Kerst vieren zonder kribbe en stal
Kerstdag (Jesaja 52:7-10, Hebreeën 1:1-12 en Johannes 1:1-14)
Hoe zeg je wat er met Kerst is gebeurd, als je er ook maar een beetje passend over wilt spreken? Welke woorden gebruik je? Welke tekstsoort is adequaat? Je hoeft niet, zoals Lucas, voor een verhaal van Jezus’ geboorte te gaan waarin diens betekenis voor gewone mensen op de voorgrond staat en de draagwijdte van zijn komst door de stem van engelen en van een rechtvaardige oude man wordt verwoord. De brief aan de Hebreeën en het Evangelie volgens Johannes vieren Kerst met andere tekstsoorten.
Jeruzalem ligt al een halve eeuw in puin als de profeet Jesaja de ruïnes oproept om te jubelen. Verandering is op komst. Cyrus II van Perzië, begonnen als vazal van het machtige rijk van de Meden, heeft deze verslagen. De val van het Nieuw-Babylonische Rijk zal niet lang op zich laten wachten. Voor Jeruzalem zal een nieuw tijdperk beginnen: vrede, troost, bevrijding, redding (Jesaja 52:7.9). De Eeuwige zal terugkeren naar zijn stad, actief en zichtbaar zijn koningschap uitoefenen, de vijanden verslaan en Jeruzalem herstellen.
God met ons
‘Oog in oog’ zullen zij het zien, de bewoners van Jeruzalem, dat God aanwezig is en het koningschap weer oppakt (Jesaja 52:7-8). Ingrijpende, lang verwachte gebeurtenissen, of zulke die elke verwachting te boven gaan en zich diep in het bewustzijn prenten, overtuigen de gelovige van Gods aanwezigheid. ‘God heeft zijn volk bezocht’, zegt Zacharias, vervuld met de heilige Geest, aanvoelend wat zijn net geboren zoon Johannes zou betekenen (Lucas 1:68). De Eeuwige komt uit zijn verborgenheid tevoorschijn en laat zijn macht zien, ‘heeft zijn heilige arm ontbloot’, zoals Jesaja het verwoordt (Jesaja 52:10), en ‘regeert als koning’ (Jesaja 52:7). Het kerstverhaal volgens Johannes gaat nog een stap verder. In Jezus wordt niet alleen de aanwezigheid van de Eeuwige voelbaar, maar het goddelijke Woord wordt tastbaar in de gedaante van een mens: ‘Het Woord is vlees geworden.’ Alsof het beeld van een bezoek van de Eeuwige om om te zien naar de zijnen en verlossing te brengen nog niet krachtig genoeg was (Lucas 1:68), laat Johannes het Woord zijn tent onder ons opzetten (Johannes 1:14).
Een nieuw tijdperk
Voor de bewoners van Jeruzalem begint een nieuwe tijd met de aanstaande val van Babylon. Voor de geschiedenis van de Eeuwige met de wereld is volgens de brief aan de Hebreeën met Jezus’ komst definitief een nieuwe tijd aangebroken. Voor de schrijver van deze brief is de geschiedenis een geschiedenis van Gods spreken tot zijn mensen, eerst op menigerlei manier door de bemiddeling van profeten en nu door zijn Zoon (Hebreeën 1:1-2). Beide communicatiewegen, het spreken door de profeten en het spreken door zijn Zoon, staan parallel aan elkaar; zelfs de Griekse zinsbouw is volledig parallel. Alleen: het spreken door zijn Zoon gebeurt in een ander tijdperk. Ooit gold het spreken de ‘vaders’, maar nu ‘ons’, de mensen van nu. Dit tijdperk van het spreken door de Zoon is het laatste tijdperk. Gezien vanuit de eenentwintigste eeuw worden alle generaties sinds Jezus samengenomen; zij allen zijn de geadresseerden van Jezus’ spreken. Kerst kenmerkt dus het begin van een nieuwe fase in de geschiedenis van de Eeuwige met de mensen. De schrijver van het evangelie volgens Johannes ziet dit net zo. Eigenlijk kent hij slechts twee tijdperken: de tijd waarin het Woord bij God was (Johannes 1: 1) en de tijd vanaf de vleeswording van het Woord (Johannes 1:14).
Die de wereld schraagt
Je kunt over Kerst niet spreken alleen in termen van gekomen zijn, bezoeken en woning nemen. Al gauw heb je het over degene die gekomen is en zijn betekenis. De vreugdebode uit Jesaja kondigt vrede, goed nieuws en redding aan (Jesaja 52:7). Met Matteüs (1:21) mogen we met Kerst in het woord ‘redding’ (Hebr.: jesjoe‘ah) een verwijzing naar de naam van Jezus horen: Kerst betekent redding op komst. Jezus weerspiegelt de luister van de Eeuwige, is de stempelafdruk van Gods werkelijkheid (Hebreeën 1:3). De schrijver van Hebreeën kan zich niet inhouden: het klopt weliswaar, voor de komst van de Zoon heeft de Eeuwige door profeten gesproken, maar je moet niet denken dat de Zoon uitsluitend bij het nieuwe tijdperk hoort. Door Hem zijn de eeuwen gemaakt, Hij houdt alles overeind en nu zit Hij aan Gods rechterzijde, heeft dus een hogere positie dan wie dan ook (Hebreeën 1:2-4). Johannes stemt ermee in: inderdaad, het Woord was er vanaf de schepping, sterker nog, door dit Woord is alles ontstaan (Johannes 1:1-3.10). Het Woord is de gever van alle leven, is het leven zelf, is het licht dat leven pas mogelijk maakt (Johannes 1:4-5.9). Aan het Woord heeft de wereld alles, maar dan ook alles te danken. Elke mens heeft zichzelf aan het Woord, aan het licht te danken. Met Johannes gesproken viert met Kerst de wereld de komst van haar veroorzaker, het individu de oorzaak van zijn bestaan.
Andermans woorden
Als je iets overkomt wat je verwachtingen en voorstellingsvermogen te boven gaat, willen de actueel beschikbare woorden soms tekortschieten. Je leent reeds bekende formuleringen en teksten om uit te drukken wat je voelt en wilt zeggen. Zo ook de bijbelschrijvers. Johannes vindt de meest passende manier om over Kerst te spreken een (bij zijn luisteraars) bekende hymne over het Woord, de logos, die allerlei denkbeelden uit de mythologie en de wijsheidstraditie activeert. Hebreeën gebruikt belijdenisachtige, misschien uit een hymne over Jezus afkomstige formuleringen (Hebreeën 1:2b-3), veel citaten uit de Schriften (Hebreeën 1:5-12), en natuurlijk, waar hij zelf aan het woord is, een bijzonder plechtige taal (Hebreeën 1:1-4). Het is goed als we Kerst vieren met verheven woorden, met liederen en met het luisteren naar bijbelteksten.
Deze exegese is opgesteld door Martin Ruf.