Menu

None

Naar de kerk, moet dat nou leuk zijn?

‘Gebeurt er nog iets?‘ was de titel van een boekje van ir J. van der Graaf dat ik jaren geleden kocht, maar nooit helemaal gelezen heb. Ondertussen is de titel sprekend en in combinatie met het thema ‘Zonder kerkgang ben je verloren‘ van het laatste nummer van Kontekstueel roept dat bij mij een heleboel vragen op.
Want wat moet ik in die kerk? Is dat dan de enige reden nog, waarom ik naar de kerk zou gaan (om Van Ruler te parafraseren; bij hem leerde ik gelukkig andere dingen); dat ik dan verloren ga? Nee, verloren ga je niet per definitie, begint het redactioneel, maar als je eenmaal uit de kerk stapt – leert de ervaring – is dat het begin van het einde zonder God. Zo; daar kun je het dan mee doen.
En dan toch weer die dringende vraag: gebeurt er eigenlijk wel iets in die kerk? Want laat ik eerlijk zijn: net als mijn tijdgenoten – die veelal niet (meer) in de kerk komen – wil ik graag vermaakt worden; er moet wel wat gebeuren dat mij boeit; dat mij in beweging brengt. En eerlijk gezegd verveel ik me soms stierlijk in de kerk; als de bezieling in de preek ontbreekt; als steeds maar dezelfde uitsnede uit de psalmen wordt gezongen (met tegenwoordig – jawel – af en toe zelfs een lied); als dezelfde opeenvolging van oude gewoontes wordt herhaald; waarvan ondertussen bijna niemand meer echt iets begrijpt. Het kan zo aan de oppervlakte blijven hangen in de kerk en in mijn hart! Wat dat betreft ben ik het hartgrondig eens met wat H.J. Maat daarover in zijn artikel schrijft.
Met Prof. F.G. Immink en met zijn bijdrage ‘Gebeurt er wel iets?‘ kan ik wat minder uit de voeten. Het zal liggen aan het taalveld dat hij gebruikt (te theologisch; teveel riekend naar restauratie van vergane glorie). Mijn ervaring is dat het heilige toch meer gebeurt buiten dan binnen de eredienst en liturgie. Dat zal er alles mee te maken hebben dat ik me onder het oude stempel vandaan heb moeten wurmen; en dat het met dat wurmen niet altijd zachtzinnig is gegaan. Het zal ook te maken hebben met mijn karakter dat zich laaft aan verandering. Of zal het liggen aan mijn moderne mensenziel die doodgeslagen door beeld en twitter niet anders meer kan verwerken dan korte of beeldende tekst?

