Menu

None

Omwoelende meditaties

Kees van Ekris las met het oog op de preken op weg naar Pasen ´My Bright Abyss. Meditation of a Modern Believer´, van Christian Wiman

De Amerikaanse dichter Christian Wiman heeft een tumultueus boek geschreven. Recensenten schrijven erover als over een klassieker, Willem Jan Otten vergeleek het met de Pensées, en noemde het ook: ‘omwoelende meditaties’. Het boek bestaat uit een mozaïek van korte teksten: proza, gebed, aforismen, biografie, dispuut en dat tuimelt over elkaar heen en legt beslag op je als lezer. Het cirkelt steeds om de verwondering over het feit dat Wiman is gaan geloven, opnieuw gaan geloven, over het feit dat ‘mijn leven is opengebroken tot God’, zoals hij zelf schrijft. Maar nogmaals: het is tumultueus. De leidende metafoor is die van de afgrond, het ravijn. Maar dat ravijn is lichtend, bright. De metafoor ‘My Bright Abyss’ lijkt zowel te gelden voor het leven van deze schrijver, voor zijn geloofservaring, maar het lijkt ook een metafoor voor God.

Ik benoem enkele aspecten van het boek, geef enkele lees-impressies en citaten (met excuus: in het Engels), en benoem de reflectie die het bij me oproept ten aanzien van de prediking.

Mystagogische apologetiek

Christian Wiman (1966) is een gerenommeerd Amerikaanse dichter. Ooit in Texas strikt en pentecostaal opgevoed, maar daarna volgden jaren van diepe vervreemding tot het christelijk geloof en het afscheid daarvan. Dit boek is een beschrijving van een hernieuwde gewaarwording van Christus in zijn leven, en er zijn twee kernmomenten die dat veroorzaakten: de liefde en de dood. Het boek brengt je dichter bij dat fascinerende gebeuren dat, puur seculiere tijdgenoten die niet teruggedeinsd zijn voor de secularisatie maar er volledig in zijn ondergegaan, Christus ontdekken. Niet door terug te keren naar hun pre-seculiere leven, maar door midden in het vacuüm Hem gewaar te worden. Ik heb dat ook herkend. Het boek zou je kunnen lezen als een ‘mystagogische apologetiek’. Niet de apologetiek die buiten de aanvechting om in steriele beweringen het geloof probeert te handhaven, veel meer een mystagogische doorgang door de Godsvervreemding heen, naar een contemporaine gestalte van geloven. Voor de prediking gericht op tijdgenoten is dit een intrigerend boek.

Eerst de liefde. Wiman beschrijft een periode in zijn leven waarin hij in een vacuum terechtkwam. Hij kon niet meer schrijven, had geen energie en geen taal meer om poezie te laten gebeuren. In die periode ontmoette hij zijn vrouw, en hij schrijft over die liefde als een katalysator voor zijn geloof. ‘De liefde tussen mensen katalyseert de liefde tot Christus’. Tot hun stomme verbazing begonnen ze samen te bidden. Eerst bijna gegeneerd, onwetend wat het precies was dat hen bewoog, ‘but our passion had a religious moment: our human love reawakened divine love’. Terugkijkend zegt Wiman dat ‘in elke waarachtige liefde een ‘excess energy’ huist; een intrinsieke beweeglijkheid in de liefde zelf, die aanzet tot het zoeken van de essentie van die liefde, namelijk God.

Dan de dood. Ten tijde van hun prille liefde kreeg Wiman een doodvonnis. Hij bleek te lijden aan een zeldzame vorm van mergkanker. Het boek wordt erdoor gestempeld: De effecten van de behandelingen zijn onzeker, de pijnen die hij moet doorstaan bijna ondraaglijk, de dood is voortdurend aan de orde. Het boek kun je op velerlei wijzen typeren, maar het is ook een meditatie uit de afgrond. Zoals Moltmann ooit beschreven heeft dat hij in zijn eigen Waste Land, in de na-oorkogse jaren als geminachte Duitse prisoner of war, de lijdende Christus heeft ervaren als de Enige die Hem daar bereiken kon, zo beschrijft Wiman aangrijpend het isolement van zijn ziekte.

