Kleine gemeente – wat nu?
Ouderlingenblad de geschiedenis door
In een jubileumjaar als Ouderlingenblad nu mag meemaken, is er alle reden om te vieren – dat dóén we ook! – maar ook om terug te kijken. Hoeveel is er, ook op kerkelijk en geloofsgebied, niet veranderd? Hoe gaan we daarmee om en waarderen we dat? En de belangrijkste vraag wellicht: hoe kijken we verder? Hoe zien we de (nabije) toekomst? Met deze vragen starten we in dit nummer een nieuwe rubriek: ‘Ouderlingenblad de geschiedenis door’. Hier de eerste terugblik, op kleine gemeenten…
In april 1997 verscheen een themanummer van Ouderlingenblad over kleine gemeenten. Aanleiding was om ‘eens positief en opbouwend over de kleine gemeente te schrijven.’ Er klonken inderdaad positieve verhalen, maar er was ook ruimte voor zorg. Veel had vandaag geschreven kunnen zijn. Over de vraag ‘Haalt de kleine gemeente het jaar 2000?’ kunnen we kort zijn: ja zeker!
We leven 25 jaar later. In de generale synode van de Protestantse Kerk is in 2020 het rapport ‘Lichter ingevuld’ aangenomen. De schrijvers hebben veel gesprekken gevoerd met gemeenten. Ze schrijven: ‘We bespeurden in deze gesprekken een groot verlangen bij kerkelijke gemeenten om actief en aanwezig te blijven in dorpen en wijken. Gemeenten willen graag het evangelie kunnen vieren, dienen en daarvan delen voor wie maar wil. Hoopvol? Zeker! Tegelijkertijd was er ook een grote zorg aanwezig.’ (p.4)
De onderstreping van het belang van de kleine gemeente sluit aan bij het pleidooi van Kor Schippers in 1997: ‘De kleine gemeente is gemeente in de volle betekenis van het woord. Zij is een volwaardige bouwsteen van de kerk…’ Het gemeente-zijn ‘in de volle betekenis van het woord’ brengt me bij een belangrijk aspect van het rapport ‘Lichter ingevuld’.
Als we spreken over de levensvatbaarheid van gemeenten moeten we ons niet alleen laten leiden door financiën, ledenaantallen en bestuurskracht. Het is goed ook te kijken of de essenties van kerk-zijn aandacht krijgen (zie Art. IV van de Kerkorde: eredienst, pastoraat, diaconaat, missionaire arbeid, geestelijke vorming). Dan krijg je een inhoudelijk gesprek. Als blijkt dat je niet aan alle essenties toekomt, komt de vraag op: wat kunnen we daaraan doen? Zelf of – misschien nog beter – in samenwerking met andere gemeenten? ‘Niet omdat het moet van de kerkorde, maar omdat we dat zelf willen, omdat we ernaar verlangen om voluit kerk te zijn in ons eigen dorp, in onze eigen buurt.’ (p.14)
In het themanummer van 1997 wordt ook gewezen op het harnas van de kerkorde. De vraag klinkt of de kerk haar institutionele ruimte zo breed en flexibel kan maken ‘dat zij zelf gevoed en gebouwd wordt door de levenskracht die in de kleine gemeente aanwezig is?’ Eerlijk is eerlijk, soms knelt de kerkorde van de Protestantse Kerk inderdaad. We hebben ook te maken met eisen die de burgerlijke overheid stelt aan transparantie en goed bestuur. Maar er is in 25 jaar wel wat veranderd. De huidige kerkorde wil verantwoord ruimte te geven aan lichtere structuren en biedt meer mogelijkheden voor maatwerk bij het zoeken naar (gedeeltelijke) samenwerking tussen gemeenten.
Wilbert van Iperen is classispredikant van de Classis Veluwe. Hij is lid van de redactie van Ouderlingenblad.