Laat ik het maar zo kort houden als ik het voel: wat een onzin! Hoewel niet dagelijks, spreekt de Bijbel nog steeds tot mijn verbeelding. En hoewel ik terugschrik voor de dikte van ‘Een seculiere tijd‘ van Charles Taylor – laat ik wel eerlijk blijven – ben ik gewend om dikke boeken te lezen en blijven ze me boeien. Dat is het niet. Want in tweets kan ik niet uitdrukken wat ik echt kwijt wil en op twitter ben ik nog niemand tegengekomen die dat wel lukt; structureel. Er wordt – ook op mijn eigen blog – nog veel geschreven en uitgebreid uitgeweid. Dat is het allemaal niet. Dat is kijken naar de verschijnselen en een paar verschijnselen uit willen roeien om de wortel weg te halen van het probleem (of – zoals ik dat ooit las bij Hubert L. Dreyfus in een heel ander verband – klimmen in een boom om over te kunnen stappen op de maan). Dat werkt niet. En diep in ons hart weten we dat allemaal; soms weggestopt, maar toch.
Deze zomer las ik in de Franse zon het proefschrift van Wim Dekker (‘Afwezigheid van God‘; zie je wel dat het niet aan mijn spanningsboog ligt?). Als ik het me goed herinner was het Houtepen – die ik via Wim Dekker leerde kennen – die de vinger op de zere plek legde: het ligt aan ons verlangen naar God; of – beter gezegd – aan de afwezigheid daarvan. In zijn bijdrage aan dit themanummer van Kontekstueel met de titel ‘Dorst naar de levende God‘ pakt Wim Dekker dat thema opnieuw op. Dat klinkt allemaal nogal conservatief; signaleert hij zelf (in mijn bespreking van zijn ‘Marginaal en Missionair‘ stelde ik vast dat schijn wat dat betreft heel erg bedriegt). Maar niets is minder waar. Want hoe stinkend de predikant zijn best ook doet – het is hem geraden! – daar hangt het niet van af of ik me stierlijk verveel. Het zijn ook niet de vormen van de eredienst die mensen in de weg staan of waar ze graag tegen aanschoppen. Het vertrouwen ontbreekt; dat God recht kan doen en ook tijdens de eredienst in kan grijpen en mij aan kan raken. En ja, die moderne mensenziel; die is bij mij veel en veel te groot! En mijn vertrouwen blijft onder de maat van het mosterdzaadje dat in al zijn kleinheid mensen in beweging zou kunnen zetten.
Moet het dan maar bij het oude blijven? Nou, wat mij betreft niet; maar wel omzichtig en vanuit het vertrouwen dat God wonderen doet. Dat kan op de manier die Bas van der Graaf en zijn gemeente in Amsterdam hebben gekozen (zoals beschreven in het interview dat Wim Dekker en J. van Noppen met hem hadden voor dit themanummer); terug naar het woord, zoals door God gegeven; niet mijn uitsnede daaruit, maar de toegesneden selectie die de gemeente van eeuwen her daaruit gemaakt heeft; opnieuw levend gemaakt doordat de predikant zich erin ingraaft; omdat hij moet. Spannend lijkt me dat. Gaat dat vanzelf? Nee, natuurlijk niet. De taaiheid van een willekeurige gemeente – J.T. Baart is daar in zijn bijdrage eerlijk over – laat weinig ruimte voor leuke experimenten. Het spant erom. Het gaat niet om het blikje bier dat van Heiniken of Grolsch mag zijn. Het gaat erom of het juiste licht schijnt in onze duistere wereld; dat ons behoedt voor struikelen; ook als we experimenteren met de eredienst.
Dat doen we overigens niet zomaar; is de stelling van H.J. Maat. Want hoe je het ook wendt of keert: buitenstaanders moeten worden ingewijd. Zelfs tijdens het kijken van een wedstrijd in een stadion gelden basale gewoontes die je – op straffe van bijvoorbeeld een gebroken neus – maar beter na kunt leven. En ook daar gaat het wel eens mis. Bovendien: we zijn geen sekte of studentenvereniging; waar extreme screening of ontgroening de toegangspas vormen tot the inner circle. Er is geen inner circle in de kerk. Iedereen zou zich welkom moeten weten. En laten we hier niet overdrijven, want hoewel ik mijn hart daarbij soms vasthield ben ik mensen in de eredienst tegengekomen die ik daar echt niet had verwacht.
Moet het nou leuk zijn om naar de kerk te gaan? Nee; leuk niet. Dat is het nooit geweest en dat hoeft het van mij nooit te worden ook (dat zou je van mij met recht het hellend vlak mogen noemen). Maar ik verlang er zo naar om God weer eens te ontmoeten tijdens de dienst. Dat gebeurt, maar mij niet vaak genoeg. Dat overkomt mij teveel buiten de kerk; als ik een boek of de Bijbel pak of als ik naar een concert ga in mijn geval. Het zou van mij meer mogen gaan over het vertrouwen dat God aan wil raken; wil helen; dat Hij mij uit de razende gekte van mijn leven wil tillen en tot rust wil brengen. Als we vandaag bijeen zijn rondom de thema’s zonde, verlossing en dankbaarheid zouden predikant en hoorder het moeten hebben over de binding van dagelijkse sleur of ge-stress-te haast; over de rust die daar los van kan maken; over het intense verlangen naar heelheid waar dan ruimte voor komt; en over het delen van dat verlangen met degene die naast je zit.
Dat is wat ik mis in de gepolijste kant-en-klare brokjes die ik nu in de preek vaak krijg aangereikt. Ik word als modern mens in het foute hoekje van de kerk gezet (en vaak wordt vergeten dat bijna iedereen opgeschoven is naar dat foute hoekje van de kerk). Maar over wat mij daarin zondig maakt, gaat het niet; ook niet over de verlossing daarvan en al helemaal niet over de intense vreugde die deze verlossing ons dagelijks zou kunnen geven. Hangt het dan toch van die preken af? Nee, dat niet. Maar ik wil geholpen worden. En ik ben geen zeventiende-eeuwer meer. Ik leef vandaag en ben – inderdaad – besmet met het moderne denken waar iedereen om mij heen (binnen of buiten de kerk) mee is besmet. Mijn leven en dat van mijn tijdgenoten is soms rauw en vaak te eenzaam om in woorden uit te kunnen drukken. Daar zou het wat mij betreft over moeten gaan; niet over theologische spitsvondigheden (en over de liturgie die daar het resultaat van is), maar over de diepe boodschap die de Bijbel daarover aanreikt. Dat is spitten; in de wetenschap dat het daar niet van afhangt. Want als predikant en hoorder (ik sta soms in de ene; vaak in de andere positie) het van God verwachten en als ze samen op zoek gaan naar Hem; dan gebeurt er weer wat in de eredienst! En dan kan het best nog leuker worden dan wat wij er nu maar al te vaak van verwachten.

K.J. van der Leij.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken