Menu

Premium

Niets dan de waarheid

12e zondag van de zomer (Ezechiël 33,7-11 en Matteüs 18,(1)15-20)

Als de zomer langzamerhand in de herfst overgaat, druppelen vooral de basisschoolgebonden gelovigen weer binnen en komen de plannen voor het kerkelijk werk op tafel. De profeet en de evangelist van dienst van deze dag bieden stof om die plannen te onderbouwen en kans van slagen te geven. Ze spreken over onderlinge omgang, zorg om de waarheid, wederzijdse verantwoordelijkheid, openhartigheid en verzoening. Thema’s die bij buitenspel en barbecue op de startzondag onderdeel kunnen uitmaken van een groeiende gemeenschappelijke visie op de roeping en taak van de geloofsgemeenschap in stad en land.

De waarheid spreken is geen leuk werk. De profeet Ezechiël is gewaarschuwd. Het is zijn roeping om woorden van God te spreken. Wie daardoor aangesproken wordt draagt zelf de verantwoordelijkheid om Gods woord ‘te laten landen’, om het te laten werken en om het van kracht te laten zijn. Ezechiël is het doorgeefluik. Hij dient de mensen door hen te waarschuwen. Doet hij dat niet, dan kost hem dat zijn leven. Ja, de ander is zelf verantwoordelijk voor wat hij doet of nalaat. Maar iemand niet waarschuwen, niet in kennis stellen van het woord van de Eeuwige, heeft consequenties. Een gevaarlijke roeping, profeet zijn. Na deze vooropmerking (33,7-9) begint het echte werk, de proef op de som.

Secuur kompas

Het gevaar van de profetische roeping wordt eerst ingeleid met het voorbeeld van een wachter die het volk waarschuwt voor gevaar door de ramshoorn te laten klinken (33,1-6). Dan hoort Ezechiël dat hij de wachter is voor Gods eigen volk (33,7-9). Minder uitdagend? Integendeel, ook hij wordt direct op de hoogte gebracht van het risico van het vak. Vervolgens moet Ezechiël op pad om Israël te waarschuwen (10-11). Profetische wachtposten zijn lastposten. De tekst vormt een langzame opbouw van een heldere kwestie: een verstandig mens zij gewaarschuwd. Wie de wacht krijgt aangezegd is, met de wachter zelf, verantwoordelijk voor zijn eigen daden. Allerlei tegenwerpingen van individu of volk snijden geen hout in de ogen van de Eeuwige.

Toch schept God geen vreugde in de ondergang van een slecht mens, integendeel. Hij hoopt vurig dat een slecht mens zich omkeert van zijn heilloze weg, een andere keuze maakt: ‘Kom toch terug!’ We horen hier een gepassioneerde wanhoopskreet van de Eeuwige, die het aan zijn hart gaat wanneer mensen zijn richtingwijzers niet ter harte nemen en zo hun dood tegemoetgaan. De oproep is zo heftig dat je wel twee keer zult nadenken wat je zult doen – je eigen wil volgen, of horen naar het woord dat jouw bevrijding op het oog heeft.

Deze passage uit Ezechiël, en natuurlijk vele meer, benadrukken bij uitstek de joodse manier van denken ten aanzien van de Eeuwige. De ethiek is invulling en doel van de geboden. Doehet goede en leef! Augustinus zou zeggen: ‘Heb lief en doe wat je wil’ (Lat.: ama et fac quod vis).

Onderlinge omgang

Maar hoe gaan we met elkaar om? Dat vraagt oefening. De godsdienstoefening van de zondagmorgen is een oefening hoe te leven met God en mensen. Nieuw ‘seizoen’? Nieuwe kansen! Want er is Jezus veel aan gelegen zijn leerlingen in het Koninkrijk van de hemelen te krijgen. De leerlingen zelf – stelden ze een speelse vraag of daagden ze Jezus uit? – speculeren over een rangorde in het Koninkrijk van de hemelen. Jezus brengt hen meteen terug op de aarde. En op de aarde naar het kleine, het in de ogen van mensen geringe. Hij poneert een aantal stellingen waarmee ze aan de slag kunnen. Eigenlijk zijn het waarschuwingen: doe dit niet, en als je dat wel doet, dan zul je geen deel uitmaken van het Koninkrijk van de hemelen (een typische, dicht tegen het joodse spraakgebruik aan liggende benaming van Matteüs – Marcus en Lucas gebruiken ‘Koninkrijk van God’).

Er is een opbouw in het pastoraat, het begeleidingstraject kent vier fasen. Van onder vier ogen naar twee getuigen erbij. Dan naar een grotere kring. En als dat niet helpt… Wat opvalt: pastoraat is niet voorbehouden aan de beroepen pastor. Alle gemeenteleden zullen hun kwaliteiten daarvoor inzetten om zorgvuldig, verhelderend, helpend, ‘in de naam van Jezus’, dus in de geest van Jezus, mogelijk verstoorde verhoudingen onder ogen te zien en mee te werken aan herstel. Het hele evangelie, vanaf de Bergrede, staat vol van dit soort waarschuwingen en aanwijzingen hoe met elkaar om te gaan. ‘Breng je je offergave naar het altaar en je realiseert je dat je zuster/broeder iets tegen je heeft, ga je eerst met haar/hem verzoenen, en kom dan terug.’ Niet alleen het kleinste van de geboden (5,17-20), ook de kleinsten onder de mensen (18,1-5.10) verdienen volledige aandacht.

Bevrijdend nabij zijn

Een ‘biechtgesprek’ in het licht van Christus kan veel helderheid verschaffen. Zo’n gesprek kan ook begrip, verzoening en bevrijding tot stand brengen. Het zal wel niet toevallig zijn dat het directe vervolg op deze lezing – Matteüs 18,21-35 over vergeving – vanouds in het Romeinse missaal klonk op de 21e zondag na Pinksteren, zo in de dagen van het joodse nieuwjaar en Grote Verzoendag. De joodse wortels van de christelijke eredienst zijn significant.

De perikoop van vandaag sluit af met de opmerking van Jezus: ‘Waar twee of drie in mijn naam bijeen zijn, daar ben Ik in hun midden.’ Deze opmerking wordt wel als troostwoord gebruikt voor kleiner wordende kerken, of als een constatering dat God overal is, zodat je niet veel mensen nodig hebt. Maar dan vergeet je de richting van dat onderlinge gesprek waar Jezus het over heeft. Gaat het om zelfhandhaving? Of gaat het erom de weg van Jezus, die de weg van de Vader is, te leren gaan? Dat we zullen omkeren van onze huidige wegen, en elkaar vergevend en vernieuwend nabij zijn?

Deze exegese is opgesteld door Nico Vlaming.

Wellicht ook interessant

Premium

Een betrouwbare boodschap

De eerste verzen van de Brief aan Titus zijn fraai geschreven, maar ook fel van inhoud. Interessant is dat de brief in de canon gekomen is naast andere stemmen, mogelijk zelfs naast de stemmen waartegen deze brief zich juist zo heftig afzet. De brief staat op naam van Paulus, maar Paulus was niet de auteur: de brief is pseudepigrafisch. De heftigheid en de inzet voor het evangelie worden er niet minder door, maar uiteindelijk is deze brief toch één stem naast andere stemmen die soms met net zo veel passie terugspreken.

Nieuwe boeken