Meditatie in vier stappen: overgave, focussen, schouwen en vertrouwen
Frans Jalics, oefeningen in meditatie en contemplatie
Je gaat zitten om te mediteren en meteen vliegen je gedachten alle kanten op. Pijntjes en jeuk leiden af. Hoe om te gaan met alles wat boven komt (het verleden, onmin, woede…)? De jezuïet Franz Jalics geeft oefeningen.
Kallistos Ware (1934-2022), een van de bekendste hedendaagse orthodoxe theologen, zei in 2012 in de Oude Abdij van Drongen (België): ‘Wanneer we een serieuze inspanning leveren om te bidden in geest en waarheid, worden we ons onmiddellijk scherp bewust van onze innerlijke verbrokkeling. Ondanks al onze inspanningen om voor God te staan, blijven de gedachten rusteloos en doelloos in ons hoofd. Contemplatie betekent eerst en vooral: aanwezig zijn waar we zijn – hier en nu zijn. Maar meestal zijn we niet bij machte onze geest te verhinderen willekeurig af te glijden over tijd en ruimte heen. We roepen het verleden op, we lopen vooruit op de toekomst, we plannen onze volgende activiteit, gezichten en plaatsen volgen elkaar op en komen ons voortdurend voor de geest. We hebben de kracht niet om onszelf samen te brengen op die ene plaats waar we zouden moeten zijn: hier, in de aanwezigheid van God. We komen er niet toe dat ene tijdsmoment werkelijk als nu te beleven, er tegenwoordig te zijn. Deze persoonlijke verbrokkeling is een van de meest tragische gevolgen van de zondeval.’
We komen er niet toe dat ene tijdsmoment werkelijk als nu te beleven
Abdij van Drongen
In dezelfde Abdij van Drongen bieden we, naast vele andere programma’s, ook de contemplatieve oefeningen van Franz Jalics aan. Deze Hongaarse jezuïet (1927-2021) wijst een weg naar het stille, contemplatieve gebed met de naam van Jezus. Tijdens zo’n contemplatieve retraite word je al snel geconfronteerd met de ‘verbrokkeling’ die Kallistos Ware beschrijft. Je leert ook hoe er goed mee om te gaan.
In zijn goede kern is de mens heel, zichzelf, wie hij eigenlijk is
Jalics gebruikt in dit verband een beeld: dat van de goede kern, de donkere laag en de harde schaal. Iedere mens draagt, aldus Jalics, in zich een goede kern. Daar ervaart de mens wie hij of zij in God is. Het is zijn diepste identiteit. Daar is de mens heel, is hij zichzelf, wie hij eigenlijk is. In die goede kern is licht, vrede, harmonie, eenheid, heelheid. Het is de oertoestand van de mens. Deze wordt beeldend beschreven in het bijbelse paradijsverhaal (Genesis 2): in de tuin van Eden leeft Adam – ieder mens – in volkomen harmonie met God, met zichzelf, de ander, de dieren, met heel de schepping.
Paradijs met de engel
Om deze kern heeft zich een donkere laag gevormd. Deze is niet het wezen van de mens, maar slechts een secundaire realiteit. Ze is erbij gekomen en bedekt alleen maar de goede kern. In de Bijbel volgt op de beschrijving van het paradijs het verhaal van de zondeval (Genesis 3). Door de zonde is de oorspronkelijke eenheid van de mens met God en met de schepping verloren gegaan. De mens wordt uit de tuin van Eden verdreven. Voortaan moet hij hard werken op het veld, dat distels en doorns voortbrengt, en de vrouw zal in pijn kinderen baren. Door de zondeval is aan de oorspronkelijke harmonie een einde gekomen, is er duisternis en gespletenheid in ons leven gekomen. Wij leven niet meer in het paradijs, maar in een ambigue werkelijkheid, getekend door kwaad en lijden. De goede kern is er nog wel, maar omgeven door een donkere laag.
Door de zonde is de mens uit de tuin van Eden verdreven
Om minder te lijden, zegt Jalics, bedekt de mens deze donkere laag met een harde schaal. Dit is een afweermechanisme, een harde bolster om minder met pijn en duisternis geconfronteerd te worden. Op de donkere laag, op onze negatieve ervaringen en gevoelens, ligt als het ware een betonnen plaat. Zonder die plaat op te heffen, kunnen we niet bij onze gevoelens komen. Gewoonlijk leven we over de donkere kant van ons bestaan heen, aan de oppervlakte, zonder er te veel door gestoord te worden – maar ook zonder toegang tot onze goede kern, onze ware identiteit. In het bijbelverhaal is de toegang tot het paradijs versperd door een engel met een vlammend zwaard.
Zonde
Tijdens een contemplatieve retraite komen we geleidelijk meer tot onszelf. We hebben onze vele activiteiten achter ons gelaten, er is weinig afleiding, we concentreren ons op de waarneming. Eerst van de natuur, vervolgens van onze ademhaling, van onze handen, en ten slotte op ons gebedswoord, de naam van Jezus. Na enige tijd zijn we meer ‘gebundeld’. Door deze verstilling ervaren we een zekere rust – maar ook onrust. Allerlei beelden, gedachten, herinneringen komen op en doorkruisen onze meditatie. Vaak zijn dat hardnekkige afleidingen, die telkens terugkomen en waarachter bepaalde zorgen schuilgaan. Meestal echter is het een niet aflatende stroom van onbeduidende, banale gedachten, een onophoudelijk ‘gewauwel’ in ons hoofd. We ervaren aan den lijve de ‘verbrokkeling’ waarover Ware spreekt en die het gevolg is van de zonde.
Er ontstaat een niet aflatende stroom van onbeduidende, banale gedachten, ‘gewauwel’
Zinloosheid
Wat is er gebeurd? In de stilte komen we dichter bij onszelf – maar ook bij onze donkere kant. De harde schaal, die als bolster om onze donkere werkelijkheid zit, breekt open. Allerlei zaken die we verdrongen hebben, komen naar boven. We dalen af in die donkere laag. Dit uit zich in dwalende gedachten, in het onvermogen om rustig in de tegenwoordigheid van God te vertoeven. Vaak gaat dit gepaard met lichamelijke reacties: pijn in de knie, in de rug, de schouders, de nek; de adem is oppervlakkig, men voelt een druk op de borst, de buik is als dichtgesnoerd, allerlei verkrampingen treden op. Of men dommelt in, wordt geplaagd door sufheid, het zweet breekt uit, men krijgt onweerstaanbare jeuk, een neiging tot hoesten of geeuwen, enzovoort. Soms komt een heftig gevoel op, bijvoorbeeld woede tegen een persoon met wie men in onmin leeft; een wonde van lang geleden gaat weer open. Men wordt overvallen door een diepe mistroostigheid of door een gevoel van zinloosheid (‘Wat zit ik hier te doen? Zou ik er niet beter mee ophouden?’), enzovoort.
Allerlei zaken die we verdrongen hebben, komen naar boven
Dat alles is normaal. Meestal houden deze verschijnselen met het einde van de meditatietijd op. Maar zodra we weer gaan zitten, zijn ze daar terug. Meditatie (of contemplatie: Jalics gebruikt beide woorden door mekaar) is doorgaans moeizaam, pijnlijk – maar achteraf voel je dat er iets verschoven is, het heeft je op een of andere manier goed gedaan. Tijdens de oefening lijken talloze demonen losgebroken, maar achteraf voel je vrede.
Meditatie is vaak moeizaam, pijnlijk – maar achteraf heeft het goed gedaan
Verdringen hoeft niet
Hoe kunnen we hier goed mee omgaan? Spontaan vragen we ons af waar deze duisternis vandaan komt, waarom ze daar is, wat we eraan kunnen doen. We willen de zaak actief aanpakken, met andere woorden: door te denken en te handelen. Maar in de contemplatie is geen denken en handelen. Buiten de contemplatie is het goed onszelf te onderzoeken, te reflecteren op wat ons overkomt, ons in te spannen om onszelf te veranderen en beslissingen te nemen (eventueel om de hulp van een therapeut in te roepen). Maar contemplatie is alleen schouwen. Tijdens de contemplatieve oefeningen gaan we niet naar oorzaken zoeken, noch proberen we de pijnlijke gewaarwordingen af te wenden. Daardoor zouden we het terrein van de contemplatie verlaten. We richten ons uitsluitend op God. Alles wat er is, mag er zijn. We kijken ernaar, laten het los en keren ons naar God. We hoeven niets weg te duwen of te verdringen, we laten het gewoon zijn. We vertrouwen erop dat, als we ons op God richten, al het andere ons erbij gegeven zal worden. Door het herhalen van de naam van Jezus blijven we in die richting schouwen. Langzaam komen we dichter bij de goede kern, waar licht is, kracht, heelheid.
Als je een zieke kamerplant in de openlucht brengt, fleurt die door het licht en de regen weer op. De blaadjes gaan weer glanzen en plantenziekten verdwijnen vanzelf. Planten keren zich naar de zon, die leven geeft en doet groeien. In de contemplatie keren we ons naar God, die ons verlost van duisternis en zonde en het goede in ons zal doen groeien. Dat gebeurt als vanzelf, zonder inspanningen. We hoeven ons niet druk te maken, ook niet om onze geestelijke vooruitgang. Het is niet nodig gebruik te maken van onze spirituele of psychologische spierkracht. Het volstaat dat we ons richten op God. De naam van Jezus zal ons genezen.
We vertrouwen erop dat het ons gegeven zal worden
Houd vol, oefen geduld, heb vertrouwen
Verstilling
Wie de stilte ingaat, vindt daarom nog geen vrede. Op de weg van de verstilling komen we op allerlei manieren onszelf tegen. De stilte openbaart ons onze innerlijke verbrokkeling. De contemplatieve oefeningen van Jalics leren ons daarmee om te gaan. Ik vat zijn aanwijzingen in enkele punten samen.
- Wees niet bang voor dit proces, loop er niet van weg: het is normaal. Denk niet dat je fout bezig bent. Het kan zwaar zijn, maar het is niet verontrustend.
- Doe niets; ga niet denken of handelen. Blijf alleen waarnemen wat er is en de naam van Jezus herhalen. Blijf in het hier en nu, in de tegenwoordigheid van God.
- Houd vol, oefen geduld, heb vertrouwen. ‘In rust en inkeer ligt jullie redding; in geduld en vertrouwen ligt jullie kracht.’ (Jesaja 30,15)
- Laat zijn wat is, verdraag het ongemak, keer je altijd weer naar het licht. Het zal de duisternis verdrijven. Hoe? Dat weet je niet en hoef je niet te weten: het is het werk van de Geest.
Pieter-Paul Lembrechts (1957) is jezuïet; studeerde klassieke filologie, filosofie en theologie in Antwerpen, Leuven en Rome. Hij is geestelijk begeleider in de Oude Abdij van Drongen en bezoeker van detentiecentra voor mensen zonder papieren voor Jesuit Refugee Service Belgium.
Literatuur
Franz Jalics, Contemplatieve oefeningen. Een inleiding in de contemplatieve levenshouding en in het Jezusgebed, Gent, Carmelitana, 1999.