‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’
Witte Donderdag (Exodus 12:1.15-20, Psalmen 81 en Johannes 13:1-15)
Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.
In Exodus 12:1.15-20 wordt veel nadruk gelegd op het eten van ongedesemd brood. Het niet volgen van de voorschriften leidt zelfs tot uitsluiting uit de gemeenschap. Deze laatste maaltijd in Egypte is zo’n gedenkwaardig keerpunt dat de institutionalisering ervan volgt.
Klaar voor een nieuwe toekomst
De vorm van de maaltijd aan de vooravond van de uittocht uit Egypte gaat terug op een oude herderstraditie. Zo’n maaltijd werd gebruikt bij het vertrek naar nieuwe weidegronden. Ongedesemd herdersbrood met bittere woestijnkruiden werd gegeten bij lamsvlees dat – bij het ontbreken van kookpotten – werd geroosterd. De institutionalisering van dit gedenken (12:14-20) roept ertoe op in de toekomst steeds opnieuw de Eeuwige te volgen naar nieuwe weidegrond en oude verslaving achter te laten. Nieuw voor de toekomstige viering is de duur van zeven dagen, met zeven als getal van de volheid. De verheven stijl van de voorschriften benadrukt het belang ervan, net als de herhaling in andere bewoordingen (12:17-20). Het is een gebruikelijke manier in het oude Oosten om nadruk te leggen. Zo correspondeert vers 17 ook met vers 14: ‘Je moet in acht nemen’, en vers 18 met het eerste deel van vers 15. Vers 20 bevat de formele conclusie.
Een blij begin
Psalm 81 wordt in de joodse traditie gezongen op Rosj Hasjanah, het joodse Nieuwjaar, de dag waarop het proces van bevrijding uit de slavernij in Egypte begint. Het is een tijd van vreugde en herinnering. De sjofar wordt geblazen, ook als oproep om zelf slaven te bevrijden (Leviticus 25:9). De climax van bevrijding uit Egypte vindt later plaats, wanneer het volk echt uit Egypte vertrekt en er een einde komt aan hun slavenbestaan (Psalmen 81:6). Ook de tocht door de woestijn en de verbondssluiting worden herdacht (81:8). En er wordt herinnerd aan de nalatigheden van het volk. Niet zozeer om schuldgevoelens op te wekken, maar als stimulans tot verandering van gedrag voor nieuwe mogelijkheden om het spoor van de Eeuwige te volgen in het nieuwe jaar. Dan is de hulp van de Eeuwige gegarandeerd.
Een meester en heer die dient
Bij Johannes is de weg die Jezus gaat een leitmotiv: zijn ‘neergaan’ (Gr.: katabaino) vanuit de Vader door het letterlijk cruciale uur van de kruisdood heen naar zijn ‘opgaan’ (Gr.: anabaino) tot de Vader (vgl. 13:3). Dat uur van de dood aan het kruis is nu onontkoombaar geworden. Dat, en daarmee het belang van wat Jezus gaat doen, verklaart de plechtige toon van de eerste verzen, waarin zoveel nadruk ligt op de liefde van Jezus voor zijn volgelingen, terwijl tegelijk de verleider op de loer ligt met het lokaas van zilverlingen. Dat twee keer wordt vermeld dat Jezus zich van dit uur bewust is, van dit uur ‘weet’ (Gr.: eidoos – 13:1.3), verhoogt nog het dramatisch effect.
De maaltijd in 13:2 is geen paasmaal. Liet de zalving van Jezus’ voeten door Maria, die hieraan voorafging (12:1-8), haar overgave zien aan Jezus tot en met het deel hebben aan zijn lijden en dood, met dit optreden trekt Jezus de lijn door van Marcus 10:45 en Lucas 22:27. Niet de voetwassing op zich, die als bewust teken midden onder de maaltijd plaatsvindt, maar Jezus’ dienst tot de dood is het eigenlijke onderwerp van gesprek met Jezus als verantwoordelijke ‘leermeester’ (Gr.: didaskalos; Hebr.: morèh) en ‘heer’ (Gr.: kurios; Hebr.: ’adon) voor zijn leerlingen, die er binnenkort alleen voor staan (13:13). Het toont de essentie van wat het betekent leerling van Jezus te zijn: er te zijn voor de ander, gezagvolle dienst, hoe tegenstrijdig dat ook klinkt. Het absolute tegendeel van opgelegde slavernij.
Petrus’ reactie is herkenbaar. Zelfs een slaaf van Israëlische herkomst was niet verplicht voeten te wassen. Johannes wil duidelijk maken dat het niet gaat om reiniging, niet om meer-minder of hoger-lager, maar om een algemeen dienende houding. De (Gr.:) diabolos (Hebr.: sjathan – 13:2) is geen duivel, maar een hinderaar en hier een handlanger van de gevestigde orde. Immers, Jezus’ actie past niet bij denken in rangen en standen, nog zo aanwezig in onze samenleving. Hoogstens kan het nog op applaus rekenen als publiciteitsstunt. Maar daarvan is hier geen sprake. Wat Jezus hier leert met gezag, is een houding die steeds opnieuw moet worden verteld, geleerd en herdacht, omdat al te snel de gangbare patronen weer de overhand krijgen. Dat wordt plechtig en nadrukkelijk bevestigd en als taak aan de leerlingen opgedragen (13:16-17).
Een les om te gedenken
Het journaal van 22 augustus 2020: ‘Bedrijven steken te veel in eigen zakken en te weinig in de samenleving. Alleen de salarissen van de top stijgen, niet die van de werkers.’ Voorbeeld van ‘heren en meesters’ die te weinig oog hebben voor de a(A)nder. Die monumenten bouwen voor zichzelf, die bij de eerste de beste crisis ineenstorten, in plaats van zich in te zetten voor blijvende en gedenkwaardige verbondenheid met medemensen. Wat Jezus hier als lering voorhoudt, geldt niet alleen voor christenen maar voor iedereen, om ons eraan te herinneren dat we allemaal kinderen zijn van één Vader, die zijn Zoon gezonden heeft om ons de essentie van het mens-zijn voor te leven. Iedereen die zo doet is rein, maar op onze vaak modderige wegen blijft een voetwassing af en toe wel nodig. Om te gedenken.
Deze exegese is opgesteld door José Vos.