Moet ik mee?
Bij Jeremia 29,1.4-14
Andere kinderen zouden een gat in de lucht springen, maar Myrte had geen zin om mee op vakantie te gaan. Naar Frankrijk nota bene. Ze wilde liever naar Friesland, daar was ze vorig jaar geweest bij haar oom en tante. Die hadden een boot.
Papa zei: ‘Mooi niet, dit jaar gaan we naar Frankrijk. We hebben een leuke camping gevonden aan een meertje, daar zijn vast ook bootjes.’
Maar Myrte pruilde: ‘Ik heb geen zin. Ik ken geen Frans, ik lust dat eten niet, ik ken daar niemand.’
Mama bedacht een plannetje: ‘Als we Tetske en Jikke eens meevragen? Die ken je.’
Maar Myrte vond haar nichtjes opeens akelige nesten en veel te groot.
‘Wie wil je dan meenemen?’ vroeg mama.
‘Remy,’ zei ze, ‘want die heeft niemand op de wereld.’
‘Is dat die jongen aan wie je je pakje sap hebt gegeven omdat hij niks bij zich had?’
‘Ja, die,’ zei Myrte, ‘die gaat nooit op vakantie.’
‘We zullen het eens vragen,’ zei mama.
Papa heeft een tent geleend, een heel grote. Die gaan ze zaterdag in de tuin opzetten, om te proberen. Myrte vindt dat wel leuk, zo’n huisje in de tuin. Ze gaan ook koken op een gasje. Net of ze al vakantie hebben!
Zondag komt Remy met zijn moeder even kijken. Hij heeft een kleur. Hij wil zo graag eens echt kamperen. Zijn moeder vindt het goed. Ze heeft pas een nieuwe vriend.
Myrte begint er opeens zin in te krijgen. Ze vraagt papa de oren van zijn hoofd wat je daar in Frankrijk allemaal kunt doen. Een kasteel bekijken, zwemmen, een berg op klimmen.
Ze wil alvast haar koffer gaan pakken, maar het duurt nog twee weken voor ze gaan. En ondertussen denkt ze: Als Remy het maar leuk vindt, die heeft nog nooit zoiets gedaan.
Remy neemt een voetbal mee en een verrekijker. Ook leuk, denkt Myrte, dat wil ik ook wel leren, vogels kijken!
Hoe komt het dat Myrte opeens wel zin heeft in Frankrijk?
Wat vind jij het leukste om in de vakantie te doen?