Vandaag is het precies een jaar geleden dat de man overleed, die mij zijn naam gaf. Frank heette hij, net zoals ik. ‘Senior’ zeiden onze vrienden en kennissen er dan standaard achteraan. Want Frank Junior, dat ben – was – ik. Sinds een jaar is die bijstelling niet meer nodig. De man die mij zijn naam gaf, zit aan het eeuwig banket bij de Vader, een genoegen waarop ik hoop nog even te mogen wachten. Niet dat ik het eeuwig Hosanna voor de troon van het Lam versmaad, maar ik heb nog enkele belangrijke zaken af te handelen in dit ondermaanse.
Over de ooievaar, die mijn vader was
Maandag is de dag van de Theologenblog; een actuele blog uit de pen van een richtinggevend theoloog. Deze week is dat Frank Bosman, die reflecteert op het verlies van zijn vader, aan de hand van het spel Spiritfarer.
Frank Bosman
“En dan laat ik hem weer los. Elke keer weer opnieuw.”
Vandaag is het precies een jaar geleden dat de man overleed, die mij zijn naam gaf. Frank heette hij, net zoals ik. ‘Senior’ zeiden onze vrienden en kennissen er dan standaard achteraan. Want Frank Junior, dat ben – was – ik. Sinds een jaar is die bijstelling niet meer nodig. De man die mij zijn naam gaf, zit aan het eeuwig banket bij de Vader, een genoegen waarop ik hoop nog even te mogen wachten. Niet dat ik het eeuwig Hosanna voor de troon van het Lam versmaad, maar ik heb nog enkele belangrijke zaken af te handelen in dit ondermaanse.
Nu wil het toeval – natuurlijk is dat gewoon een andere naam voor de Voorzienigheid – dat ik enkele dagen geleden een nieuw spel aanschafte. Mensen die mij al wat langer kennen, zal dat niet verbazen, aangezien videogametheologie mijn expertise en passie is. De game heet Spiritfarer en is al weer enkele jaren oud. Dat kan kloppen, aangezien ik altijd wacht met het kopen van games tot ze in de aanbieding zijn. Het Nederlandse bloed stroomt immers waar het niet gaan kan.
Spiritfarer
De ster van de game heet Stella en zij moet op een goede dag de taak overnemen van de oude Charon. Charon kennen we natuurlijk als de veerman der doden die volgens de Griekse overlevering de zielen over de rivier de Styx helpt. Toen ik zelf nog op het gymnasium zat, vond ik dit hele veermangebeuren een beetje droefgeestig, omdat voor de overgrote meerderheid van de zielen het hiernamaals leek te bestaan uit een halfslachtig dolen in het schimmenrij. Alleen het bloed van een offerdier kon hen tijdelijk hun geheugen en identiteit terug geven.
Als de nieuwe veerman der doden moet Stella, en achter haar de speler, de zielen van overleden mensen opzoeken om hen op hun laatste reis te begeleiden. Zowel met de reis als met de zielen is echter iets bijzonders aan de hand. De overledenen beginnen als in gewaden geklede schimmen zonder eigen identiteit. Eenmaal aan boord van het door Stella zelf langzaam maar zeker uitgebouwde schip, nemen ze de vorm van een dier aan en daarmee ook een sterke eigen identiteit. Het hert houdt van troostvoedsel en rust, de slang is een vegetarische meditatie-goeroe, de kikker een goedlachse alleseter die midden in een onweersbui gepassioneerd op zijn fluit speelt.
Mijn vader, de Ooievaar
En natuurlijk kunnen mijn gedachten geen andere gang maken dan zich af te vragen welke vorm mijn eigen vader heeft aangenomen toen hij Charons schip bereikte de dag na zijn overlijden. Ik denk aan een zeevogel die rustig over de oneindigheid van de zee zweeft ver over de woeste golven van het dagelijkse bestaan. Maar dan wel zo’n vogel die op één been kan staan, anders klopt ’t niet. Mijn vader verloor namelijk op zijn 12e één van zijn twee benen in een tramongeluk en liep de rest van zijn leven met een prothese. Een vogel dus met één been: een ooievaar of zo. Ja, dat kan kloppen.
Stella leert haar klantjes in korte tijd goed kennen. Allemaal hebben ze tijd nodig om naar de overkant te komen. Als speler help je hen een mooi huisje op het schip te bouwen dat bij hen past, kom je achter hun favoriete eten – nogmaals de kikker vindt alles tof – en help je een laatste wens te vervullen – hoe klein of groot dan ook. Het hert – Gwen genaamd – heeft een problematische verhouding met haar stiefvader die haar tot een zelfmoordpoging drijft, op het laatste moment voorkomen door Stella. Zij helpt Gwen haar lot en leven te accepteren en vrede te vinden. En zo hebben alle zielen hun eigen verhaal.
Een kraaiennest?
Terug naar mijn eigen Ooievaar. Wat zou ik hem bouwen op mijn dodenschip? Hoe zou ik ’t inrichten? Wat zou ik hem te eten geven? Waar zou ik hem vrede mee laten vinden? Het zijn vragen die door mijn hoofd heen spelen deze weken. Voor mijn vader bouw ik waarschijnlijk een kraaiennest boven in de hoogste mast, want ooievaars zitten graag hoog en droog. Maar het schip heeft geen masten en geen roer, en vaart zoals Stella dat wenst. En bovendien had mijn vader hoogtevrees en ook in de dood wil ik ‘m dat niet aandoen.
Ik denk dat ik een klein, houten huisje zou bouwen. In dat huisje zet ik een grote boekenkast met daarin ruimte voor de verhalen van Winnetou, Sherlock Holmes en Perry Rhodan, een Duitse science fiction-serie die echt niemand kent, maar wij wel. Ik zou naast hem gaan zitten in dat houten huisje en hem voorlezen, zoals ik dat ook de laatste weken van zijn leven deed. Vroeger, toen ik jong was en door astma vaak aan bed gekluisterd was, las hij mij voor; nu ik hem. En onderwijl zou hij in slaap sukkelen, zoals hij dat in zijn laatste dagen deed en ik in mijn bedje zo lang geleden.
En dan laat ik hem weer los. Elke keer weer opnieuw.
Ik zou ook een televisie installeren in zijn hutje; niet zo’n enorme, maar een kleintje. En op die televisie zouden we samen de Tour de France kijken, vooral de Koninginnenritten op de Col du Tourmalet en L’Alpe d’Huez. Maar dan alleen de etappes waarin een Nederlander wint natuurlijk. En ook zouden we de wedstrijden van het Nederlands voetbalelftal kijken, maar dan natuurlijk alleen de wedstrijden waarin we winnen van Duitsland. Of Rusland. Dat waren immers, zo zegt men dan, ‘nog eens tijden’.
Helaas kan ik mijn vader niet uitnodigen op de boot van Spiritfarer: ons stervelingen is dat normaal gesproken niet gegund. Maar misschien kan ik een huisje op mijn Stella-boot vrijhouden: daar kan mijn vader dan even uitblazen van zijn leven. Samen kijken we voetbal. Samen genieten we van de Tour. En dan laat ik hem weer los. Elke keer weer opnieuw. Zoals Jezus vroeg aan Maria Magdalena – het is immer bijna Pasen – ‘hou me niet vast,’ laat me los.
Het ga je goed, ouwe jongen, en tot aan de overkant.
De reiger en de schildpad bevat meer dan vijftig sprookjes en fabels uit de oude Oriënt. Een groot aantal ervan verschijnt hier voor het eerst in Nederlandse vertaling. Meindert Dijkstra geeft bij ieder sprookje of fabel uitleg over de herkomst en betekenis ervan. Daarnaast trekt hij lijnen naar moderne sprookjes zoals die van gebroeders Grimm en Walt Disney. Omdat deze oude sprookjes en fabels nog geen uitgesproken moraal hebben, zijn ze goed geschikt voor de moderne lezer die niet zit te wachten op de zoveelste moraalridder.