Maar daarin heeft hij iets ontdekt. Een wat langer citaat: ‘I am a christian because of that moment on the cross when Jesus, drinking the very dregs of human bitterness, cries out My God, my God, why hast Thou forsaken me? (I know, I know: he was quoting the Psalms, and who quotes a poem when being tortured? The words aren’t the point. The point is that He felt human destitution to its absolute degree; the point is that God is with us, not beyond us, in suffering). I am a Christian because I understand that moment of Christ’s passion to have meaning in my own life, and what it means is that the absolutely solitary and singular nature of extreme human pain is an illusion. I’m not suggesting angels are going to come down and comfort you as you die. I’m suggesting that Christ’s suffering shatters the iron walls around individual human suffering, that Christ’s compassion makes extreme human compassion – to the point of death, even – possible.’ ‘Christ, He won’t go away’.

Wie ooit naast een bed heeft gezeten van een geliefde of een gemeentelid die verteerd wordt door pijn, of wie dat misschien zelf heeft ondergaan, weet dat je dan eigenlijk niet meer bereikbaar bent voor anderen. Al de krachten die je nog hebt, heb je nodig om enigszins staande te blijven. Het is vaak een fysiek gevecht waarin iedere geestelijke ruimte je ontbreekt. Soms helpt iets van lichamelijk contact met een ander, maar meestal ben je volledig alleen, als in een cocon. Wiman beschrijft zijn behandeling op een vergelijkbare manier, als een keiharde verlating. En daar middenin heeft hij Christus beleefd als de enige die daardoorheen kan breken. Hij is getuimeld in een afgrond, maar die afgrond bleek verlicht.

Preken op Goede Vrijdag gaat over het gebeuren van de verzoening. Het is tegelijkertijd ook alle taal die je in je macht hebt, aanwenden om deze specifieke christelijke mystagogie te verkondigen: Hij is verlaten, opdat wij nooit meer verlaten zullen zijn. Golgotha heeft onze eigen eenzaamheid beslissend veranderd.

Andersoortige aanvechting

Nu schrijft Wiman op een hele realistische manier over het geloofsleven dat hij probeert vorm te geven. Wiman komt ook uit een Waste Land: ‘I have passed trough pain I could never have imagined, pain that seemed to incinerate all my thoughts of God and to leave me sitting there in the ashes, alone. I have been isolated even from my wife, though her love was constant, as was mine. I have come back, for now, even hungrier for God, for Christ, for all the difficult bliss of this life that I have been given. But there is great weariness too. And fear. And fury.’

Wat mij zo’n enorme winst voor de prediking lijkt, is wanneer in de preek het dolende van ons moderne bestaan doorklinkt. De flipperkast waarin wij leven, heen en weer geslingerd tussen geloof, twijfel en indolentie, momenten van passie en Begeisterung snel gevolgd door verveling en inertie, het monotone van de sleur van emails, gezin, werk, verplichtingen, vergaderingen, de steek van schuld die je soms zomaar verlamt en dan weer de desinteresse naar wat ertoe doet. Laat dat eens doorklinken in de prediking, niet als verwijt en aanklacht, maar als aanvechting.

Voortdurend klinkt in dit boek die aanvechting door: Dat het waarachtige ons steeds weer ontglipt. Ik denk dat het herkenbaar is voor hoorders van vandaag, en op een bepaalde manier behulpzaam: ‘Just when I think I’ve finally found some balance between active devotion and honest modern consciousness, all my old anxieties come pressuring up through the seams of me, and I am as volatile and paralyzed as ever. I can’t tell which is worse, standing numb and apart from the world, wanting Being to burn me awake, or feeling that fire too acutely to crave anything other than escape into everydayness. What I do know is that the turn toward God has not lessened my anxieties, and I find myself continually falling back into wounds, wishes, terrors I thought I had risen beyond’.
Geloven moet niet geafficheerd worden als een plastic bestaan voorbij aan twijfel en angst, eerder als de continue Stem die ons onwillige leven opschudt, vervreemdt, bij de kraag grijpt, beschuldigt, bevrijdt. ‘Sorrow is woven through our soul’, schrijft Wiman.

Moet je eens luisteren naar de golf van intensiteit die de gemeente overvalt, en die ze uitjammert tot haar God, wanneer we samen Psalm 42 zingen. Daar zit exact dat in, wat Wiman benoemt. Zoals Psalm 42 zelf ook een tumultueuze Psalm is, waarin het duister momentaan overwonnen wordt, en dan weer in golven naar binnen gutst.

