Meer dan Christus is niet nodig
Allerlei mensen zijn naar Jeruzalem gekomen, naar ‘het feest’: Pesach. Ook Jezus. Hij met een helder perspectief: nu gaat het gebeuren.
Allerlei mensen zijn naar Jeruzalem gekomen, naar ‘het feest’: Pesach. Ook Jezus. Hij met een helder perspectief: nu gaat het gebeuren.
De Eeuwige ingebroken in de tijd, de Allerhoogste afgedaald om zich te laten ontmoeten, God in de wereld. Meer dan woorden lenen zich beelden en metaforen om Epifanie te vertellen. Uit de schatkist van de traditie dient zich de lichtmetafoor aan en het beeld van de intocht van koning JHWH in Jeruzalem, luister en majesteit. Want Epifanie is voor het oog. Niet beeldloos geloven. Zien. En al ziende getuige worden.
Nadenkend over een gezamenlijke noemer van de teksten voor deze tweede zondag van de herfst kom ik uit bij mezelf als lezer. In alle drie de gevallen moest ik mijn eerste spontane reactie opzij schuiven en de teksten opnieuw benaderen. Pas met een andere invalshoek kon ik aspecten vinden die ik met de lezer van deze exegese wilde delen.
Hoe lees je de Schriften? In de evangelielezing stelt Jezus deze vraag aan zijn joodse medemensen te Jeruzalem die vinden dat Hij de sabbatregels schendt en het aanmatigend vinden dat Hij God zijn eigen Vader noemt. Door dit verhaal op te schrijven stelt de evangelist Johannes deze vraag aan zijn tijdgenoten, en deze vijfde zondag van de zomer speelt de vraag door aan ons, de lezers van het alternatief leesrooster en luisteraars en bezoekers van de diensten.
Individuele belangen te midden van Gods volk. Onder de twaalf stammen van Israël zijn ze even vaak te vinden als bij de mensen die Jezus voor zichzelf claimen. Rijst de vraag: Waar is God te vinden? Bij wie hoort Jezus?
Op deze derde zondag van de Veertigdagentijd nodigen drie teksten uit om vanuit de ervaring van de uittocht uit Egypte en Pasen terug te kijken naar de tijd daarvoor. Het verleden komt in een ander licht te staan, de betekenis van het heden komt scherper in beeld en minstens een deel van de huidige situatie krijgt een verklaring.
Romeinen 12:1-8, de brieflezing voor deze zondag, spoort de gelovigen aan zich als een levend offer in dienst te stellen van de Eeuwige, eenieder met de hem gegeven gave. De teksten uit Jeremia en Matteüs zoomen in op twee thema’s die aan de basis staan van een dergelijke overgave: luisteren en geloven.
Waar ben je? Met deze woorden eindigt de oudtestamentische lezing abrupt, veelzeggend en midden in het verhaal. Zij lenen zich als thema van deze eerste zondag van de Veertigdagentijd. Want deze vraag doelt op veel meer dan op informatie over de plaats van verblijf. Waar een mens zich bevindt, zegt iets over de weg die hij heeft afgelegd en over zijn perspectieven en mogelijkheden voor de toekomst. Mens, waar ben je na de gebeurtenissen in de tuin in Eden en waar ben je na de ‘gave der gerechtigheid’ (Romeinen 5:17)?
Hoe zeg je wat er met Kerst is gebeurd, als je er ook maar een beetje passend over wilt spreken? Welke woorden gebruik je? Welke tekstsoort is adequaat? Je hoeft niet, zoals Lucas, voor een verhaal van Jezus’ geboorte te gaan waarin diens betekenis voor gewone mensen op de voorgrond staat en de draagwijdte van zijn komst door de stem van engelen en van een rechtvaardige oude man wordt verwoord. De brief aan de Hebreeën en het Evangelie volgens Johannes vieren Kerst met andere tekstsoorten.