Menu

Basis

Pastoraat en diaconaat – mens zijn in relatie

Een wandelaar op pad

Mensen zijn mensen in relatie tot God, medemensen en schepping. Daarbij heeft elk mens een eigen waarde. In pastoraat en diaconaat gaat het erom mensen in deze waarde te bevestigen door echt naar hen te luisteren, in een respectvolle omgang, wederkerigheid, het hebben van tijd en door trouw te betonen.

Je bent geen mens in je eentje. Je bent niet puur een individu. Je staat altijd in relatie met andere mensen, van heel dichtbij tot ver weg. De aard van die relaties heeft grote invloed op wie je bent. Om uitersten te noemen: relaties kunnen mensen vernederen en soms verwoesten, ze kunnen ook bijdragen aan je menswording. Het maakt nogal wat uit of je opgroeit in een situatie van vernedering en geweld of in een gezin, waarin je liefde ontvangt. De Bijbel leert ons met grote kracht dat je mens zijn alleen tot zijn recht kan komen in goede relaties met God, medemensen en de schepping in haar geheel.

In pastoraat en diaconaat gaat het ook om het aangaan, opbouwen en onderhouden van relaties. Wel is de invalshoek, zeker in eerste instantie, verschillend: bij het pastoraat gaat het om vragen van geloof en zingeving (levensvragen) en bij diaconaat om de materiële, sociale, fysieke en psychische noden. Pastoraat en diaconaat vinden plaats op het individuele niveau in de relatie tussen twee mensen. Zij kunnen echter vorm krijgen in activiteiten die inzetten op gemeenschapsvorming met meer mensen, zoals maaltijdprojecten en inloophuizen.

Mens als beelddrager van God

Als relaties de basis vormen van zowel pastoraat als diaconaat, dan is uiteraard een volgende vraag van belang: wat is dan de aard en de inhoud van die relaties, die kerken in hun pastoraat en diaconaat aanbieden? Daarvoor is van groot belang wat we in het eerste scheppingsverhaal, in Genesis 1: 26,27, lezen: de mens is door God geschapen en wel naar diens beeld. Dit scheppingsverhaal is onderdeel van de verhalenreeks in Genesis 1-11, over de zogeheten oergeschiedenis van de mensheid. Ook elders in het Midden-Oosten vinden we zulke verhalen, maar het is veelzeggend dat de Bijbelse verhalen een eigen lijn trekken die mede een antwoord vormen op de indrukwekkende cultuur van Mesopotamië. Daarin zijn koning en priester, de wereldlijke en religieuze machthebbers, geschapen naar Gods beeld. Mensen moesten in hun dienst werken. In het Bijbelse scheppingsverhaal zijn alle mensen beelddrager van God! In Genesis 5 lezen we dan ook dat Adam (en niet de koning) beelddrager is van God en dit overdraagt op zijn nageslacht. In de opsomming van namen vinden we geen koningen. Met dat alles is gezegd dat elk mens telt, een waarde in zichzelf heeft, een eigen waardigheid. Elk mens doet ertoe ongeacht sekse, fysieke en psychische kracht, intelligentie, etnische herkomst of welk ander criterium je kunt bedenken om mensen in hoger en lager te ordenen. Deze fundamentele gelijkwaardigheid gaat vooraf aan alle verschillen. Dat kan dwars tegen de feiten ingaan: de verslaafde die in de goot ligt, is ook een kind van God en heeft een eigen waarde. Op grond hiervan kwam het christendom op voor een universele verantwoordelijkheid voor elkaar, ook en juist voor armen, zieken, mensen met een handicap en andere mensen in nood. Dat mag niet beperkt blijven tot mensen van de eigen familie of bijvoorbeeld beroepsgroep. Het positieve antwoord op de vraag ‘ben ik mijn broeders en zusters hoeder?’ was echt een nieuwe visie, die het vroege christendom inbracht in het Romeinse rijk. Het deed dit in vieringen, de omgang met elkaar, woorden en daden. Dat laatste door zich bijvoorbeeld in te zetten voor slachtoffers van epidemieën en aardbevingen in eigen kring en daarbuiten.

Prof. Noordegraaf verzorgde de openingstoespraak op de Landelijke Pastorale Dag 2017. Ter inleiding daarop schreef hij voor het Ouderlingenblad van maart jl. zijn artikel ‘Pastoraat en diaconaat’. Het artikel in dit nummer zou als uitwerking of vervolg gelezen kunnen worden.

Elk mens telt en heeft een eigen waardigheid

Wie zijn mensen?

De woorden ‘elk mens’ roept de vraag op: wie zijn mensen? Dat lijkt een overbodige vraag, want dat is toch vanzelfsprekend? Wie echter in de geschiedenis kijkt en om zich heen in het heden zal zien dat dit geen overbodige vraag is. Om een voorbeeld te noemen: mensen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking werden ook in onze West-Europese geschiedenis niet als volwaardige mensen gezien, die recht hadden op een leven naar hun mogelijkheden. Zij werden buiten de samenleving geplaatst of zelfs gedood. Het christendom kwam op voor het verbod op het doden van kinderen, waarbij ook aan kinderen met een handicap gedacht moet worden, omdat dit een moord op mensen was. Daardoor werd er al in de vierde eeuw na Christus een verbod op het doden van kinderen in het recht opgenomen. Een ander voorbeeld vormen de discussies in de zestiende eeuw of indianen en zwarten ook een ziel hadden, met andere woorden volwaardige mensen waren. Dat was geen onschuldige discussie, omdat het al dan niet geoorloofd zijn van slavernij hiermee samenhing.