Nu beschrijft Wiman tegelijkertijd hoe hij beleeft dat onze seculiere tijd het geloof vervlakt. Wiman heeft het dan vaak over het ‘verwijderd raken van de geloofservaring’. We beleven God in ‘fugitive instances’, in vluchtige gewaarwordingen, en geloven is een manier van leven proberen te ontwikkelen waarin je die momenten bewaakt, waarin ‘those experiences become available for the rest of our lives’. ‘Leven is altijd een kwestie van intensiteit, en intensiteit is altijd een kwestie van focus. De wanhoop die je in onze samenleving waarneemt, is het latente besef dat de ‘multiplicity of existence’ geen gelegenheid meer biedt om je innerlijke eigenheid en ook je innerlijke gewaarwording van Christus, te uiten. En de vrees is dat dat zo epidemisch wordt, dat je het gemis daarvan amper meer voelt.’ ‘I fear sometimes that we are evolving in such a way that the possibilities of these small intense points of intimacy and expression, are not simply vanishing but are becoming no longer felt as necessary pressures’. Een tijdgeest kan ook zo verlammend werken dat er een soort immuniteit gebeurt ten opzichte van die ‘fugitive glimpses of God’. Die momenten zijn niet afwezig in onze levens, maar ze worden amper waargenomen, en als ze waargenomen worden, is er amper taal en tijd meer om ze te uiten en te bewaren.

Nu is het opvallende dat Wiman zijn eerdere leven zonder geloof kan beschrijven vanuit dat apathische, dat ongevoelige tot God. Hij schrijft daarover als een leven waarin God niet gemist werd. ‘When I think of the years when I had no faith, what I am struck by, first of all, is how little this lack disrupted my conscious life. I lived not with God, nor with his absence, but in a mild abeyance of belief, drifting through the days on a tide of tiny vanities – a publication, a flirtation, a strong case made for weak nihilism – night all adagios and alcohol as my mind tore luxuriously into itself. I can see now how deeply God’s absence affected my unconscious life, how under me always there was this long fall that pride and fear and self-love at once protected me from and subjected me to. Was the fall into belief or into unbelief? Both. For if grace woke me to God’s presence in the world and in my heart, it also woke me to his absence. I never felt the pain of unbelief, until I began to believe.’ Terugkijkend kan Wiman zeggen dat hij een ledig bestaan leidde, maar van die ledigheid had hij nooit last. Dat kwam pas door het geloof. De absentie van God is voor hem een geloofservaring. Juist vanuit de ervaring van de Christus, weet je wat je mist en Wie je mist. Voorafgaande aan die ervaring was dat gemis geen gemis.

Prediking als ontregeling

Een belangrijk motief in dit boek is een eigensoortig pleidooi voor zowel discipline als ontregeling. Wiman benoemt steeds het gevaar van apathie en geestelijke verlamming, van volledig in beslag genomen worden door lawaai, verplichtingen, gedoe, geklets, en daardoor immuun worden voor oorspronkelijke ervaringen met Christus. Veel zogenaamde geloofstwijfel die hij om zich heen hoort, noemt hij niets anders ‘dullnes of mind and spirit’, gemakzuchtig afhaken waarin eigenlijk niets op het spel staat en waarbij geen traan gelaten wordt. Echte twijfel noemt hij een ‘actieve pijn’, ‘purifying rather than stultifying’, een pijn die je activeert om te zoeken en te vragen. Vergelijk dat eens met de gemakzuchtige atmosfeer die je zo vaak proeft bij mensen die klagen dat ‘de preek ze niets meer zegt’, of dat ‘het geloof zo ingewikkeld is’. Dat is het ook, en de prediking is ook maar gestotter, maar activeert het je, of is het een signaal van je apathie?

Eén van de remedies die Wiman noemt, en dat is een belangrijke reden voor zijn liefde voor poezie en kunst, is juist de ontregeling van de apathie. Juist kunst weet veelal dat wat onder de apathie ligt, te raken, te verbeelden, in muziek vorm te geven. Denk aan Rothko, en diens broeierige doeken waar zoveel diepte in ademt. Daarin zit ook kritiek van Wiman op de kerk en op de verveling die soms uit het kerkelijke leven opademt. De taal die wordt gebruikt is soms zo mijlenver verwijderd geraakt van de oorspronkelijke Godservaring, van de felle kleuren van de klacht, het Godsgemis, de angst en de extase van Hem weer vinden. Je ziet Wiman daar steeds zoeken naar felle taal. ‘We need to be shocked out our easy acceptance of propositional language about God’, schrijft hij. Zoveel kerkelijke taal voldoet volgens hem niet voor de ‘intense and sacred spiritual turmoil that so many contemporary people feel’. Dat is nog eens fascinerend om met elkaar te overwegen. Niet dat onze kerkelijke taal te onbegrijpelijk of te moeilijk is voor tijdgenoten, maar te vlak, te flauw, te voorspelbaar, te steriel, niet in staat om in de buurt te komen van dat wat onder de apathie verscholen ligt. Een van de grootste gevaren voor de kerk van nu, noemt hij de ‘false comfort’, de troost die niets van je vraagt.

De kerk moet juist helemaal niet vrezen om te ontregelen, om zelfs zo nu en dan offensief tegen te spreken. ‘Christ is a shard of glass in your gut’ zegt hij ergens. Dat is gewaagde taal, waarvan ik denk dat mijn generatie het op een bepaalde manier juist slikt en verstaat: Christus als een ‘stomp in je maag’, die je uit je gemakzuchtige leven stompt. Hij die je meeneemt naar een ravijn en je in het niets duwt, zodat je eindelijk doorkrijgt dat al je zogenaamde zekerheden flinterdun zijn. Dat zijn interessante denkoefeningen: Op welke manier is de ontregelende taal van de profeten en het dilettante van Christus in de Evangelieen nog traceerbaar in onze preken? Alsmede ook dat andere: de vervoering, de stille extase, een zekerheid gevonden hebben die de liefde motiveert en die de dood aankan, wanneer geven we ons ook in de prediking over aan die geloofsdimensies? Staat er nog wel eens een prediker als een dansende derwisj op de kansel? Wiman durft die meer polemische toon in ieder geval aan. ‘Je dacht zo vaak dat de leegte die je voelt komt door een gemis in je relatie, een gebrek van je ouders, de verveling met je werk, maar het is iets anders: het is jouw ‘avoidance of God’ die je leven ledig maakt.’

Mortificatio

Zoals in elke mystiek aangelegde tekst, speelt het ‘sterven van het ik’ een opvallende rol in het boek. Elke waarachtige geestelijke ervaring, schrijft Wiman, zorgt voor een ‘war of wills’ in de mens, en juist door de geestelijke ervaring wordt je ervan bewust dat er ‘een mens in je huist die sterven moet’. ‘I believe that God requires every last cell of myself to bow down’. Een van de interessante aspecten die Wiman benoemt, als voorbeeld van iets dat je los moet laten en waar je aan moet sterven, is de ‘cultus of the loneliness’ die een bepaalde vorm van existentialisme zo koestert. Wiman zegt het opnieuw vrij gewaagd: ‘There is a kind of insistence on loneliness that is diabolical’. Waar het me hier om gaat is dat in een boek als dit de thematiek van het sterven van de oude mens, en de niet-onderhandelbare eis van God dat alles in mij buigen moet, dat dat geen stoffige thema’s zijn, maar dat ze zo gezegd kunnen worden dat ook tijdgenoten er een evidentie in ontdekken. In ieder geval schroomt Wiman niet om deze thema’s met een eigensoortig gezag neer te zetten, en dat is een verademing vergeleken met hoe wij vaak beschroomd omgaan met dezelfde geestelijke thema’s uit onze traditie. Ze moeten wel verteld worden in de gestalte waarin ze nu aan de orde zijn.

Ik lees het boek ook als voorbereiding op de preekcyclus van de lijdenstijd en Pasen. Het is een voorrecht om in die prediking de felle kleuren en de felle thematieken uit de laatste hoofdstukken van de Evangelieën niet dof te maken, maar in taal van nu en in met het oog op mensen van nu, juist zo fel mogelijk te schilderen.

Literatuur

Piet van Die: God als lichtend ravijn. Liter 75/september 2014, pp 72-74
Kethleen Norris: Faith Healing, New York Times 24 may 2013
Willem Jan Otten: Bijna-levenervaring. Trouw 26 oktober 2014
Catharine Stimpson: Review of Christian Wiman’s ‘My Bright Abyss’, Huffington Post 24 march 2014
Christian Wiman: My Bright Abyss. Meditation of a Modern Believer. Farrar Straus and Giroux, New York 2013

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken