Menu

Basis

Meer dan Christus is niet nodig

Bijbelwetenschappen

Alternatief bij 2e zondag van de Veertigdagentijd (Jesaja 63:1-9, Kolossenzen 2:8-15 en Johannes 12:20-36)

Allerlei mensen zijn naar Jeruzalem gekomen, naar ‘het feest’: Pesach. Ook Jezus. Hij met een helder perspectief: nu gaat het gebeuren, dit is zijn verheerlijking. Op het moment dat Johannes dit schrijft, ligt Jezus’ kruisiging, voor Johannes Jezus’ verhoging, al jaren terug. Alles is al gebeurd. Maar de vragen die de Griekse proselieten en de menigte hebben voor het feest, zijn nog steeds actueel voor zijn lezers. Want er is ook een weg te gaan na Pasen.

Het is op zich niet zo verrassend dat iemand rood bespat uit Bosra in Edom komt (Jesaja 63:1). In een wijnstreek moet immers iemand de wijnpers treden. Maar deze man is geen arbeider in een wijngaard en het rode vocht is geen druivensap. Tritojesaja (Jesaja 56-66) heeft prachtige beelden aan de joods-christelijke traditie toegevoegd: het beeld van Gods heerlijkheid die Sion verlicht terwijl duister de aarde bedekt (60:1-3), en dat van de volken die vol ontzag Sions nieuwe status zien en haar nieuwe namen geven (61:1-5). Maar daarnaast ook het beeld van een met bloed bespatte God die de vijanden vertrapt heeft (63:1-6). Hieraan valt niets mooi te praten.

Hij heeft hen zelf verlost

Als legitimatie voor wraak en geweld door de mens kan de tekst van de eerste lezing echter niet gebruikt worden. Geen van de volken heeft God geholpen. Hij alleen is verlosser (63:3-5). Want dit is waarop het beeld van de wijnperstreder doelt: op de verlossing van Israël, op hun bevrijding uit de greep van de vijanden, hier vertegenwoordigd door Edom, op het terugbrengen van Israël naar een positie van luister, aanzien, welvaart en macht.

Maar kon verlossing dan niet zonder bloedvergieten? Niet zonder wreedheid en geweld? Het is dezelfde vraag die vaak ook over de verlossing door Christus gesteld is, een vraag waarop we misschien een goed antwoord schuldig moeten blijven. De lezing eindigt met lofprijzing en dank (63:7-9). Perspectiefwissel. Degene die verlost is uit de verdrukking, die ervaren heeft hoe de Eeuwige aan zijn zijde stond en hem gedragen heeft, ziet de prijs van zijn bevrijding niet. Hij herinnert zich wat God voor hem gedaan heeft en prijst Hem.

Aanvulling overbodig

Ook de tekst van de tweede lezing kijkt terug op de verlossing: alles is al gebeurd, het behoeft geen aanvulling. Dit betreft ten eerste de verering van Christus. Deze behoeft geen aanvulling omdat ‘de volheid van het God-zijn’ in Hem zetelt (Kolossenzen 2:9). In Hem is alles wat macht en heerschappij heet, wat zichtbaar of onzichtbaar de loop van de wereld zou kunnen beïnvloeden, als het ware ‘uitgekleed’, ontdaan van de symbolen van positie en gezag.

Net als onderworpen aardse machthebbers zijn deze machten, zichtbaar voor iedereen, in Christus in een triomftocht meegevoerd (2:15). Naast Christus andere elementaire machten in het heelal te vereren om hun invloed op het eigen leven te sturen, betekent de ware machtsverhoudingen te miskennen en Christus te onderschatten. Maar ook de gelovige behoeft geen aanvulling: ook hij is ‘volledig’ in Christus (2:10). Het oude leven is voorbij: hij is begraven (in de doop) en mede opgewekt, een nieuw leven is begonnen. Meer is niet nodig.

De weg na Pasen

Ook een besnijdenis heeft de gelovige ontvangen. Daarom is een besnijdenis in de traditionele lichamelijke zin overbodig. Nogal omslachtig is deze in Christus ontvangen besnijdenis omschreven als ‘het afleggen van het lichaam van vlees’ (2:11). Als van een kledingstuk is de gelovige ontdaan van het lichaam dat de neiging had zich anders te gedragen dan de Eeuwige wil (‘vlees’). Het met Christus opgewekte lichaam heeft deze neiging niet meer.

Als zo diepgaand en ingrijpend ervoeren Paulus en zijn medewerkers de door Christus tot stand gebrachte verandering in de gelovige dat Paulus in de tweede brief aan de Korintiërs formuleert: ‘Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen’ (5:17). Zulke indrukwekkende beelden en sterke formuleringen zijn altijd te vinden in een context waar het gaat om de vraag hoe je het leven als christen moet vormgeven. De boodschap is: het kan nu anders; een leven dat God bevalt, is mogelijk geworden.

Kom en zie

Aan het begin van het Johannesevangelie vertelt Filippus Natanaël vol enthousiasme dat hij, Petrus en Andreas degene gevonden hebben die in de Tora en de profeten aangekondigd is. Natanaël is sceptisch. Iemand uit Nazaret (1:45-47)? Dezelfde reactie toont de menigte in Jeruzalem voorafgaand aan Pesach. Hoe kan het zijn dat de Mensenzoon verhoogd gaat worden?

Volgens de Tora zou de Messias toch blijven? En überhaupt: Mensenzoon, Messias – hoe verhouden die zich tot elkaar (12:34)? Hun vragen zijn terecht. En het zijn vragen die nog lang na Pasen relevant zijn bij iedereen die zich serieus afvraagt of Jezus wel de aangekondigde Messias is, in de tijd van Johannes en door de eeuwen heen. Helaas krijgt de menigte geen sluitend antwoord, geen afdoende uitleg. Natanaël evenmin. ‘Kom en zie’, zegt Filippus (1:46) tegen Natanaël. Niet alles is oplosbaar door nadenken, door een goede verklaring, zeker niet als het om het geloof gaat. Soms moet je op weg gaan en jezelf overtuigen hoe het zit.

Navolging

Jezus zien – dat willen ook de Griekse proselieten op het Pesachfeest (Johannes 12:20). Maar ook op hun verzoek gaat Jezus niet direct in. Jezus zien is voor de meeste gelovigen van Griekse origine pas op een later moment mogelijk, na Pasen. Maar voor die tijd geldt de belofte: ‘Als Ik van de aarde verhoogd ben, zal Ik allen tot Mij trekken’ (12:32). Zij worden aangespoord om Jezus te volgen. Als zij dat doen, zullen zij zijn waar ook Jezus is (12:26).

Deze exegese is opgesteld door Martin Ruf.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken