laatste jaren versterkt door politieke ontwikkelingen in de Noord-Atlantische wereld waar ik me toch lang veiliger heb gevoeld.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Premium

Nachtelijke Wijsheid

Vanaf de oorsprong klinkt Gods stem over schepping en geschiedenis van mensen (Ps. 29). Dit goddelijk spreken van wijsheid ervaren de eerste christenen in Jezus. Zoals regen neerdaalt uit de hemel en de aarde doordrenkt om daarna tot God terug te keren, zo is het ook met Jezus. In die beweging weet de gemeenschap rond Johannes zich opgenomen. Het laat hen opnieuw geboren worden als Gods kinderen, in een leven met eeuwigheidswaarde. Vanuit dit inzicht gaan ze in gesprek met hun joodse geloofsgenoten.

Nieuwe boeken