Korach: Een levensechte populist

Het verhaal over de opstand van Korach (Numeri 16–17) volgt kort op de poging het land in te komen (Numeri 14). De mensen zijn moedeloos door de verschrikkelijke verhalen van de twaalf verspieders, ze morren tegen Mozes en beseffen dat ze nog veertig jaar in de woestijn moeten verblijven – terwijl ze zó dichtbij waren. De mislukte poging leidt tot een ernstige gezagscrisis. We volgen in deze bijdrage Agadische tradities die een scherpe analyse geven van de opstand en haar leiders.
De opstand
Korach komt samen met een aantal anderen in opstand tegen Mozes en Aäron:
Korach nam […] en Datan en Abiram en On […] en zij stonden op voor het aangezicht van Mozes en tweehonderdvijftig mannen uit de kinderen van Israël, leiders van de gemeenschap, opgeroepenen ter raadsvergadering, mannen van naam. Zij verzamelden zich tegen Mozes en tegen Aäron en zeiden tegen hen: Het is genoeg geweest met jullie! Want heel de gemeenschap, allen zijn zij heiligen, en de Eeuwige is in hun midden. En waarom verheffen jullie je boven de vergadering van de Eeuwige (Numeri 16,1-3)
Korach nam Datan, Abiram en On apart en samen met nog tweehonderdvijftig vooraanstaande mannen doen ze een aanval op de autoriteit van de leiders, Mozes en Aäron. Met de vraag ‘hebben jullie meer rechten dan wij?’ willen ze de legitimering van hun leiderspositie ondermijnen.
En later doen Datan en Abiram er nog een schepje bovenop:
Is het te weinig dat jij ons hebt doen opgaan uit een land dat overvloeit van melk en honing om ons in de woestijn te laten doodgaan, dat je je ook nog [altijd] als heerser over ons opstelt?! Jij hebt ons waarachtig niet gebracht in een land dat overvloeit van melk en honing […] wou je die mannen de ogen uitsteken? (Numeri 16,13-14)
Met hun vragen verwijten ze Mozes zijn falend leiderschap. Mozes heeft hen niet gebracht naar ‘een land dat overvloeit van melk en honing’, zoals hij beloofd had. Integendeel, hij heeft hen wéggevoerd uit een land ‘dat overvloeit van melk en honing’ en laat hen nu doodgaan in de woestijn!
Belasteren
Het zijn allemaal retorische vragen, waarop Mozes niet geacht wordt te antwoorden. De antwoorden zitten in de vragen: ‘jullie hebben zeker niet meer rechten dan wij!’; ‘na al je falen kun je zeker geen heerser meer over ons zijn!’; ‘het lukt je niet langer ons te misleiden!’. Ze spreken niet Mozes, maar het volk toe. Hún steun willen ze voor hun opstand. Hoe ze daarbij te werk gingen, dat vertelt het bijbelverhaal niet. Een midrasj geeft hier wel een beeld van:
Korach belasterde Mozes en Aäron. Hij verzamelde de gehele gemeenschap en begon tot hen lasterende woorden te spreken. Hij zei: ‘Er is in mijn buurt een weduwe met twee dochters, die één veld had. Toen zij dat veld wilde ploegen, zei Mozes tegen haar: ‘Je mag niet ploegen met een rund en een ezel samen’ (Deuteronomium 22,10). Toen zij wilde zaaien, zei hij tegen haar: ‘Je mag niet zaaien met gemengd zaad’ (Leviticus 19,19). Toen zij wilde oogsten en het koren op schoven zetten, zei hij tegen haar: ‘[Denk om] de nalezing, de vergeten schoof en de hoek van het veld!’ (zie Leviticus 19,9v, Deuteronomium 24,19). Toen ze wilde dorsen, zei hij tegen haar: ‘Geef mij de heffing (dat is het priesterlijk aandeel in de oogst), de eerste tiende en de tweede tiende’ (zie Numeri 18,19.21; Deuteronomium 14,22v). Zij accepteerde dit en gaf het hem.Wat deed deze arme vrouw toen? Zij verkocht het veld en kocht twee schapen om kleding te maken van hun wol en te profiteren van wat ze voortbrachten. Toen de schapen jongen kregen, kwam Aäron en zei tegen haar: ‘Geef mij de eerstgeborenen’ (zie Deuteronomium 15,19). Zij accepteerde dit en gaf hem de jongen.
Toen de tijd van scheren kwam en zij hen wilde scheren, kwam Aäron en zei tegen haar: ‘Geef mij het eerste van de wol’ (zie Deuteronomium 18,4). Zij zei: ‘Ik kan tegen deze man niet op, laat ik de schapen maar slachten en opeten’.
Toen zij ze geslacht had, kwam Aäron en zei tegen haar: ‘Geef mij de schouder, de wangstukken en de maag’ (zie Deuteronomium 18,3). Zij zei: ‘Zelfs nu ik ze geslacht heb, ben ik niet uit je hand gered. Dan verklaar ik ze tot gebannen’ (dat wil zeggen: verboden om te gebruiken, zie Leviticus 27,28). Daarop zei Aäron tegen haar: ‘Als ze gebannen zijn, zijn ze helemaal voor mij want er is geschreven: “[De Eeuwige zei tegen Aäron:] Alles wat in Israël gebannen is, is voor jou.’ (Numeri 18,14). Hij nam ze en ging weg, en liet haar huilend achter met haar twee dochters.
Is dat nu juist, om een arme vrouw zo te onderdrukken? En dit alles doen ze in naam van de Heilige-gezegend-zij-Hij!’
(Midrasj Psalmen op Psalm 1, §15, verkort)
Deze midrasj vertelt dat Korach het volk op demagogische wijze bespeelt door Mozes en Aäron neer te zetten als leiders die uitsluitend uit zijn op eigen gewin. Zij trekken daarbij de woorden van de Tora uit hun verband en misbruiken die zelfs. Woorden die bedoeld zijn als instrument van rechtvaardigheid en bevrijding, worden verdraaid om te onderdrukken. En wederom gebruikmakend van een retorische vraag: Het kan toch niet goed zijn een arme vrouw zo te onderdrukken?
Het is duidelijk dat Korach en de zijnen de suggestie wekken op te komen voor het belang van de gemeenschap, maar in werkelijkheid beogen ze vooral zelf aan de macht te komen. ‘Steun ons en wij zorgen ervoor dat zij het veld moeten ruimen om plaats te maken voor ons’.
De pot verwijt de ketel
Volgens de midrasj verwijt Korach Mozes en Aäron dat zij de woorden van de Tora uit hun verband rukken. Maar laten we nog eens kijken naar de woorden van Korach zelf:
Het is genoeg geweest met jullie! Want heel de gemeenschap, allen zijn zij heiligen, en de Eeuwige is in hun midden. En waarom verheffen jullie je boven de vergadering van de Eeuwige? (Numeri 16,1-3)
Wederom een retorische vraag: waarom plaatsen jullie je boven anderen? ‘Heel de gemeenschap, allen zijn ze zij heiligen’, zegt hij. Daarmee lijkt hij zich te beroepen op wat de Eeuwige het volk – via Mozes – heeft gezegd bij Sinaï:
‘Jullie zullen Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk’ (Exodus 19,6)
Maar is wat Korach zegt juist? Er is gezegd:
‘En nu, indien jullie naar mijn stem zullen luisteren en mijn verbond in acht zullen nemen, dan zullen jullie Mij een kostbaar bezit zijn, meer dan alle volkeren, hoewel de gehele aarde Mij toebehoort. En zullen jullie Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn’ (Exodus 19,5-6)
Korach haalt zelf de woorden van de Tora uit z’n verband! Wat als een taak, een opdracht is gezegd: het is jullie taak een heilig volk te worden – zie ook Leviticus 19,2: ‘Weest heilig, want Ik de Eeuwige jullie God ben heilig’ – verdraait Korach als ware het een privilege. Wij zijn allemaal heilig; wij zijn allemaal even heilig. Met andere woorden: jullie (Mozes en Aäron) hebben het recht niet je boven ons te verheffen. Korach zelf misbruikt de woorden van de Tora! En dan hebben we het nog niet eens over Korachs misleiding dat Mozes zichzelf als leider over het volk zou hebben aangesteld. En Datan en Abiram? Die noemen Egypte, het land van de slavernij, een land dat werkelijk overvloeit van melk en honing en de bevrijding uit die slavernij een weg die de dood brengt.
Macht
Mozes valt na de aanval eerst ‘op zijn aangezicht’ (vers 5). ‘Om te bidden om raad’ (volgens de middeleeuwse joodse commentator Rasjbam, omstreeks 1080 -omstreeks 1174, Frankrijk).
Uit wat volgt, wordt duidelijk dat Mozes de aanval opvat als een verwijt dat hij zijn broer Aäron eigenmachtig had aangesteld als hogepriester. Hij organiseert een test die duidelijk moet maken dat niet hij, maar God kiest wie de taak van priester krijgt. En voegt hij toe:
‘[…] het is genoeg voor jullie, zonen van Levie […];Is het jullie te weinig [gering] dat de God van Israël
jullie van de gemeenschap van Israël heeft onderscheiden
om jullie tot Hem te doen naderen, om te werken het werk van de tabernakel van de Heer
en te staan voor het aangezicht van de gemeenschap om hen te dienen? En [nu] wensen jullie ook het priesterschap!
Daarom, jij en je hele aanhang spannen samen tegen de Eeuwige en Aäron, wat is hij dat jullie tegen hem morren? (Numeri 16,7-11)
Mozes pareert het ‘het is genoeg voor jullie [Mozes en Aäron]’ (vers 3) met ‘het is genoeg voor jullie [zonen van Levie]’. Hij lijkt te zeggen: ‘nu is het genoeg geweest’; stopt met protesteren. En ook: Jullie hebben (al) genoeg aan jullie bijzondere taken als Leviet’. En tegen Korach zegt hij: Of zijn deze bijzondere taken jullie te weinig? Willen jullie ook nog het priesterschap van Aäron? Denk je soms dat jij – als oudste zoon van de broer van Amram en dus ook een Leviet (zie Exodus 6,15-21) – meer recht hebt op het hogepriesterschap dan Aäron, de tweede zoon van Amram? Gaat het je om de positie van Aäron?
De woorden van Datan en Abiram maken ook duidelijk waar het ze om ging: ‘Is het te weinig’ dat je je na je falend leiderschap nog steeds als heerser over ons opstelt? Het lijkt wel of zij Mozes’ woorden tegen Korach hebben gehoord. Ze pareren het ‘is het te weinig’ van Mozes heel ‘fijntjes’ met de suggestie dat hij vanzelfsprekend geen leider meer kan zijn. Zij focussen dus vooral op het leiderschap van Mozes. Hebben zij – als vooraanstaande leden van de stam Ruben (zonen van Eliab, Rubenieten, uit de eerstgeborene van Jakob, zie Numeri 26,5-8) – moeite met het feit dat het leiderschap dat eerst hoorde bij het eerstgeboorterecht door overspel van hen was weggenomen (zie Numeri 16,3; Genesis 35,22; 49,4)? Gaat het hen om de positie van Mozes?
Populisme
Waar de opstandelingen retorische vragen stellen, stelt Mozes vragen die om antwoorden vragen. Wat daarom opvalt in het verhaal is dat Korach Mozes’ vragen niet beantwoordt. Over dit ‘zwijgen’ van Korach zegt de midrasj:
Je vindt nergens dat Korach hem antwoord gaf. Want […] hij dacht: Als ik hem antwoord geef, zal hij me – gehaaid als hij is – met zijn woorden overweldigen en me van mijn stuk brengen. En dan zou ik me nog tegen mijn zin met hem verzoenen! Het is beter als ik niet met hem in discussie ga. (Tanchoema, Parasjat Korach, §6)
Korach ontwijkt de discussie met Mozes, zo zegt de midrasj, om niet de kans te lopen door hem te worden omgepraat. Hij wil blijven bij zijn kritiek op Mozes en Aäron. En als Mozes Datan en Abiram uitnodigt, wijzen zij die uitnodiging tot tweemaal toe af: ‘Wij komen niet!’ (zie Numeri 16,12.14). Daarover zegt de Tanchoema:
Mozes was heel gekwetst. Waarop lijkt dat? Op iemand die een geschil heeft met een ander en daarover met hem in gesprek gaat. Wanneer de ander hem antwoord geeft, dan is er tevredenheid. Maar als de ander niet praten wil, dan is er grote pijn. (Tanchoema, Parasjat Korach, §6)
Korach, Datan en Abiram en On (over hem horen we verder niets meer) gaan de discussie met Mozes uit de weg. Hun openbare kritiek op Mozes en Aäron is kennelijk niet bedoeld om met hen in gesprek te geraken, maar bedoeld voor de eigen aanhang: de tweehonderdvijftig anderen die bij de opstand betrokken waren: ‘leiders van de gemeenschap, opgeroepenen ter raadsvergadering, mannen van naam’ (vers 2). Korach en de zijnen spreken voor eigen publiek. Daartoe zijn hun woorden optimaal gekozen. Ze verwoorden immers de onvrede die ongetwijfeld ook onder het volk leefde. Vandaar ook dat hun steun voor hun plannen om de macht te grijpen groeit. Korach en de zijnen maken gebruik – van wat we nu – populistische taal noemen, gericht tot het volk en tegen de ‘heersende elite’!
Ondergang
Over de opstand van Korach staat in de Misjna:
Elke discussie die wordt gevoerd ter wille van de Hemel [= een aanduiding voor God], zal standhouden. En elke discussie die niet gevoerd wordt ter wille van de Hemel, zal niet standhouden. En elke discussie die niet gevoerd wordt ter wille van de Hemel, zal niet standhouden. […] Wat is een discussie niet ter wille van de Hemel? Dat is de discussie van Korach en heel zijn gemeenschap.
(Misjna Avot 5:17)
Bij een discussie ‘ter wille van de Hemel’ gaat het de betrokkenen er niet om gelijk te krijgen of indruk te maken of macht te verwerven. Door met andersdenkenden te discussiëren, willen zij een oplossing of antwoord vinden dat recht doet aan de zaak en voor alle betrokkenen bevredigend is. En al zijn ze het met elkaar oneens, ze zijn wel verenigd in hun wens God te dienen (zie de 19e-eeuwse joodse commentator Malbiem (1809-1879, Oost-Europa).
Bij een discussie ‘niet ter wille van de Hemel’ ontbreekt die wens. Als voorbeeld wordt ‘de discussie van Korach en heel zijn gemeenschap’ genoemd. Veelzeggend is dat gesproken wordt van een discussie tussen ‘Korach en heel zijn gemeenschap’ en niet van een discussie tussen ‘Korach en Mozes’. Korach discussieerde immers niet met Mozes. Wat Korach en zijn gemeenschap verenigt, is de aanval op Mozes en Aäron. Maar omdat het allemaal mannen waren die al een zekere positie in de gemeenschap hadden, die waarschijnlijk meer wilden, zijn zij veeleer onderling in discussie over macht, eer, positie of eigenbelang.
In zo’n discussie gaan die conflicten uiteindelijk de boventoon voeren. Vandaar dat zo’n discussie geen stand houdt. In zo’n conflict zijn er uiteindelijk alleen maar verliezers.
Uit het vervolg wordt duidelijk dat de hetze die Korach en de zijnen begonnen zijn tegen de ‘elite’ niet meer met een compromis weg te nemen is. Korach en de zijnen verliezen letterlijk alle grond onder zich wanneer de aarde zich opensplijt en hen opslokt (vers 31-33).
Helaas is daarmee het effect van de populistische argumenten niet gestopt. Ook al hebben de meelopers publiekelijk – letterlijk en figuurlijk – afstand genomen van Korach en de zijnen (vers 23-26), de twijfels die hun woorden hebben gezaaid, zijn niet weggenomen:
Ze morden de volgende ochtend […] tegen Mozes en Aäron: ‘Jullie hebben gedood het volk van de Eeuwige’ (Numeri 17,6; 16,41 in vertalingen).
Het ‘gif’ van de woorden van Korach werkt onverminderd door. De hele gemeenschap houdt niet Korach en de zijnen zelf verantwoordelijk voor hun eigen ondergang, maar de ‘elite’! Het verhaal van de opstand van Korach wordt hiermee pijnlijk actueel.
Henk Scholder is freelance theoloog en judaicus. Hij is als medewerker verbonden aan Stichting LeV en Stichting Pardes.
Literatuur
• Dodo van Uden, Weg van de Tora: Geschreven en ongeschreven uitleg van de Vijf Boeken van Mozes, deel 2 (Amsterdam: Algemene Doopsgezinde Sociëteit, 2015), 50-61.
• Douwe van der Sluis, “Korach -de populist,” Kroniek: Informatiebulletin van de Katholieke Raad voor Kerk en Jodendom 1 (2017): 5.
• “De opstand van Korach,” Tenachon: De Tora, meegelezen met de leraren van Talmoed en Midrasj 21 (1987): 325-333.