Bevestiging in waardigheid

In pastoraat en diaconaat vindt een bevestiging van mensen in hun waardigheid plaats. Bevestiging, omdat elk mens die door God geschonken waardigheid heeft. Die bevestiging werkt door in de houding en in omgangsvormen, tot in de blik waarmee je naar mensen kijkt en wat je wel dan niet hoort van mensen (echt luisteren). Daarin komt naar voren of je mensen serieus neemt en of je ze met respect bejegent. Mensen voelen haarfijn aan of je dat doet en of het echt is. Dit betekent het staan naast mensen, luisteren naar hun levensverhalen, weet hebben van de omstandigheden waaronder zij leven (huisvesting, opleiding, inkomen, gezondheid, afhankelijkheid van instanties, gezinssituatie, enzovoort). De nadruk ligt op communicatie en waarnemen (luisteren, maar ook alert zijn op non-verbale communicatie). Dan komen we op het spoor waarin mensen vreugde en verdriet, heil-en onheil, zin en zinloosheid ervaren. Nadrukkelijk staat er ‘vreugde en verdriet’, omdat in pastoraat en diaconaat niet alleen de nare dingen aan de orde komen, maar ook de zaken die plezier en vreugde geven (het kind dat zijn zwemdiploma haalt). In zo’n relatie zijn wederkerigheid, aandacht en vertrouwen cruciaal alsook het nemen van tijd.

Op het spoor komen waarin mensen vreugde en verdriet, heil en onheil, zin en zinloosheid ervaren

Tijd en wederkerigheid

In de zorg zijn er twee manieren om met tijd om te gaan. Het kan gaan om een vooropgesteld doel dat in een afgebakende hoeveelheid tijd bereikt moet worden door het verrichten van een aantal technische handelingen. Bijvoorbeeld het wassen van iemand of het aantrekken van een steunkous in zoveel minuten. Het is belangrijk dat zulke handelingen goed verricht worden, maar als er geen tijd is voor een gesprek dan verschraalt de zorg. Een andere manier van omgaan met tijd is die welke gericht is op communicatie. Deze communicatie is niet iets dat alleen vooraf of in het begin van belang is om mensen te leren kennen, zodat je je eigen verhaal beter kwijt kunt door aan te sluiten bij de mensen. Nee, het is iets wat de gehele pastorale en diaconale praktijk zou moeten kenmerken. Het streven naar wederkerigheid in relaties betekent bereid zijn om te leren van anderen. Dat betreft niet alleen degene die het bezoek brengt of in een inloophuis bij de koffie met mensen praat, maar ook als kerkelijke gemeenschap. Wat leren wij van mensen die dementerend zijn, van mensen die het moeten zien te rooien in een situatie met schulden, mensen die dakloos zijn en noem maar op? Hoe zien wij die mensen? Hoe gaan wij en de samenleving met hen om? Proberen wij samen met hen nieuwe perspectieven te ontwikkelen in hun leven door mensen ook aan te spreken op hun mogelijkheden? En als dat niet mogelijk is, naast mensen te staan en het met hen uit te houden in hun situatie? Krijgt wat we tegenkomen in pastoraat en diaconaat een plaats in het kyriëgebed en de voorbeden? Gaan we in gesprek met de burgerlijke gemeente, een woningcorporatie of nog andere instanties als mensen in de knel komen door gebrekkig beleid, regelgeving en uitvoering?

Wederkerigheid betekent bereid zijn om te leren van anderen

Het bovenstaande klinkt misschien allemaal vanzelfsprekend. Wie weet niet dat je in pastoraat en diaconaat echt moet luisteren naar mensen? Maar dat is het niet. Zonder te stellen dat andere organisaties een dergelijke benadering niet (zouden kunnen) hanteren, is het wel duidelijk dat deze een eigen karakteristiek vormt van het pastorale en diaconale profiel. Zonder er zich op voor te laten staan, zouden kerken moeten beseffen hoe waardevol het is wat zij met vallen en opstaan proberen te doen. Het valt mij op dat vele burgerlijke gemeenten, als zij echt weet hebben van kerkelijke activiteiten, het belang daarvan voor zorg en welzijn onderkennen en bereid zijn tot samenwerking.

Als wij mensen zien en beseffen dat zij een schepsel van God zijn, dan is dat geen neutrale waarneming. Ze heeft vergaande gevolgen voor ons eigen leven, voor de kerk en voor de samenleving. Pastoraat en diaconaat proberen iets daarvan tot uitdrukking te brengen.

Dr. H. Noordegraaf is bijzonder hoogleraar voor diaconaat aan de Protestantse Theologische Universiteit Amsterdam en Groningen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken