Liefde maakt bekwaam
![Bijbelwetenschappen [2;1]](https://www.theologie.nl/wp-content/uploads/2021/10/Bijbelwetenschappen-21-1140x570.png)
Simon Petrus toont leiderschap. Waar de andere leerlingen zonder richting blijven neerzitten, zegt Petrus: ‘Ik ga vissen’, en de rest volgt (Johannes 21,3). Ook is hij degene die meteen in het water springt zodra hij Jezus op de oever herkent. De anderen volgen, zij het in de boot (Johannes 21,7-8). Ook in eerdere situaties liet hij leiderschap zien; niet voor niets heeft hij de naam Petrus ontvangen, een rots om op te bouwen.
Opmerkelijk is dat Petrus hier niet wordt tegengehouden door wat er eerder is gebeurd. Petrus heeft Jezus drie keer verloochend. Niet iets om trots op te zijn, ‘rots’ zijnde. Als ik Petrus was geweest, had ik zo veel schaamte gevoeld dat ik het moeilijk zou hebben gevonden Jezus weer onder ogen te komen. Petrus niet, hij gaat zo snel mogelijk weer op Jezus af. Blijkbaar is zijn liefde voor Jezus sterker dan de schaamte over wat er is gebeurd. De verloochening heeft zijn liefde niet aangetast.
Heb je mij lief?
Na de maaltijd spreekt Jezus Simon Petrus aan als ‘Simon, zoon van Johannes’ (Johannes 21,15). Simon wordt hier niet als rots aangesproken, maar als zoon van zijn vader, mens in de op- eenvolging van generaties. Jezus wil weten hoe het er bij Simon als mens voorstaat, wat er omgaat in zijn ziel. ‘Simon, zoon van Johannes, heb je Mij lief, meer dan de anderen hier?’ (Nieuwe Bijbelvertaling). Een grote vraag, waarbij Jezus het Griekse werkwoord agapaoo gebruikt, waarmee niet alleen menselijke maar ook goddelijke liefde kan worden bedoeld. Waar Petrus eerder zijn liefde nog weleens als ‘meer dan de anderen’ kon afschilderen, heeft Petrus door wat er is gebeurd geen grote woorden meer. Hij antwoordt met: ‘Ja, Heer, U weet dat ik van U houd.’ Petrus antwoordt met het Griekse werkwoord phileoo, dat ook liefhebben betekent, maar dan meer op een vriendschappelijke, intermenselijke manier. Petrus ziet er hier ook van af zijn liefde met die van of voor anderen te vergelijken. Blijkbaar is Jezus tevreden met dit antwoord, want Hij vertrouwt Petrus de opdracht toe: ‘Weid mijn lammeren.’ Het zijn de allerkleinste dieren in de kudde, die aan de zorg van Petrus worden toe- vertrouwd. Jezus gebruikt hier het werkwoord boskoo, dat ‘weiden’ of ‘hoeden’ betekent.
Vervolgens vraagt Jezus: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je Mij lief?’ Nog steeds gebruikt Jezus hier de verhevener vorm voor liefhebben, al is hier geen sprake meer van vergelijking met anderen. Weer antwoordt Petrus met: ‘Ja, Heer, U weet dat ik van U houd.’ Ook hier vertrouwt Petrus het zichzelf niet toe verheven woorden in de mond te nemen en houdt hij het op het niveau van vriendschap. Ook dit moet Jezus hebben gewaardeerd, want Hij doet er qua opdracht een schepje boven- op: ‘Hoed mijn schapen.’ Niet alleen de allerkleinste dieren uit de kudde, maar ook de volwassen schapen worden aan Petrus toevertrouwd. Daarbij gebruikt Jezus het woord poimainoo, ‘herder zijn’, waarin de figuurlijke betekenis van leiderschap sterker doorklinkt.
Met lege handen
Tot slot vraagt Jezus voor de derde keer: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van Me?’ (Johannes 21,17). Nu is Jezus naar het niveau van Simon afgedaald en vraagt Hij het met de woorden van Simon zelf. Petrus wordt verdrietig omdat Hij het hem voor de derde keer vraagt. Wellicht zit daar nog wel een ander verdriet onder: namelijk dat zelfs zijn bescheiden uitspraak in twijfel wordt getrokken. Zelfs het kleinste wordt beproefd. Wat moet Simon nu? Welke bewijzen kan hij aandragen dat hij werkelijk van Jezus houdt? De herinnering aan de – eveneens drievoudige
– verloochening is te groot, Simon staat met lege handen. Het enige wat hij nog kan aanspreken is de alwetendheid van Jezus zelf: Jezus, die door schuld en schaamte heen kan kijken en kan zien welke liefde erachter zit. ‘Heer, U weet alles, U weet toch dat ik van U houd.’ Nu Petrus ook deze kleinste vraag, de kernvraag, bevestigend heeft beantwoord, krijgt hij de derde opdracht: ‘Weid mijn schapen.’ Wederom worden hier de volwassen dieren aangeduid, zij het deze keer weer met het werkwoord boskoo, dat een minder sterke betekenis heeft. De derde opdracht lijkt hier minder omvattend dan de tweede. Wellicht dat in deze laatste stap ook de opgave voor Petrus tot een menselijke maat wordt teruggebracht.
Tot de kern beproefd
Waar de liefde van Petrus tot de kern wordt teruggebracht en Petrus met lege handen staat, wordt in het vervolg ook de autonomie van Petrus naar een nulpunt geleid. Jezus spreekt over de weg die Petrus zal gaan: ‘(…) wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt.’ Daarbij doelt Hij op de kruisdood die ook Petrus te wachten staat. Zo ver zal de liefde van Petrus voor Jezus in de toekomst gaan. De woorden die Petrus eens sprak: ‘Heer, ik ben zelfs bereid om met U de gevangenis in te gaan en te sterven’ (Lucas 22,33) zullen later alsnog waar blijken te zijn. Tot slot speelt Petrus’ oude karakter, dat geneigd is tot vergelijken, nog één keer op: hij is benieuwd wat er met ‘de leerling van wie Jezus hield’ zal gebeuren (Johannes 21,21). Jezus echter wijst hem erop bij zijn eigen weg te blijven en zich niet in te laten met de weg die voor een ander is bestemd. Voor de leerling van wie Jezus hield is een andere weg weggelegd.
Zo wordt aan het einde van het hele evangelie de liefde nog eens centraal gesteld. Het is de liefde, die hier tot de kern wordt teruggebracht en die bekwaam maakt om opdrachten aan te gaan. De liefde laat zich ten diepste niet vergelijken, maar geeft moed de unieke weg te gaan die voor je ligt.
Bij Johannes 21:15-24