Mijn grote liefde
Bij Hooglied 2,8-17
Bewondering voor mensen is niet bepaald een bijbels thema. Er is een soort kritische kijk op koningen en profeten. Ze hebben hun zwakke kanten of ze deugen helemaal niet. De grote waarschuwing is dat je mensen niet als halve goden moet beschouwen. Toch zijn er wel helden in het geloof, zoals Noach en Abraham. En daar is de dappere David, de wijze Salomo, de voorbeeldige Daniël. En vrouwen? Ruth en Ester en Judit. En Maria, voor veel katholieken Koningin van de Hemel.
In de liefdestaal van het Hooglied springt er een naar voren. ‘Mijn lief!’ In de liefde kan alles. Daar is de geliefde een geschenk van God. En mooi en aantrekkelijk! De hele wereld verandert als je die tegenkomt. Alles bloeit en groeit, de zon schijnt. De donkere winter is voorbij. Jezus zegt: ‘Mijn geliefde is van Mij en Ik ben van hem.’ Hij moet het Hooglied wel gekend hebben. Je kunt je voorstellen dat ze dat gezongen hebben op hun voettochten door de velden. Niemand weet of dat zo is. Maar zijn credo is: ‘Liefde, jongens, liefde!’
Mijn grote liefde
Zag je hem op de sportdag?
Die ene, die sterke, die leuke?
Zag je hem springen,
hoogspringen, verspringen,
hij is de beste.
Hij sprong en stond op
en hij keek naar mij,
ik zag het, ik weet het zeker.
Hij kreeg de eerste prijs,
hij ging voor goud,
en toen we gingen feliciteren
heeft hij mij een zoen gegeven.
Hij zei: ‘Leuk dat je gekomen bent.
Ga je mee feestvieren?’
Er waren zo veel mensen,
zo veel meisjes vooral.
Ze denken allemaal dat hij hun vriend is.
Maar hij is van mij en ik ben van hem.
Kijk eens hoe lekker weer het is,
hoe alle bloemen bloeien,
hoe de vogels zingen.
Zo voel ik me ook,
hij heeft voor mij gesprongen.
Hij keek naar mij
en hij kreeg goud.