Menu

None

Kerksluiting vooral een groepsproces? – door Mr. drs. J.C. Schaap

De komende tien jaar zullen er in Nederland circa 1100 kerkgebouwen gesloten worden. Dat is 110 sluitingen per jaar, oftewel: ruim twee sluitingen per week. Het gaat dan over 25% van alle huidige kerkgebouwen. Veel betrokkenen zullen dan dit handboek Meer dan hout en steen willen raadplegen. Een boek dat een soort coproductie is van protestant en katholiek Nederland, met aandacht voor juridische en pastorale aspecten en voor erfgoed en cultuur. Het is wetenschappelijk en praktisch.
Perspectieven
In het eerste deel, Perspectieven, schetst Henk de Roest de achtergronden van kerksluiting. Wat zijn de oorzaken? Hij somt een groot aantal factoren op die wisselend worden gewogen. Zoals de leiding van de kerk, demografische factoren als mobiliteit en moderne communicatiemiddelen, de afname van middelen en mensen (speciaal de jongeren), verschuiving van de betekenis van de kerk voor het geloof (een cultuur van kiezen in plaats van plichten), samenwerking met andere kerken en zeker ook: innerlijke secularisatie wanneer ook kerkmensen vervreemden van de kerk. Er is een relativisme binnen de kerken gekomen dat fataal wordt geacht voor gezamenlijk gedeelde overtuigingen (blz. 51). Opvallend is de uithaal naar autonomie: Wie autonomie hoog in het vaandel heeft staan, moet weinig van een kerk, en overigens ook weinig van een religieuze levenshouding in het algemeen, hebben(blz. 61). Opvallend is ook de slotzin van dit hoofdstuk: ‘Ook na 2020 zijn er nog meer dan 3000 kerkgebouwen in Nederland’ tenzij het Koninkrijk van God morgen aanbreekt en de mensen zullen kunnen wonen in een huis met vele woningen. (blz. 75).
Plaatsbepaling
Het tweede deel, door Jaap Broekhuizen en Door Jelsma, is geschreven vanuit het perspectief van juridische regelingen en religieus erfgoed. Het schetst de hoofdlijnen van juridische procedures en de mogelijkheden van de overgang van traditioneel gebruik naar herbestemming. Verschillende regelgevingen van ruimtelijke ordening en monumentenbescherming passeren de revue. Het hoofdstuk is indrukwekkend actueel, wat onder andere blijkt uit de verwijzing naar de net verschenen publicatie van de Rijkdienst van het Cultureel Erfgoed: Een toekomst voor kerkgebouwen.
Niet iedereen zal deze juridische stof even boeiend vinden, maar het staat wel met beide voeten in de praktijk waarmee kerkbesturen en eigenaren te maken krijgen. Dat geldt zeker ook voor de opmerkingen over subsidie en bijvoorbeeld crowd-funding, waarbij veel kleine bijdragen een grote investering vormen. Dit deel geeft het boek een stevige basis. Alleen leert de praktijk dat juist deze regelingen zeer snel wijzigen.
Processen
Het derde deel, over Processen, vormt het leeuwendeel. Het zoomt in op de betrokkenen met hun gevoelens en belevingen. De pijn van het loslaten, de gevoeligheden van de procedures en communicatie. Gepleit wordt voor projectmatig werken in verschillende fasen wanneer kerksluiting dreigt. Hier wordt geput uit de ervaringen van het kerkelijk opbouwwerk (blz. 167). De vraag naar de factoren die leiden tot sluiting komt nu in organisatorische zin aan de orde: afnemende middelen, afnemend ledental, afnemende kwaliteit van de leiding en toenemende kosten van de gebouwen. De adder onder het gras kan dan zijn dat men het druk krijgt met het instandhouden van wat toch wegvalt, dat noodzakelijke vernieuwing uitblijft. Er komt geen impuls tot innovatie, ook niet vanuit de actieve kern. De horizon is beperkt tot hooguit het maken van meer reclame (blz. 195). Dit zijn uitdagende opmerkingen, zoals ook de vraag: ‘Waartoe heeft God ons in deze situatie geroepen? (blz. 198).’Vervolgens gaat het echter weer over vragen naar variatie in exploitatie, jaarrekeningen en begrotingen.
Hierdoor blijft de sfeer voor mij wat afstandelijk, zoals bij de analyse van de verschillende verantwoordelijkheden van kerkenraad, gemeente en kerkrentmeesters. Natuurlijk is een drievoudige reflectie van de voorganger als persoon, professie en ambt van belang, maar het blijft naar mijn gevoelen wat verafstaan van de ook genoemde boosheid en verdriet van alle of vele betrokkenen.
De vraag is of kerksluiting in termen van een collectief rouwproces uitgelegd moet worden
Het denkraster is dat van een rouwproces (blz. 237). De inzet is het collectief en men werkt met modellen van conflicten. Verbazingwekkend is het citeren van het Harvard-model voor onderhandelingen op blz. 246, zonder enige bronverwijzing! Ook daar ontbreekt uitgerekend het belang van het individu, die ene specifieke kerkmens die met al zijn vallen en opstaan zijn godshuis ziet wegvallen. Het vaak aan dit schema gekoppelde commitment aan de gemaakte keuzes blijft hier onderbelicht: hoe zet men de gemaakte keuze in de praktijk voort? Gaat men inderdaad verder in het nieuwe kerkgebouw of haakt men na kortere of langere tijd toch af? Transitiepastoraat (overgangspastoraat van de oude naar de nieuwe kerkplek) wordt vooral groepsmatig ingevuld: ‘Vooral de heilzame werking van groepssamenkomsten is immers zeer opmerkelijk. Voor velen is het de eerste kennismaking met groepspastoraat'(blz. 273).
Voor de transitie van het ene naar het andere gebouw reikt het handboek allerlei rituelen aan. Bijbelteksten waarin pelgrims- en nomadenspiritualiteit naar voren komt, worden onder de aandacht gebracht, verwijzingen naar Psalmen, Abraham, Handelingen en Pinksteren. Gelukkig roept het boek zichzelf tot de orde met de opmerking dat de herkenning in die Bijbelverhalen slechts gedeeltelijk is, geforceerd over kan komen en als een soort legitimatie misbruikt zou kunnen worden ( blz. 281). Zonder dat zou bijna de indruk gewekt kunnen worden dat kerksluiting in een processie-tocht van pelgrims omgezet wordt. Maar inderdaad lijkt het wel een zwerftocht als mensen van het ene naar het andere gebouw moeten trekken en even later opnieuw.…
Openbreken
Het handboek is een uiterst belangrijke publicatie voor allen die bij de ernst van kerksluiting betrokken zijn. Het geeft vele praktijkvoorbeelden, waardevolle informatie, suggesties en tips. Maar of kerksluiting vooral in termen van een collectief rouwproces uitgelegd moet worden, zoals hier gebeurt, lijkt mij de vraag. Is de laatste dienst in een kerkgebouw inderdaad zoiets als een begrafenis (blz. 282)? En zo ja: van wie dan, van wat? En om in dat beeld te blijven: was het een natuurlijk overlijden of was het niet-natuurlijk? Moord, doodslag, zelfmoord? Voor de verwerking, beleving en toonzetting levert dit grote verschillen op. Het handboek lijkt uit te gaan van: de noodgedwongen begrafenis van de kerkgemeenschap die straks op een andere plaats weer op moet staan. Dat kan natuurlijk zo zijn, maar als je die noodgedwongenheid niet zo beleeft, dan wordt alles toch anders?
Maar los van dat collectieve aspect: zijn voor velen de aanvechtingen niet heel persoonlijk en veel dieper? Is een kerksluiting niet de begrafenis van God die ik door mijn ontrouw en laksheid heb laten doodbloeden? Heb ik mijn ouders en voorgeslacht verraden door deze kerk op te moeten geven? En mijn kinderen die ik geen kerk kan overdragen? Is het geen oordeel Gods? En dan ook: God, God, waar blijft U met uw wonderen?
Er zou een theologie van het kerkgebouw ontwikkeld moeten worden met thema’s als: Waarom hebben we gebouwen nodig, wat willen we ermee, wat dragen ze bij aan een goede wereld, wat betekenen ze voor geloven en wat niet. Kunnen we zonder? Zo nee: waarom niet? Als dat helder is, kunnen we kerkgebouwen, en het sluiten of bouwen ervan, wellicht beter plaatsen in ons collectieve en persoonlijke geloofsleven. Namelijk als een middel, gericht op een groter doel. Dan zou de discussie werkelijk open kunnen breken richting God. Richting Zijn en mijn loyaliteit aan de Goede Zaak.
Op deze wijze vraagt het boek nu al om een tweede druk, of een aanvulling met als variatie op de ondertitel: ‘De functie van hout en steen voor het geloofsleven van enkeling en gemeenschap.’

Mr. drs. J.C. Schaap is adviseur, mediator en interim-predikant, betrokken bij de protestantse gemeente Amstelveen. Het handboek Meer dan hout en steen is een uitgave van Uitgeverij Boekencentrum.
Woord & DienstDeze recensie verscheen in opinierend magazine voor protestants Nederland Woord & Dienst, jaargang 60 – nummer 11 – december 2011. Voor meer informatie en bestellen van dit nummer, klik hier.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken