Onder vier ogen
Bij Matteüs 18,(1)15-20
‘Wie is de grootste in het Koninkrijk der hemelen?’ Dat is de vraag waar dit hoofdstuk mee inzet. Op tal van manieren wordt antwoord gegeven op die vraag. Verschillende invalshoeken, die uiteindelijk allemaal één ding duidelijk maken: het antwoord wordt gevonden in het kleine. Een radicale omkering: als je het grootste zoekt, kijk dan naar het kleine!
Om te beginnen zet Jezus een kind centraal. Zoals de Naardense Bijbel het verwoordt: ‘Hij dus die gewoon gering durft te zijn – zoals dit kind – die is de grootste in het Koninkrijk der hemelen!’ (Mat. 18,4). Even verderop wordt van deze ‘geringen’ gezegd, dat hun engelen in de hemel onophoudelijk het gelaat van de hemelse Vader aanschouwen (Mat. 18,10). Vervolgens wordt de zoektocht beschreven naar dat ene verloren schaap. God wil niet dat één van deze geringen verloren gaat. Kortom: het kleine telt bij God.
Moed geboden
Zo is het ook in het gedeelte dat hierop volgt (Mat. 18,15-17). Jezus richt de blik op de kleinst mogelijke betrekking tussen twee mensen: die onder vier ogen. Dáár ligt de basis van de gemeenschap, dáár is het waar vrede kan ontstaan. Een tekstgedeelte overigens, dat in eerste instantie vragen oproept. Wordt hier een pleidooi gehouden voor ‘gemeentetucht’? Roept dit geen beelden op van strenge kerkenraden en meedogenloze oordelen, die (gelukkig) op veel plaatsen verleden tijd zijn? Hoe het ook zij, de basis van de oproep die Jezus hier doet is een sterke: begin zo kleine mogelijk, onder vier ogen. Geen gemakkelijke opdracht. Hoe vaak slaan we deze stap niet over? Hoe vaak hebben we niet al lang met derden over iemand gesproken, voordat we de moed opvatten om met diegene direct in gesprek te gaan (als we dit laatste al doen)? Eén op één met de ander in gesprek gaan, kan maken dat je de ander inderdaad voor de gemeenschap behoudt: de kwestie kan worden opgelost, zonder dat er achter diens rug om over hem of haar gesproken wordt.
Als het gesprek onder vier ogen niets oplevert, kun je er altijd nog anderen bij betrekken. Uiteraard vraagt het grote zorgvuldigheid wie je erbij betrekt en welke rol je diegene toedicht. De stap naar het erbij betrekken van de hele gemeente is in de meeste gevallen niet raadzaam, aangezien het voor de persoon in kwestie langdurige negatieve gevolgen kan hebben. Mocht het allemaal niet baten, ‘behandel hen dan zoals je een heiden of een tollenaar behandelt’. Het is nog de vraag wat dit vervolgens precies inhoudt, zeker met het verhaal van Jezus en Zacheüs de tollenaar (Luc. 19,1-10) in het achterhoofd…
Aarde en hemel verbonden
Jezus neemt dit alles niet licht: ‘Al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden (‘losmaken’, Naardense Bijbel) zal ook in de hemel ontbonden zijn’ (18,18). Al eerder wordt deze gedachte in Matteüs genoemd, namelijk waar Jezus dit vermogen en de sleutels van het Koninkrijk in de handen van Petrus legt (Mat. 16,19). Een grote verantwoordelijkheid wordt hier in mensenhanden gelegd. Waar het vorige gedeelte associaties opriep met strenge gemeentetucht, zo doet dit gedeelte gemakkelijk denken aan afkeurenswaardige aflaatpraktijken uit het verleden. De kerk zou in de lijn van de apostelen kunnen beschikken over vergeving van zonden, met alle gevolgen van dien. Geen wenselijke situatie. Toch schuilt ook in deze woorden verborgen waarheid. Wat eruit duidelijk wordt, is dat er een nauwe samenhang bestaat tussen aarde en hemel. Wat op aarde gebeurt, heeft zijn doorwerking in de hemel. Een alledaagse uitwerking hiervan is de uitspraak ‘de lucht is opgeklaard’, wanneer mensen hun hart hebben gelucht en zich weer hebben verzoend. Er hangt niets meer tussen hen in. Meer bijbels is het beeld dat er vreugde is in de hemel, wanneer dat ene schaap op aarde gevonden is. Verzoening in de meest kleine menselijke betrekkingen draagt er dus wezenlijk aan bij, dat het Koninkrijk van de hemel dichterbij komt.
Twee mensen samen
De samenhang tussen hemel en aarde blijkt ook uit het vervolg: ‘Als twee van jullie eensgezind om iets vragen (‘samenstemmen’, Statenvertaling), wat het ook is, dan zal mijn Vader in de hemel het voor hen laten gebeuren’ (Mat. 18,19). Een uitspraak die ook weer vragen oproept, want hoe vaak bidden twee mensen wel niet eensgezind om genezing, die vervolgens uitblijft? Beter voorstelbaar is dan ook de gedachte die hierop volgt, dat Jezus daar is waar twee of drie mensen in zijn naam samen zijn. Niet langer is het samenkomen vanuit bloedbanden of vanuit een sociale klasse doorslaggevend, maar de geest waarin je samenkomt. Jezus woont daar waar mensen als individuen in vrijheid samenkomen, gedreven vanuit een interesse in God en in elkaar. Of zoals Augustinus het verwoordt: Ubi caritas et amor, Deus ibi est. Een belangrijk gegeven, ook voor het gemeentewerk in deze tijd. Jezelf en elkaar na afloop van een gemeenteavond niet de vraag te stellen: ‘Hoeveel mensen waren er?’, maar: ‘Hadden we het gevoel, dat God er was?’
Wie is eigenlijk de grootste?
‘Wie is eigenlijk de grootste in het Koninkrijk van de hemel?’ De grootste is degene die de moed heeft zijn of haar broeder of zuster onder vier ogen aan te spreken, als er iets dwarszit. Degene die de kleinste intermenselijke relaties koestert als plekken waar vrede kan beginnen. De grootste is degene die oog heeft voor die ‘kleine plekken’ waar God onder de mensen woont. Want waar vrede is in je huis, daar kan vrede komen in de straat. Waar vrede is in de straat, kan vrede komen in de stad. Waar vrede is in de stad, kan vrede komen in het land. Het Koninkrijk van de hemel begint onder vier ogen.