Nuchterheid, bezonnenheid
Geloofstaal & cultuurtaal
Bij het begrip ‘nuchterheid’ in figuurlijke zin wordt veelal gedacht aan een houding waarbij men zich niets op de mouw laat spelden. ‘Nuchter’ drukt een no-nonsensehouding uit die eerder vraagt om bewijzen dan om geloof. Men zegt wel dat nuchterheid typisch Nederlands is.
Soms wordt het woord gebruikt als tegenwicht voor een overdreven en eenzijdig emotionele geloofsbeleving. Het woord ‘nuchterheid’ wil dan uitdrukken dat geloof niet kan leven van bevliegingen, maar om een levenshouding vraagt waarin naast het gevoel en de wil ook het verstand mee mag doen.
‘Bezonnenheid’ staat als deugd in onze cultuur niet hoog aangeschreven. Onze tijd vraagt om emoties. ‘Je laten gaan’, ‘uit je dak gaan’, ‘de remmen losgooien’ moet kunnen. Maar dat heeft zijn prijs in het moderne leven. De Bijbel wijst ons op de positieve kanten van de bezonnenheid (niet te vereenzelvigen met bezadigdheid; zie onder).
Woorden
In deze bijdrage gaat het om woorden in het Nieuwe Testament waarvan de betekenissen elkaar gedeeltelijk overlappen. Het woord nèphalios wordt weergegeven met ‘wakker’ (SV) ‘nuchter’ (NBG-51; soms SV) of ‘matig’ (GNB, Willibrord). Het is een synoniem van soophroon, dat vertaald wordt met ‘matig’ of ‘voorzichtig’ (SV), ‘bezadigd’ (NBG-51), ‘verstandig’ (GNB, Willibrord), ‘bezonnen’ (Willibrord).
Betekenis in context
Oude Testament
In het Oude Testament komt het woord voor ‘nuchter’ maar één keer voor en wel in Daniël 6:19, waar in de SV van koning Darius verteld wordt dat hij de nacht nadat Daniël in de leeuwenkuil was gegooid, ‘nuchteren’ doorbracht. De NBG-51 vertaalt hier terecht ‘vastend’. Het woord komt verder niet voor, de zaak uiteraard wel. Het boek Spreuken waarschuwt herhaaldelijk voor (overmatig) alcoholgebruik (2330vv; 31:4vv). Ook in figuurlijke zin wordt de nuchterheid in de wijsheidsliteratuur van Israël aanbevolen, bijvoorbeeld in een oproep om niet ’te zeer rechtvaardig te zijn en ‘al te wijs’ (Pred. 7:16). Het gaat hier waarschijnlijk over mensen die in de toepassing van het gebod rechtvaardiger (= strenger) willen zijn dan God Zelf.
Nieuwe Testament
Het profiel van ambtsdragers en gemeenteleden: nuchter
In de pastorale brieven (1 en 2 Timoteüs, Titus) worden voor verschillende ambtsdragers eisen gegeven. Nu kent het Nieuwe Testament de overkoepelende woorden ‘ambt’ en ‘ambtsdrager’ niet, maar juist in deze brieven ontstaat er toch zoiets als een ambtsbegrip. Zo wordt in 1 Timoteüs 3:2 aan een opziener de eis gesteld dat hij nuchter is. De SV heeft hier het eveneens bruikbare woord ‘wakker’. Het woord ‘nuchter’ kan op zich een letterlijke betekenis hebben (‘niet dronken’) maar dat is hier niet waarschijnlijk omdat die eis verderop volgt: ‘niet aan de wijn verslaafd’ (vs. 3). We zullen het begrip figuurlijk moeten nemen, zoals ook ons woord ‘nuchter’ kan betekenen: helder van hoofd, een vaste koers volgend met visie op wat belangrijk is. Het woord keert in 1 Timoteüs 3:11 terug als karakteristiek voor de ‘vrouwen’. Het is niet geheel zeker of hier bedoeld worden de vrouwen van de ‘diakenen’ (zie NBG-51: ‘(hun) vrouwen’) of een soort diaconessen, vrouwelijke diakenen. In elk geval wordt ook van hen gevraagd dat ze ‘nuchter’ zijn, waarschijnlijk ook weer in de overdrachtelijke zin: ze moeten zich niet door allerlei omstandigheden het hoofd op hol laten jagen. We mogen de profielschetsen van de verschillende groepen niet al te strak hanteren. Dat deze typering niet in verband met de ‘diakenen’ gegeven wordt (vs. 8-10; 12-13), betekent niet dat deze eigenschap voor hen niet belangrijk zou zijn. In Titus 2:2 en verder wordt iets gezegd over de ‘oude mannen’. Hiermee wordt geen ambt aangegeven, wel wordt gedoeld op een aparte groep, die bijzonder respect verdient en van wie daarom ook voorbeeldig gedrag mag worden gevraagd. Ook zij moeten ‘nuchter’ zijn en daarmee wordt waarschijnlijk dezelfde houding gevraagd als van de ‘opzieners’ en de ‘vrouwen’.
Een belangrijke tekst in dit verband is ook 2 Timoteüs 4:5. Daar wordt Timoteüs zelf opgeroepen om nuchter te zijn. De context spreekt over moeilijke tijden voor de verkondiging. Het evangelie zal tegenstand oproepen (vs. 3) en lijden met zich meebrengen (vs. 5). Mensen zullen zich van het geloof afkeren (vs. 4). In dat verband klinkt de oproep: ‘Blijf gij echter nuchter onder alles… ‘ Dat wil zeggen: blijf vasthouden aan het evangelie van Jezus Christus.
Niet ‘bezadigd’ maar ‘bezonnen’
Een typering die in de ‘profielschetsen van de ambtsdragers’, maar ook als eis aan alle gemeenteleden in de pastorale brieven regelmatig terugkeert, is die van soophroon. Dit wordt ongelukkigerwijze in de NBG-51 vertaald met ‘bezadigd’, maar kan veel beter met ‘bezonnen’ of ‘verstandig’ worden weergegeven. We vinden deze eis ook voor de vrouwelijke gemeenteleden (1 Tim. 2:9, 15), de opzieners (1 Tim. 3:2; Tit. 1:8), Timoteüs zelf (2 Tim. 1:7), de oude mannen (Tit. 2:2), de oude vrouwen (Tit. 2:5), de jonge mannen (Tit. 2:6) en voor alle gelovigen (Tit. 2:12). Het woord is in de wereld van de Griekse beschaving een belangrijke deugd. Plato noemt het als één van de vier hoofddeugden in zijn boek Republiek. Het staat voor zelfbeheersing: je niet door opvliegingen en driften laten bepalen,maar meester zijn over deze aandoeningen. In de pastorale brieven wordt dit dus als een belangrijke trek van ieder christen gezien, maar in het bijzonder van de ambtsdragers. Het ligt qua betekenis in de buurt van ‘nuchter’, maar heeft ook te maken met ‘inzicht hebben’. In zijn verweer voor Festus zegt Paulus dat hij geen onzin spreekt maar ‘nuchtere waarheid’. Hier mag ook vertaald worden met: ‘woorden van waarheid en bezonnenheid’ (Hand. 26:25).
Een appèl voor de laatste dagen
In 1 Petrus vinden we drie teksten waarin het werkwoord ‘nuchter zijn’ voorkomt. In 1 Petrus 1:13 lezen we: ‘Omgordt dus de lendenen van uw verstand, weest nuchter, en vestigt uw hoop volkomen op de genade, die u gebracht wordt door de openbaring van Jezus Christus’. ‘De lendenen omgorden’ betekent: het lange opperkleed opbinden zodat je onderweg niet struikelt. Omdat een mens ook over zijn gedachten kan struikelen, wordt gesproken over het omgorden van ‘de lendenen van uw verstand’. Met andere woorden gezegd: ‘weest nuchter’. Zie waar het op aankomt. Leef niet in een roes. Het gaat ook hier niet zozeer om de letterlijke betekenis van dit woord, maar om bewust te leven. Dat doet een mens als hij zich richt op het heil van God en met name op de toekomst van Christus: ‘vestigt uw hoop…’. De tweede tekst is 1 Petrus 4:7: ‘Het einde aller dingen is nabijgekomen. Komt dus tot bezinning en wordt nuchter, opdat gij kunt bidden’. Ook hier vinden we de verbinding tussen de verwachting van de grote toekomst en de oproep om nuchter te zijn. Dit laatste betekent dus ook: zie wat er gaat gebeuren, laat het je niet overvallen, bereid je erop voor. Pas op voor de ‘roes’ van het ongeloof.
De derde vermaning om nuchter te zijn staat in 1 Petrus 5:8: ‘Wordt nuchter en waakzaam.
Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden’. Het vervolg laat zien dat ook hier weer de grote toekomst, met alle lijden dat daarbij hoort (vs. 9-10), op de achtergrond staat. Geen wonder dat de duivel, in de korte tijd die hem nog rest, probeert de gelovigen te verslinden. De oproep om nuchter te zijn betekent: leef niet ‘onder invloed’ van de boze.
Het is waarschijnlijk dat in deze teksten teruggegrepen wordt op woorden van Jezus. Zijn oproep begint in Lucas 12:35 ook met: ‘Laten uw lendenen omgord zijn… ‘ (vgl. Luc. 21:34-36; 1 Petr. 1:13). Het woord ‘nuchter’ komt daar niet voor, wel de mogelijkheid van dronkenschap. Opvallend is dat ook Jezus deze vermaningen verbindt met de toekomstverwachting. De invloed daarvan komen we niet alleen in de eerste brief van Petrus tegen, maar ook in 1 Tessalonicenzen5:5-8.
Kern
‘Nuchter’ zijn betekent in het nieuwtestamentisch taalgebruik: geloven in de belofte die ons gegeven is en daarnaar handelen. Het gaat om een toekomstgerichte houding: in de gaten hebben wat er gaat gebeuren. ‘Nuchter’ is niet degene die op afstand blijft van de boodschap van het evangelie, maar hij of zij die daar in geloof en verwachting op ingaat. Nuchter zijn en bidden vormen in de Bijbel geen tegenstelling, maar horen juist bij elkaar.
Bezinning op het woord ‘bezonnenheid’ kan ons helpen om de schaduwkanten van onze genotscultuur te ontdekken. God is geen zuinige God die ons niets gunt. Hij gunt ons het leven. Juist daarom is het belangrijk om bewust te leven, dat is ‘bezonnen’. Wie zichzelf niet in de hand heeft, wordt uiteindelijk geleefd door zijn lusten en driften. Dat ‘onbezonnen’ leven het bestaan van enkeling en maatschappij uiteindelijk vernietigt, kunnen maatschappelijk werkers ons nog veel beter duidelijk maken dan dominees of pastoors.
Verwijzing
Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: hoop, wederkomst, zelfbeheersing.