Menu

Premium

Jona’s vlucht voor en redding door JHWH

Alternatief bij 13e zondag van de zomer (Jona 1–2)

Het profetenboekje Jona wordt in de joodse traditie gelezen in de lange synagogedienst op Jom Kipoer, Grote Verzoendag, de heiligste van alle joodse feestdagen. De samenstellers van het Oecumenisch Leesrooster stellen daarom voor om het dit jaar als alternatieve lezing te lezen op twee achtereenvolgende zondagen die min of meer samenvallen met Rosj Hasjana, het joodse Nieuwjaar (15-17 september 2023), en Jom Kipoer (24-25 september 2023) en zodoende aan te sluiten bij de joodse feestkalender.

Rosj Hasjana (Hebr.: r’osj hasjanah, ‘hoofd van het jaar’) wordt beschreven in Leviticus 23,24, Numeri 29,1 en genoemd in Ezechiël 40,1; Grote Verzoendag (Hebr.: jom kippoer, ‘dag van verzoening, boete’) in Leviticus 16 en 23,26-32 en Numeri 29. De tien dagen tussen Rosj Hasjana en Jom Kipoer brengen de joden door met bidden en het doen van boete voor hun zonden. Zij vragen tijdens deze tien bekeringsdagen vergeving aan ieder die zij misschien hebben gekwetst. Alleen dan kunnen ze ook JHWH om vergeving vragen. Jom Kipoer zelf is een vastendag waarop de joden vijfentwintig uur lang geen brood eten of water drinken. Zij brengen dan bijna al hun tijd door in de synagoge, vaak gekleed in een ‘kittel’, een wit linnen gewaad.

JHWH en Jona

In het boek Jona is JHWH de centrale figuur en is zijn ‘profeet’ – het woord wordt niet genoemd – zijn tegenspeler. De Godsnaam JHWH komt er maar liefst 26 keer in voor, het woord ‘God’ 16 keer, en ‘Jona’ 18 keer. De zeelieden en hun kapitein, de ‘mannen’ van Nineve en hun koning spelen daarmee vergeleken slechts bijrollen. Ook in de Tora en de vroege profeten treedt JHWH wel op als verteller, bijvoorbeeld in de Eliageschiedenis (1 Kon. 18vv.), volgens Karel Deurloo een van de voorbeelden voor het boek Jona.1 In Jona krijgt JHWH’s handelen echter haast surrealistische, en Jona’s reacties daarop bijna karikaturale trekken.

De auteur laat duidelijk merken dat hij een fantastische vertelling vertelt: hij laat JHWH als de oppergod Zeus een grote wind op de zee slingeren (1,4) en in een handomdraai een grote vis beschikken (2,1). Het stillen van een storm, als beeldspraak voor JHWH’s ingrijpen in de wereld van de gojim (vgl. bijv. Ps. 46), gebeurt hier letterlijk en wordt tot een Godsopenbaring voor de zeelieden. Al het directe spreken en handelen van JHWH is daarentegen op Jona gericht, die is ‘weggevlucht’ van zijn aangezicht (1,3) en steeds dieper is ‘afgedaald’ (Hebr.: jarad – 1,3.3.5; 2,7), naar Jaffa, het schip, het achterste ruim daarvan, de zeebodem: weg van Jeruzalem.

De ‘oecumene’ der zeelieden en Jona

De zeelieden vertegenwoordigen duidelijk de gojim (‘volkeren’, ‘heidenen’) omdat zij (henotheïstisch) hun eigen godheid vereren: ‘Ze schreeuwen ieder tot zijn god (…)’ (1,5). Jona gedraagt zich niet solidair met deze ‘oecumene’. Hij ligt te ronken en de kapitein moet hem wakker schudden: ‘Sta op, roep tot jouw God! Misschien (…)’ (1,6). Maar dat doet Jona niet. De zeelieden blijken uiterst humaan, voeren de uitslag van de lotsbeschikking niet meteen uit en werpen Jona nog niet in zee. Ze stellen hem vragen waarbij ze zo beleefd zijn om de heikele vraag naar zijn God te omzeilen. In zijn antwoord noemt Jona zichzelf met de internationale benaming een ‘Hebreeër’, waaraan hij een aanwijzing voor zijn religie toevoegt: hij vreest JHWH, de ‘God van de hemel’ (1,9); ook dat laatste is een internationale term in de godenwereld van het oude Midden-Oosten.

Nu Jona hun meedeelt dat hij JHWH vreest, weten de mannen dat hij voor JHWH op de vlucht is, en Jona’s vrees maakt hun eigen vrees voor de storm tot een grote vrees (1,10). Vervolgens is voor de zeelieden alleen de Godsnaam JHWH nog van belang. Ze bidden: ‘Ach JHWH (…) want, Jij, JHWH, doet zoals het Je behaagt!’ (1,14). Met deze impliciete geloofsbelijdenis citeren ze Psalm 115,3 waar Israël de gojim antwoordt: ‘Onze God is in de hemel, Hij doet alles zoals het Hem behaagt.’ De zeelieden worden na de Godsopenbaring dus bekeerlingen, wat ze bevestigen met een liturgische handeling: ze offeren een slachtoffer voor JHWH en beloven geloften (1,16), zelfs nog voordat Jona daarvan spreekt in zijn psalmgebed in de buik van de vis (2,10).

Jona’s psalmgebed

Met zijn niet erg boetvaardige maar wel vrome psalmgebed blijft Jona ook als deserteur Israël vertegenwoordigen: het bestaat bijna helemaal uit psalmcitaten. Het gebed bestaat uit 39 + 3 + 39 = 81 Hebreeuwse woorden. In de drie dagen en nachten in de buik van de vis zingt Jona dus een lied van 3 x 3 x 3 x 3 woorden.

Alleen in het midden staan een paar nieuwgevormde verzen, waarvan vooral de drie Hebreeuwse woorden precies in het midden een bijzondere betekenis hebben. Die middelste drie woorden luiden: ‘riet was gewonden om mijn hoofd’ (Hebr.: soef chabhoes ler’osji – 2,6c). Door de ‘zee’ heen, met ‘riet’ omwonden komt Jona op het ‘droge’ (2,11, conform 1,9.13). Het laatste vers van zijn gebed, ‘van JHWH komt de bevrijding’ (2,10c) beschrijft Jona’s ervaring in deze context dus analoog aan de doortocht van Israël door de ‘Rietzee’ op het ‘droge’ (Ex. 14,16). In vrijere vertalingen als die van de NBV21, die het Hebreeuwse soef vertaalt met ‘wier’, is die analogie niet langer hoorbaar.

Met het lezen op Rosj Hasjana van de bekering van de zeelieden en JHWH’s redding van Jona uit de buik van de vis zijn de tien boete- en bekeringsdagen ingezet. Het verhaal van Jona en JHWH gaat volgende week verder, op Jom Kipoer.

Deze exegese is opgesteld door Lidwien van Buuren.

  1. Vgl. K.A. Deurloo, YHWH in den Büchern Ruth und Jona. In: K.A. Deurloo, B.J. Diebner (Hrsg.), YHWH – Kyrios – Antitheism, or The power of the Word. Festschrift für Rochus Zuurmond, Dielheimer Blätter, Beiheft no 14, Heidelberg 1996, 105-116. ↩︎

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken